Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ontmoetingen met mensen met een verstandelijke handicap (2)

Bekijk het origineel

Ontmoetingen met mensen met een verstandelijke handicap (2)

Ambtelijke verantwoordelijkheid

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vanuit voorgaande visie op gemeente-zijn als mensen met en zonder handicap, ter afsluiting nog enkele opmerkingen met het oog op de praktijk. De ambtsdrager ontmoet in pastorale bezoeken mensen met een handicap en hun ouders. Hoe ga je daar nu mee om?
1. Kent u de mensen met een verstandelijke handicap binnen uw gemeente? Houdt u daar ook oog op?
Hele simpele, maar o zo belangrijke gegevens. Weet u wie er gehandicapt is? Uit welke gezinnen ze komen? Waar ze nu wonen? Is er bijv. een diaken, die dit terrein tot zijn bijzondere aandacht rekent en er regelmatig ook in kerkeraadsvergaderingen aandacht voor vraagt?
2. 'Doe maar zo gewoon mogelijk' is iets anders dan 'Doe maar alsof er niets aan de hand is'.
Een vuistregel, die je nogal eens hoort is 'Doe maar zo gewoon mogelijk!' Het is een regel die ik graag onderstreep. Geen overdreven toestanden, geen zieligdoenerij, vraag gerust hoe het is met de gehandicapte zoon of dochter, zeg maar eerlijk, dat u bepaalde dingen moeilijk vindt, dat u op sommige vragen geen antwoord kunt geven. Doe maar zo gewoon mogelijk, wees eerlijk, wees uzelf. Maar vertaal deze regel alstublieft niet in 'Doe maar alsof er niets aan de hand is!' Helaas gebeurt dat toch nog heel vaak.
'Hoe gaat het met uw kinderen' kan op huisbezoek een aardige gespreksopener zijn, maar déze vraag in dit gezin kan een wereld voor u openen, die vreemd en onwennig is. Schrikt u terug? Heeft u de neiging om het onderwerp 'kinderen' maar voor één keer te laten rusten? Denkt u misschien: 'Ik kan toch afwachten tot ouders er zelf over beginnen?'
Een veelgehoorde klacht van ouders is: Altijd moeten we er zelf over beginnen met onze dominee, ouderling of diaken. Dat maakt ons zo verdrietig. Het lijkt wel alsof ons kind voor hen niet bestaat.
Ik weet ook dat er ouders zijn, die zich min of meer schuldig voelen om zelf altijd maar weer over hun zoon of dochter te beginnen, terwijl ze er eigenlijk grote behoefte aan hebben om erover te praten.
Kortom, u kunt gerust naar zoon of dochter vragen, over het algemeen praten ouders er graag over. Veel ouders zouden ook blij zijn als u aangeeft, dat u hun kind — dat veelal buitenshuis verblijft, maar wel degelijk een gezinslid is — graag eens wilt ontmoeten. Bijv. dat u eens langs wilt komen als hij of zij thuis is, of dat u eens een bezoek brengt in het gezinsvervangende tehuis of internaat. Niet gemakkelijk, zegt u? Op het al eerder genoemde 1 Kor. 12 volgt in de Bijbel 1 Kor. 13, het hoofdstuk van de liefde, die alles overwint, ook uw, alles begrijpelijke, schroom.
3. Het omgaan met geloofsvragen die bij ouders leven
Ik hoop dat u zich een klein beetje in kunt leven in wat het voor ouders betekent, een verstandelijk gehandicapt kind te krijgen of later te ontdekken, dat hun kind gehandicapt is. Je krijgt een enorme dreun. Hoewel iedereen weet, dat zoiets kan gebeuren, denkt toch ook vrijwel iedereen stilletjes dat het de eigen deur wel voorbij zal gaan. Verwachtingen, die rondom de geboorte van een kind gekoesterd zijn, worden de bodem ingeslagen. Dat geeft verdriet en dat roept vragen op, diepe vragen soms. Daar zijn afwisselend of door elkaar gemengd gevoelens van teleurstelling, angst, onzekerheid, woede, verdriet.
Een vraag, die bij veel ouders steeds weer naar boven komt, is: Wat is de zin van dit gebeuren?
Als die vraag naar voren komt, is één ding zeer belangrijk: Dwing uzelf tot luisteren en ga vooral niet teveel zitten praten. Je kunt zo gemakkelijk komen met pasklare antwoorden, soms met de Bijbel in de hand. Zo van: De Heere God zal er een bedoeling mee hebben. Dat is iets wat je mensen niet aan kunt praten, dat kun je — in dit geval als ouder — alleen maar, soms na veel strijd, leren ervaren van tijd tot tijd. Maar als u voor ouders de zin en bedoeling van hun kind, van dìt kind, gaat invullen, dan kunnen ouders het gevoel krijgen dat u niets begrijpt van de werkelijke nood van dat moment. En dat kan weer een heel verlaten en eenzaam gevoel geven. Ouders voelen zich in de kou staan en u heeft het tegenovergestelde bereikt van uw bedoeling en volgens mij ook van de bedoeling van uw grote Zender, de Heere Jezus Christus.
Een andere vraag, die je in dit verband nog veel tegenkomt, is: 'Waarom moet juist ons dit overkomen; straft God ons misschien?' Zo'n vraag kan heel reëel zijn voor mensen, en je kunt zo'n vraag dan niet afdoen met de opmerking, dat we allemaal schuldige mensen zijn. Dat is voor mensen in deze situatie geen enkele troost. In dit verband wordt nogal eens de geschiedenis van de blindgeborene te berde gebracht, waarvan Jezus zegt dat 'de werken Gods in hem openbaar moesten worden'. Toch geldt ook hiervan, doe zoiets niet te gemakkelijk. Ouders zien vaak nog niets van de grote werken Gods die geopenbaard zullen worden, integendeel!
'Maar wat dan wel?' vraagt u wellicht. Je komt als ambtsdrager toch met een boodschap van de Heere God bij de mensen! Dat is zeker waar, maar ik zou willen pleiten voor een andere benadering van dit soort vragen.
Soms gebeuren er onbegrijpelijke dingen in het leven van mensen. Wij, kleine mensen, willen daar toch met alle geweld onze vingers achter krijgen. Dat geldt ook de ouders van een verstandelijk gehandicapt kind.
Toch komen wij er niet uit! Dat moeten we ook eens eerlijk tegen elkaar durven zeggen. Onze verklaringen, onze redeneringen, hoe vroom ook ingekleed — 'Niet vragen waarom, maar waartoe' is ook zo'n beruchte —, ze lopen stuk! Het is dat hooggeroemde verstand van ons weer, dat ons parten speelt! Durf het maar aan, om de pijn de pijn te laten, om het verdriet niet weg te redeneren!
Vruchtbaarder en vertroostender kan het zijn, om ouders te wijzen op die God, die hoe dan ook nabij wil zijn in alle pijn en verdriet. De overgave aan Hem, compleet met pijn, woede en verdriet, maar alleen die overgave kan rust geven. En niet het rusteloos zoeken naar oorzaken en de zin van een en ander.
Wanneer u als ambtsdrager allerhande verklaringen aandraagt, dan schept u alleen maar afstand. Al zullen er ongetwijfeld mensen zijn, die een en ander gelaten over zich heen laten komen, 't is immers de dominee of de ouderling die het zegt... Maar samen met ouders de pijn en het verdriet erkennen, eerlijk zeggen hoe machteloos je je voelt, hoe je er ook niets van begrijpt en vooral dat alles samen ook voor God neerleggen in het gebed, de pijn, de teleurstelling, het verdriet, de woede misschien zelfs, daarin kun je elkaar als ouders en ambtsdrager heel nabij komen, dat kan troosten!
Uiteindelijk is dat toch ook niets anders dan de weg van de navolging van de Heere Jezus. Ik gaf zojuist al aan dat er nog steeds wel gezegd wordt, dat je geen waarom-vragen mag stellen, maar dat je moet vragen waartoe? Toch is het de Heere Jezus Christus Zelf, Die het aan het kruis uitroept: 'Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?' En het Avondmaalsformulier antwoordt: '... opdat wij tot God zouden genomen, en nimmermeer van Hem verlaten worden;...'
De waarom-vraag is legitiem, Jezus stelt hem immers. Laat die dan ook alsjeblieft niet zomaar weggeredeneerd worden. Juist in het stellen van die vragen en in het samen worstelen met ouders met die vragen voor het aangezicht van die God, Die mensen aan wil nemen, om ze nimmermeer te verlaten, daarin ligt als ambtsdrager uw opdracht, daarin zult u ook zegenrijk bezig kunnen zijn.

Tweeslachtig
Er is nog veel meer te zeggen, maar ik moet gaan afsluiten. Het leven met een kind met een verstandelijke handicap heeft iets bizars, iets tweeslachtigs in zich. Mij persoonlijk helpt het altijd, om wanneer ik bepaalde dingen te verwerken heb, de pen te nemen en te gaan schrijven. Zo heb ik enkele jaren geleden het verhaal over ons gezin op papier gezet, dat was toen onze jongste 2 jaar was. Ik schreef toen o.a.:
'maar goed, ik ben veranderd. Het leven met Martjan heeft iets geweldig tweeslachtigs in zich. Dat is de belangrijkste conclusie van de afgelopen tijd. Hebben we eerst Martjan krampachtig volledig geaccepteerd en gezegd, dat hij er volledig bijhoort en dat het prima is zo, de laatste tijd komt daar nog iets bij.
Vóór alles is het waar, dat Martjan bij ons hoort, volledig en onvoorwaardelijk. Wat houden we van hem, wat is hij lief. We willen hem niet missen. Hij is zoals hij is en zó is het ons kind, onze enige echte mongool. Dat is de éne kant van de zaak. De andere kant is dat zijn handicap er niet bijhoort. Het is niet normaal dat een kind zo of ook anderszins gehandicapt is. Het is tegennatuurlijk en het geeft pijn om daarmee te moeten leven. En steeds duidelijker moet je dat gaan erkennen. Kortom — hoewel, wat heet, kortom? —, Martjan is ons lief, maar mongolisme is iets afschuwelijks!'


Onze ervaring is, dat wat ik dan maar even noem 'buitenstaanders' slecht om kunnen gaan met dat tweeslachtige. Of het gaat neerbuigend over 'die zielige gehandicapten', en 'wat erg toch hè?' Of de stereotypen aan de andere kant zijn 'het zonnetje in huis', "t zijn altijd blije kinderen', 'wat vertederend toch, hè'.
Wanneer u als ambtsdrager ouders laat merken, dat u oog probeert te hebben voor beide kanten van de medaille, zal dat goed doen. Het kan de basis leggen voor een goed contact, waarin u wellicht over en weer iets voor elkaar mag betekenen.

Citaat
Ik eindig met een citaat van de inmiddels overleden mr. Jan van der Hoeven, die indertijd particulier secretaris van Koningin Juliana was en bekend geworden is door zijn boeken als 'Scheel Engeltje'. Hij schrijft:
'Ik weet waar ik het over heb: ons vierde kind, Aat, is een mongool. Hij is een verstandelijk gehandicapt kind èn hij is de grote rijkdom van ons leven. Wij zouden hem voor geen goud willen missen. Maar dat doet niets af aan de moeilijkheid van de opgaaf. Indien één van onze andere kinderen ons zou opbellen om de geboorte van een baby te melden, maar eraan toe zou voegen dat het kind verstandelijk gehandicapt was, zou ik beslist niet zeggen: "Kind, wat een zegen!" Ik zou bitter verdrietig zijn.
Want zo goed als ik weet, hoe lief zo'n kind kan zijn, hoe het het beste in je te voorschijn roept, zo weet ik ook, hoe zwaar het is, die taak te aanvaarden.
Dat kun je niet alleen. Je hebt als ouders elkaar nodig. Je hebt het meeleven van de omgeving nodig. De begeleiding van deskundigen. Maar ook dan nog zou ik het niet hebben kunnen volbrengen, als mijn hemelse Vader niet met me was geweest. Zoals Hij met iedereen in dergelijke omstandigheden wil zijn. Zijn speciale steun en liefde gaat immers uit naar degenen, die lijden en ellende kennen. "Hij geneest de verbrokenen van hart en verbindt hun wonden" (Psalm 147 : 3).
Daarin ligt de meest bijzondere zegen: dat wij in het verdriet en de moeite om ons gehandicapte kind op een heel speciale wijze Gods liefde mogen leren kennen.'

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Ontmoetingen met mensen met een verstandelijke handicap (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's