Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de Catechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de Catechisatie

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

45

DE SCHEPPING (vervolg)

De schepping der engelen.

Het woord „engel” betekent naar het griekse woord „angelos”: bode of gezant. Zij dragen in de Schrift ook namen als: kinderen Gods, morgensterren, wachters, geesten.

Het zijn: „Gedienstige geesten, die tot de dienst uitgezonden worden om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen”. Hebr. 1 : 14. De engelen zijn dus geesten, onstoffelijke schepselen. Wanneer zij tot Abraham kwamen als „mannen”, blijkt, dat zij tijdelijk een lichaam kunnen aannemen. Zij zijn met verstand en wil geschapen. We lezen ook van de „talen der engelen”. 1 Kor. 13 : 1.

Wij moeten aannemen, dat zij op de eerste dag geschapen zijn en wel volgens Job 38 : 6 en 7: „Toen de aarde nederzonk op haar grondvesten, toen zongen de morgensterren al te samen vrolijk en de kinderen Gods juichten”. Met deze „morgensterren” en „kinderen Gods” kunnen niet anders bedoeld worden dan de engelen.

Onder Israël waren het de Sadduceën, die het bestaan der engelen loochenden, gelijk nu de modernen.

De engelen zijn in een andere verhouding geschapen dan de mens. Zij zijn individueel geschapen, zonder levensverband met elkander, en allen tegelijk. Bij hen is er dus geen sprake van geboorte en verbondsverhouding, zoals bij de mens. Want Adam was het vertegenwoordigend hoofd van het menselijk geslacht. Wel zijn er soorten, rangen en standen onder de engelen. We lezen van: aartsengelen o.a. Michaël, serafijnen, cherubim, overheden, tronen, heerschappijen en machten.

Er is een deel der engelen van God afgevallen. We lezen in de brief van Judas vers 6: „En de engelen, die hun beginsel niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben, heeft Hij tot het oordeel van de grote dag met eeuwige banden onder de duisternis bewaard”. Hieruit kunnen we afleiden, dat aan de engelen ook een proefgebod gegeven was. De gevallen engelen zijn duivelen geworden. Voor hen was geen verlossing mogelijk. Vooreerst, omdat zij niet door verleiding gezondigd hebben en ten tweede omdat zij niet verbondsgewijze geschapen zijn zoals we reeds opmerkten: één voor allen.

Voor hen kon dus niet één middelaar optreden. Iedere gevallen engel zou dus voor zichzelf een middelaar nodig hebben gehad.

Waar zouden al die middelaars vandaan moeten gekomen zijn? Hebr. 2:16: „Want waarlijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad Abrahams aan”.

Dit moet Gods kind wel tot aanbidding stemmen! Hoe heeft Godin Zijn aanbiddelijke wijsheid het zo beschikt, dat voor al Zijn volk één Middelaar kon optreden, bij Wie God hulp besteld had. Ps. 89.

„Want daar is één God, daar is ook één Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus”. 1 Tim. 2 : 5.

Het werk der engelen bestaat in „dienen”. Het zijn: „gedienstige geesten”.

„Looft de Heere, Zijn engelen, gij krachtige helden, die Zijn woord doet, gehoorzamende de stem Zijns Woords”. Ps. 103 : 20.

Onze catechismus stelt het dienen der engelen (zondag 49) als “voorbeeld: „Opdat alzo een iegelijk zijn ambt en beroep zo gewilliglijk en getrouwelijk moge bedienen en uitvoeren als de engelen in de hemel doen”.

Zij dienen God dag en nacht, Openb. 4 : 8. Zij dienen Christus. Dit blijkt bij de heilsfeiten. Zij voeren de oordelen Gods uit. Openb. 7. Zij dienen de uitverkorenen, door hen te bewaren, te verzorgen (Elia) en te leiden. Gods kinderen hebben ieder voor zich geen z.g.n. „beschermengel”, zoals de roomse kerk leert. De engelen beschikken over een zeer grote macht. Maar, vergeten we daarbij niet, dat onder de toelating Gods ook de duivel grote macht heeft. Christus noemt hem: de overste dezer wereld. Zie ook Efeze 6.

Hoe noodzakelijk is het, van onder die vreselijke macht van satan en van de zonde verlost te worden! Dat Gods Geest onze blinde zielsogen opene om dit te verstaan en te beleven. En dat de Heere Zijn volk doe wakende zijn tegen de listige omleidingen van de duivel, ja, aan te doen de gehele wapenrusting Gods!

Urk

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 1968

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar de Catechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 1968

Bewaar het pand | 4 Pagina's