Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De jutebaronnen van Rijssen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De jutebaronnen van Rijssen

Dientje Lensink: „Je was met zn allen heel afhankelijk van die mensen"

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1960 werkten nog 1250 Rijssenaren bij de Koninklijke Jutespinnerij en -Weverij Ter Horst. Een onderneming „waarop U Uw leven kunt bouwen, meldt een oude bedrijfsfolder. In 2002 viel definitief het doek. „Je zou bijna vergeten dat hier ooit een jutefabriek heeft gestaan.

Het was geen vraag waar Dika Beunk, geboren Wegereef (81), zou gaan werken. „Bij ons ging iedereen naar Ter Horst. Dat was een familiekwaal. Mijn moeder, die al jaren op het kerkhof ligt, ging naar Ter Horst, mijn grootvader zelfs. Vader werkte ook bij Ter Horst, op de weegafdeling. Later volgden mn oudste zuster en ik. Mn jongste zusje heeft er gezeten tot ze zwaar gewond raakte door een V1. Toen ging het niet meer.
De familie Wegereef was geen uitzondering. „Het gros van Rijssen werkte bij Ter Horst. Na de lagere school heb ik eerst twee jaar mn moeder geholpen. Mn ouders vonden me nog te jong voor de fabriek. Maar met mn veertiende jaar kregen we bezoek van iemand van Ter Horst. Of ik niet bij hen wilde komen werken. Ik ben wezen kijken en heb het aanvaard. Twaalf jaar ben ik er geweest, tot mn zesentwintigste. Toen zijn we getrouwd.
Ze kreeg een plaats in de naaierij, waar uit de vierkante doeken van de weverij juten zakken werden vervaardigd. „Eerst moesten de lappen worden gezoomd, op zoommachines. Een jong meisje knoopte de laatste losse draden vast. Afmaken, noemden ze dat. Daarna gingen de gezoomde lappen naar de meisjes die er zakken van maakten, met andere machines. De afmaaksters daar vouwden de zakken ook op. De stapels werden door mannen afgevoerd. Dat werk was voor ons te zwaar. Ik ben begonnen als afmaakster, daarna heb ik jaren aan een zoommachine gewerkt, de laatste jaren aan een naaimachine. Zo ging dat. Je schoof langzaam op.

Stukwerk
De naaisters kregen per zak uitbetaald. „Het was gewoon stukwerk. Ik heb me altijd heel goed gered. Voor die tijd verdiende je een behoorlijk loon. Aan het eind van de week verdeelde een medewerker van het hoofdkantoor de salariszakjes over de verschillende afdelingen. „Daar werden ze op een grote tafel gelegd. Je baas zag erop toe dat ieder zn eigen zakje pakte.
De heren Ter Horst lieten zich zelden zien. Al waren ze dan Rijssenaren, ze behoorden met hun uitgestrekte bezittingen en riante villas tot een andere wereld. „De tweede generatie had meer contacten met de mensen op de werkvloer. Vooral meneer Auke.
Geen dag ging Dika met tegenzin naar het werk. „De sfeer was bij ons heel goed. Toch zag ze het animo voor een baan bij Ter Horst geleidelijk afnemen. „Steeds meer meisjes uit Rijssen gingen naar Bendien, in Almelo, waar ze kostuums maakten. Ze wilden niet meer naar t Stoom. Het werk daar vonden ze ongezond en smerig. De jute gaf veel stof en de lucht nam je mee aan je kleren. Op een gegeven moment gingen er zo veel vanuit Rijssen naar Almelo, dat er zelfs een trein op reed: de Bendien-trein.

Spinmachines
Dientje Lensink (69), jongste uit een gezin met zes kinderen, koos nog wel voor Ter Horst. Ze liet zich verleiden door het horloge dat de fabriek aanbood, om meisjes te lokken. „De bedoeling was dat ik thuis zou blijven, om moeder te helpen in de huishouding, maar toen vader ziek werd, moest ik ook naar t Stoom.
Haar vader werkte op de weverij. Van de zussen zaten er twee op de naaierij, een op de spinnerij, een op Kana, waar gaten in het juten doek werden gestopt. Dientje belandde op de spinnerij, waar ze volle spoelen van de machines verwijderde. „Twee jaar heb ik alleen overdag gewerkt, vanaf mijn zestiende draaide ik mee in de ploegendienst. Van s morgens zes tot s middags twee of van s middags twee tot s avonds tien. Op zaterdag werd tot twee uur gewerkt. Kwam je te laat, dan moest je je melden bij de portier. Als je geen geldige reden had, betaalde je een boete.
In de oude spinnerij, aan de Boomkamp, moesten de spinmachines nog worden stilgezet om de volle klossen te kunnen verwijderen. „Een hele rij meisjes en jongens stond dan gereed, met een grote juten zak voor zich. Elk moest tien klossen van de machine halen. Snel de beugels losslaan, de volle klos eraf halen en een lege klos erop zetten. Later kwamen er modernere machines, die de volle klossen naar voren draaiden.

Bezittingen
Ook de werkers op de spinnerij werden op basis van hun individuele productie uitbetaald. „Maar de jongens kregen per klos veel meer dan de meisjes. Terwijl de meisjes vlugger waren. Als een draad brak, moest je die snel knopen. Daar waren wij veel handiger in. Toch verdiende je een stuk minder. Eerlijk was het niet, maar je deed er niks aan.
De positie van afdelingsbaas ging over van vader op zoon, ongeacht of die geschikt was of niet. „Als een machine vastliep of de draden begonnen te breken, stonden de meeste bazen met de handen in het haar, lacht de oud-medewerkster van Ter Horst. „Voor alle wat grotere problemen moest iemand van het kantoor komen opdraven.
Hoewel de jutebaronnen zelf zich zelden lieten zien, waren ze vaak onderwerp van gesprek. „Het was hier alles Ter Horst wat de klok sloeg. Naast de fabriek hadden ze tal van andere bezittingen. Een groot gedeelte van de Holterberg, de Friezenberg, Notter en Zuna met bijbehorende boerderijen, het was allemaal van Ter Horst. Ze hadden alles, echt álles

Parkgebouw
Waren de arbeidsomstandigheden aan het begin van de 20e eeuw van dien aard dat een massale staking uitbrak bij de Rijssense jutefabriek, veertig jaar later stond het bedrijf bekend om zn goede arbeidsvoorwaarden. Naast een behoorlijk salaris bood het een omvangrijk pakket secundaire arbeidsvoorzieningen. Gratis koffie en thee tijdens het werk, goede was- en kleedlokalen, een bedrijfsarts en een maatschappelijk werkster, gezinsverzorgsters om te helpen bij ziekte of na een bevalling. De eerste vier weken gratis, daarna tegen een bescheiden vergoeding.
Voor hen die thuis niet beschikten over een badkamer was er een badhuis, in de fabriek aan de Boomkamp. Gratis toegankelijk voor personeelsleden, echtgenoten en kinderen onder de vijftien jaar. „Het was een lange gang met aan weerskanten douchehokjes. Als je eruit was, werd het weer schoongespoten, voor de volgende badgast.
Het Parkgebouw, bij het door de heren Ter Horst aangelegde Volkspark, bood de jutearbeiders ontspanningsmogelijkheden: van biljarten tot het bijwonen van een revue. Toneelstukken door arbeiders voor arbeiders. „Die werden het hele jaar door ingestudeerd en op winteravonden uitgevoerd. Soms hadden ze wel drie avonden in de week de zaal vol.

Pensioen
Dientje Lensink ging nooit naar de revue. „Dat lag niet in onze richting. Wel bezocht ze de huishoudschool van Ter Horst, om zich daar de kookkunst eigen te maken. „De fabriek had verder een eigen muziekvereniging, wandelclubs, sportverenigingen, een bouwfonds dat renteloze voorschotten gaf als je een huis wilde bouwen, een spaarfonds, een ziekenfonds, een pensioenfonds en een weduwen- en wezenfonds.
Dika Beunk haalde na het overlijden van haar vader wekelijks het pensioen voor haar moeder op. Aan een loket bij het grote kantoor. „Een rijksdaalder, in een zakje. We namen dan ook meteen het pensioentje voor de buurvrouw mee. Haar man had langer bij Ter Horst gewerkt, daarom kreeg ze een gulden meer.
De heren Ter Horst waren ook in de gemeentelijke politiek actief. Tegenspel kregen ze nauwelijks. „Iedereen was er bang voor. Je was met zn allen heel afhankelijk van die mensen. Zelfs de bazen gedroegen zich heel onderdanig als iemand van de familie in de fabriek kwam. Ze knikten allemaal ja voor de hoge heren.

Zekerheid
De jutebaronnen waren zich ten volle bewust van hun macht en schreven zichzelf een welhaast messiaanse betekenis toe. Een brochure waarin alle voorzieningen van het bedrijf op een rij waren gezet, eindigde met de woorden: „Ter Horst en Co. N.V. zorgt niet alleen voor de zekerheid, waarop U Uw leven kunt bouwen, zij zorgt ook voor de welstand van de Uwen.
Vanaf 1980 werd steeds duidelijker dat ze met die woorden veel te hoog van de toren hadden geblazen. De klad kwam in de Nederlandse textiel in het algemeen en de jute in het bijzonder. In 2002 was het definitief gebeurd met de inmiddels geminimaliseerde jutefabriek.
Dika Beunk nam de teloorgang van Ter Horst voor kennisgeving aan. „Ik was er al zo lang weg. Je vond het vooral vervelend voor de mensen die er nog werkten. Bij Dientje Lensink was het niet anders. „Ik heb er met plezier gewerkt, maar een bijzondere band met Ter Horst heb ik nooit gehad. Geleidelijk vonden de meeste Rijssenaren elders werk. Je zou bijna vergeten dat hier ooit een jutefabriek heeft gestaan.\

Volgende keer: De scheepsbouwers van Smit in Kinderdijk.


Van jute tot zak
Bijna anderhalve eeuw wordt de ruwe jute, bastvezel van de Aziatische juteplant, bij Ter Horst in Rijssen omgevormd tot juten zakken, koedekken voor de veehouderij en bijproducten voor de tapijt- en meubelindustrie. Machines in de spinnerij breken de jute, kammen de vezels uit en leggen ze parallel, tot de zogenaamde lonten de gewenste dikte hebben en gesponnen kunnen worden. Machines in de spoelerij wikkelen de gesponnen draad op spoelen. Na kleuring in de ververij gaat de jute naar de sterkerij, waar de stof door een speciaal bad wordt verstevigd. Pas dan is de jute geschikt voor de weverij, waar weefmachines doeken van verschillende dikte en kwaliteit produceren. Personeel in de kalanderij scheert de aangeleverde doeken glad, om ze vervolgens van een glanslaag te voorzien. Snijmachines snijden de doeken op de juiste maat, zodat ze geschikt zijn voor de naaierij. De naaisters vervaardigen met hun machines het eindproduct.


Opkomst en ondergang van Ter Horst
In 1835 sticht de Rijssense zakenman Gerrit Hendrik ter Horst een textielfabriekje. Aanvankelijk verwerkt hij er katoen, in 1864 wordt de eerste steen gelegd voor een jutespinnerij en -weverij op stoom. Daarmee komt een einde aan de huisnijverheid in opdracht van firma Ter Horst.
Lage lonen en lange arbeidstijden leiden in 1906 tot een georganiseerde staking onder het personeel, een van de eerste stakingen in Nederland. Zelfs bekende kerkelijke figuren in het armoedige Rijssen, dat bekend staat als de teringkolonie, doen eraan mee.
In de jaren vijftig telt de Koninklijke Jutespinnerij en -Weverij ter Horst & Co. zon 1500 werknemers. Een groot deel van de dan 12.000 inwoners van Rijssen leeft van de jute. Na 1980 gaat het snel bergafwaarts, in 2002 is het definitief gebeurd met de Rijssense jute-industrie.
De fabrieksgebouwen van Ter Horst, aan de rand van het centrum, worden in de jaren negentig gesloopt, om plaats te maken voor nieuwbouw. Wat nog aan het imperium van de heren Ter Horst herinnert, is het door hen aangelegde Volkspark, het Parkgebouw en de Stichting Jan en Grietje ter Horst, die nog steeds het Zorgcentrum Wellehof beheert.


Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 21 december 2005

Terdege | 170 Pagina's

De jutebaronnen van Rijssen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 21 december 2005

Terdege | 170 Pagina's