Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE LAATSTE DINGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE LAATSTE DINGEN

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(vervolg)

Zo spreekt ook Psalm 17, 15 er van als het daar luidt: Maar ik zal Uw aangezicht in gerechtigheid aanschouwen. Ik zal verzadigd worden met Uw beeld als ik zal op waken; en Psalm 49, 16: Maar God zal mijne ziel van het geweld des grafs verlossen, want Hij zal mij opnemen. Maar ook Pred. 11, 9 kan dienen als bewijs voor de onsterfelijkheid der ziel, waar daar gesproken wordt van het komen voor het gericht Gods, dat in verband met de leer der ganse Schrift in dit opzicht, met name plaatsvindt na de dood, en dus een verwijzen inhoudt naar de hel, als er geen verzoening in Christus in dit leven plaats vond.

Ook Jesaja gewaagt er van als hij zegt: Uwe doden zullen leven; ook mijn dood lichaam; zij zullen opstaan, waarmede hij de persoonlijke opstanding van de gekenden des Heeren uitspreekt, Jes. 26, 19. De bij het sterven afgescheiden ziel blijft dus voortbestaan en zal in de grote dag der opstanding weer met het lichaam verenigd worden. Ook in Daniël 12, 2 tenslotte wordt nog gewaagd van de opstanding, en wel die van de rechtvaardigen tot het eeuwige leven, en die van de goddelozen tot versmaadhe'den en eeuwige afgrijzing.

Uit dit alles uit het Oude Testament wordt, bij s"ömmige uitspraken meer klaar en in in andere minder klaar gesproken van het voortbestaan der ziel, en de uiteindelijke opstanding des vleses.

Nog duidelijker dan in het Oude worden de onsterfelijkheid der ziel geleerd in het Nieuwe Testament. Wel komt ook de uitdrukking Hades, min of meer overeenkomend met de O. Testamentische Sjeool ook voor, en is Hades niet zonder meer te vereenzelvigen met „hel" maar toch komt met name juist in het Nieuwe Testament het verschillend onderscheid tussen het einde van het volk Gods tegenover dat der goddelozen heel duidehjk uit.

Zo zegt ook Matth. 10, 28: Vreest u niet voor degenen, die het Hchaam doden en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel. Hier wordt immers geleerd, dat de ziel niet kan gedood worden, doch dat God de ziel en het lichaam beide kan verderven in de hel, wat de goddelozen gewis overkomt, eerst naar de ziel en na de jongste dag in de vereniging van ziel en lichaam. De ziel als het levend beginsel blijft dus bij het sterven voortbestaan.

Dat bewijst ook de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus, Luc. 16, 19-31. Lazarus werd in de gelijkenis gedragen van de engelen in de schoot van Abraham, en de rijke man kwam in de hel terecht, dus in twee tegenover elkander gestelde oorden, waarbij de schoot van Abraham was de hemel, de woonplaats van de engelen bij God; Matth. 18, 10. De rijke zag hem van verre uit de helse diepte.

Ook het derde kruiswoord, Luc. 23, 43 spreekt heel duidehjk van het voortbestaan der ziel, De Heere Jezus zegt daar tot de bekeerde moordenaar: Voorwaar zeg Ik u: Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn. Dit woord leert dat de Heere Jezus Zelf met Zijn ziel bij Zijn sterven naar het paradijs of de hemel ging, en dat ook de moordenaar daar op dezelfde dag nog zou zijn. Zijn ontzielde lichaam bleef hier, doch zijn ziel werd opgenomen in het paradijs des hemels. En vanzelfsprekend moet de opvatting van dit kruiswoord, als zou de Heere Jezus gezegd hébben: Voorwaar, zeg Ik u heden, gij zult met Mij in het paradijs zijn, als Schriftverdraaiing afgewezen worden.

Voorts, zo leert Joh. 3, 16, hebben de ware gelovigen het eeuwige leven. Ze worden bij hun sterven niet gescheiden van de hefde van Christus, als büjkt uit Joh. 11, 25, 26, waar gezegd wordt, dat ze niet sterven zullen in der eeuwigheid. Ze zullen door niets, ook niet door de dood gescheiden kunnen worden van de liefde Gods m Christus, Rom. 8, 38, 39. 4

Ze zijn zaüg zo haast ze sterven, Openb. 14, 13. Zo zag ook Stefanus de hemel voor zich geopend en zeide in zijn sterven: Heere Jezus ontvang mijnen geest. Hand. 7, 59.

Met het verscheiden van deze aarde worden zij ontbonden en met Christus verenigd, zoals Paulus gewaagt in 2 Cor. 5, 1 van het gebouw na het sterven eeuwig in de hemelen voor Gods gunstvolk, en hij zegt in FiHpp. 1, 21, dat het sterven hem gewin is en hij in vs. 23 begeerte heeft om ontbonden te worden en met Christus te zijn.

Hebr. 12, 23 gewaagt' voorts van de geesten der volmaakt rechtvaardigen; en Johannes zag de zielen onder het altaar in de hemel, Openb. 6, 9, gewaagt van het boek des levens in de hemel, Openb. 21, 27, en vereenzelvigt, tenslotte de hemel met het paradijs in Openb. 2, 7. In Openb. 2, 7 toch wordt gezegd, dat de Boom des levens staat in het paradijs, en in Openb. 22, 2, dat de Boom des levens staat in het midden van het nieuwe Jeruzalem, dat is in beide uitspraken dus de hemel.

Tenslotte zegt de Heere Jezus in Matth. 22, 31, 32, dat God de God der levenden, de allaag overleden aartsvaders, is, in overeenstemming met Exod. 3, 6. En daarentegen worden de goddeloos gestorven tijdgenoten van Noach in 1 Petrus 3, 19 genoemd geesten, die in de gevangenis, dat is in de hel, als de plaats der verdoemden zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1965

De Wachter Sions | 4 Pagina's

DE LAATSTE DINGEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1965

De Wachter Sions | 4 Pagina's