Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Briefwisseling met mijn jonge vrienden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Briefwisseling met mijn jonge vrienden

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(26)

Waarde jonge vriend,

Er ligt hier nog een brief voor mij, die ik al lang geleden ontving, en waarop ik nog niet geantwoord heb. Het gaat over vragen, het kerkelijk leven betreffende. In de woonplaats van mijn vraagsteller is geen Geref. Gemeente. Er wonen wet leden van de Geref. Gemeente, die inwonend lid zijn in een naburige gemeente, te ver weg om daar ter kerk te gaan. Wat moet men doen? Daar beginnen te vergaderen? Dat kan Baruch niet beoordelen, dat moet men onderling overleggen en dan met zijn vragen naar de kerkeraad gaan van de gemeente, waar men lid is. Is de zaak er voor rüp? Ach ware de tijd eens rijp, dat alles wat de waarheid beminde samen kwam en tot één vergaderde! Maar helaas, het tegendeel van dit laatste schijnt wel het geval. Er zijn al kerkelijke hartstochten. Ja, dat is de vrucht van het verlaten van de Heere, daar staan wij allen schuldig aan. Breuk op breuk wordt er uitgeroepen in de lande.

Over één ding, die de eigenlijke kwestie niet raakt, , wil ik echter wel iets zeggen: het kon tot lering van anderen strekken. Als het hier gaat om de beweegreden, dan heet het, dat sommigen het uit behoefte zouden doen, maar anderen uit gehoorzaamheid in die weg zouden volgen. Mijn briefschrijver zegt, dat er geen doorwerkende behoefte is, en vraagt, of het dan wel goed is om het te doen. Zo moeten wij in het algemeen niet nagaan of iets onze roeping is. Als wij geen lust hebben God te zoeken, mogen wij ons daarmede niet verontschuldigen. Als wij lust hebben iets te doen, ligt daarin niet de grond van onze geboden plicht. Wij hebben de roeping het na te gaan op grond van 's Heeren Woord, en daaraan te toetsen wat onze plicht is. Daarin hebben wij te letten op de omstandigheden en daarin Gods voorzienige weg na te speuren. Maar onze lust of onlust, onze vrijmoedigheid of onvrijmocdigheid moet niet de maatstaf zijn. Onze vrijmoedigheid moet spruiten uit de bewustheid van onze roeping. Als onze zielsgestalte is: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? dan mogen wij biddend onderzoeken en beproeven wat de goede en welbehagelijke en volmaakte iville Gods zij. Maar onze gemoedsgesteldheid is de maatstaf niet. Zeker, ons kunnen, moed en krachten ontbreken om de weg te bewandelen. Maar als wij eerst maar overtuigd zijn, dat de weg ons van de Heere voorgeschreven is. dan hebben wij ons in het besef van onze roeping biddend in die weg te begeven. En al worden dan de moeilijkheden groot (want de Heere beproeft vaak Zijn eigen werk) dan mogen wij met die noden bij de Heere schuilen en Zijn tijd afwachten.

Soms hoort men zeggen: Maar ik ben onbekeerd, mag ik dan die iveg wel in? Maar, jonge vrienden, het onbekeerd zijn is wel ons ongeluk, maar ook onze schuld, en ontslaat ons niet van onze schuldige plicht. Voor God mógen wij niet onbekeerd zijn.

Inlassen is onze bekering niet de grond van onze plicht. Ook behoeven wij ons tegenover de mensen niet te verantwoorden, over hetgeen wij doen, met onze bekeri g. De Schrift zegt: Zalig is hij, die zichzelf niet oordeelt in hetgeen hij voor recht houdt.

Nu moet ik nog antwoorden vriendin. op een brief van een jonge

Ja, het is wel moeilijk om verpleegster te zijn in een neutrale inrichting. Natuurlijk kunnen de ktanken op de Dag des

Heeren niet aan hun lot worden overgelaten. Dat zijn de werken der noodzakelijkheid. Bleef het nu maar daarbij. Maar waarom zovele dingen, die je in beslag nemen, die toch niet noodzakelijk zijn? — Je kunt dan nu toch eenmaal per Zondag naar de kerk. Het valt je niet makkelijk, mensen te moeten helpen, die niet bidden of danken, het maakt je wrevelig. Baruch zou zeggen: Oefen maar medelijden met die mensen, al zijn het dan goddeloze patiënten, waarvoor je de Zondag opoffert. De Heere spaart ze nog, dan mogen wij ze óók helpen.

Zijn intussen de bezwaren zo groot, dat je het er moeilijk onder uit kunt houden, als blijkt dat bij de leiding onwil bestaat ten aanzien van wat redelijk mogelijk is met het oog op de Zondagsheiliging, waarom zoek je geen betrekking aan een christelijke inrichting? Ik weet ivel, ook daar zal wel wat zijn. Er is overal gebrek aan personeel. Naar ik meen is zeer dicht bij je woonplaats zulk een inrichting. Let op 's Heeren voorzienige leiding, als je je in de weg stelt. Dat mag je biddende van Hem begeren, in onderwerping ahn Zijn wil. Maar daar kom ik op een punt dat ik vergeten heb, als je eerste vraag, te bespreken. Het zou echter te lang worden voor deze brief. Mag ik het tot de/volgende maal bewaren?

Mijn jonge vrienden en vriendinnen. Dc Heere geve ons eenvoud en nederigheid in onze wandel. Een biddend leven aan dc genadetroon. Van ouds is het niet gehoord wat Hij doen zal, dien die op Hem wacht. Er is een altoos overvloeiende fontein van genade. Mijn ziel is uitgebreid als ik denk aan jelui noden en omstandigheden en zo teken ik mij

je heilzoekende vriend,

BARUCH.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 oktober 1947

Daniel | 8 Pagina's

Briefwisseling met mijn jonge vrienden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 oktober 1947

Daniel | 8 Pagina's