Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Helpt hulp? Hulp helpt!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Helpt hulp? Hulp helpt!

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Visie van SGP-jongeren op ontwikkelingssamenwerking

Ontwikkelingshulp moet gericht zijn op het bewerkstelligen van eerlijke en rechtvaardige handel. De inzet van multilaterale organisaties als de WTO is nodig om handelsbarrières te doorbreken. Internationale organisaties zijn de beste en meest effectieve podia om rechtvaardige doelen te bereiken. Dat stelt Gijsbert Bouw in deze bijdrage.

Er zijn maar weinig beleidsterreinen waarvan de resultaten zo vaak ter discussie staan en waarvan zelfs het bestaan wordt bekritiseerd. Dit gebeurt niet alleen in de literatuur, maar ook en met name in de politiek. Ik heb het over ontwikkelingssamenwerking. In dit artikel eerst een schets van de noodzaak, geschiedenis en vorm van ontwikkelingssamenwerking en de kritiek die het de laatste tijd ondervond. Deze kritiek is vooral gestoeld op onderzoek naar de effectiviteit van ontwikkelingshulp. Daarna volgt de visie van de SGP-jongeren op de resultaten en noodzaak van ontwikkelingssamenwerking en andere aspecten van het beleidsterrein.

Noodzaak

Hoe ziet de wereld eruit en waarom is ontwikkelingssamenwerking nodig? Ontwikkelingssamenwerking is met name bedoeld om, zoals de naam al zegt, onderontwikkelde landen te ontwikkelen zodat ze op een hoger welvaartsniveau komen. Economische vooruitgang en armoedebestrijding zijn dus belangrijke onderdelen in de ontwikkelingssamenwerking. Dat deze hulp aan derdewereldlanden hard nodig is, behoeft waarschijnlijk geen nader betoog. De verschillen in de wereld zijn groot; er is veel ongelijkheid. Zo is het inkomen van de 500 rijksten in deze wereld bij elkaar opgeteld groter dan het inkomen van de 416 miljoen armste mensen. Op zichzelf zeggen dit soort cijfers over ongelijkheid natuurlijk niets over de absolute armoede van mensen, maar alleen wat over relatieve armoede. Toch zijn de cijfers over absolute armoede minstens zo schrijnend. 1 miljard mensen op deze wereld moeten het met minder dan 1 dollar per dag doen. Deze 1 dollar per dag is de internationale grens voor extreme armoede. 2, 5 miljard mensen, dat is 40% van de wereldbevolking, leeft van minder dan 2 dollar per dag.

Maar natuurlijk gaat het bij ontwikkelingssamenwerking niet alleen om economische vooruitgang. Lage inkomens gaan vaak gepaard met andere soorten van armoede, zoals hoge kindersterfte, slechte medische hulp en hoog analfabetisme.

Ook deze vormen van onderontwikkeling hebben een belangrijke plaats in ontwikkelingssamenwerking, mede omdat tegen veel van deze vormen van armoede acties ondernomen worden in het kader van de Millenniumdoelstellingen die de Wereldbank heeft opgesteld. Hulp aan en samenwerking met ontwikkelingslanden is dus nodig.

Gijsbert Bouw VOORZITTER COMMISSIE INTERNATIONAAL VAN DE SGP-JONGEREN

Geschiedenis en vorm

Nederland begon in 1949 met het geven van ontwikkelingshulp. Al langer gaf Nederland in het kader van 'Eereschuld' hulp aan Indonesië. Toen Indonesië vanaf 1949 geen deel meer uitmaakte van het Koninkrijk der Nederlanden werd deze hulp de eerste vorm van ontwikkelingshulp. Deze hulp aan Indonesië was het 'resultaat van schuldgevoel, bevlogenheid en paternalisme'' In eerste instantie werd de hulp in het bijzonder gericht op oude kolonies. Nog steeds geven sommige landen met name aan oude kolonies ontwikkelingshulp. Zo besteedt Frankrijk daar 78% van haar ontwikkelingsgelden aan.^ Na verloop van enkele decennia kregen onder minister Jan Pronk meer dan tachtig landen ontwikkelingshulp. Onder minister Herfl'Lens is dit aantal teruggebracht tot ongeveer twintig. Het kabinet besloot alleen nog maar hulp te geven aan arme landen met een goed bestuur en goed beleid. Inmiddels is het aantal landen dat hulp krijgt, gestegen tot 36.

Ontwikkelingssamen werking gebeurt op verschillende manieren. Dit is duidelijk zichtbaar in de manier waarop het budget van dit beleidsterrein is opgebouwd. Onder ontwikkelingshulp vallen niet alleen de bedragen die al dan niet via non-gouvernementele instellingen naar ontwikkelingslanden gaan en ontwikkeling ten doel hebben, maar ook de bedragen die als noodhulp te boek staan. Onder noodhulp wordt hulp verstaan die gegeven wordt na bij­ voorbeeld een tsunami, bij overstromingen, bij aardbevingen en hongersnoden. Naast noodhulp hoort ook het kwijtschelden van schulden bij ontwikkelingshulp. Vorig jaar juni scholden de G-8 (de groep van zeven allerrijkste industrielanden en Rusland) een schuldenlast van 40 miljard dollar kwijt aan 18 van de allerarmste landen in Afrika en Latijns-Amerika.

De hulp die niet via het kwijtschelden van schulden of noodhulp aan ontwikkelingslanden wordt gegeven, kan worden onderverdeeld in drie verschillenden soorten: bilaterale en multilaterale hulp en hulp via zogenaamde MFO's (medefinancieringsorganisaties), die tegenwoordig NGO's (non-gouvernementele organisaties) worden genoemd.

Bilaterale hulp gaat rechtstreeks van de regering naar ontwikkelingslanden, terwijl multilaterale hulp via ontwikkelingsorganisaties of internationale instellingen zoals de Wereld Bank gaat. MFO's zijn organisaties die zijn ontstaan op particulier initiatief.

Een vorm van ontwikkelingshulp die langzamerhand onder druk van internationale organisaties wordt afgebouwd is de zogenaamde gebonden hulp. Als een land dergelijke hulp aan een ander land geeft, moet het ontvangende land bijvoorbeeld producten of diensten produceren voor het donorland. De effectiviteit van deze gebonden hulp blijkt 25% lager te zijn dan gewone hulp.

Visie SGP op vorm

Wat was de houding van de SGP ten opzichte van de verschillende soorten ontwikkelingssamenwerking? Het werken via MFO's heeft de SGP altijd ruimhartig gesteund.' De SGP heeft zich in het verleden lange tijd uitgesproken tegen multilaterale hulp, onder meer omdat zij vreesde voor overlap tussen internationale organisaties, concurrentie tussen verschillende organisaties en het bestaan van politieke ondertonen in multilaterale hulp. Dhr. Van Rossum stelde in 1976 dat de SGP een algemeen bezwaar heeft tegen hulp via multilaterale kanalen.'' Op 26 november 1992 stelde de SGP in De Banier dat de SGP niet categorisch tegen multilaterale samenwerking is. In 1996 sprak de SGP zich in een publicatie van de Guido de Bres Stichting uit voor multilaterale organisaties zoals de EU, onderdelen van de VN en de Wereldbank, omdat dergelijke organisaties de hulpinspanningen van afzonderlijke landen goed op elkaar kunnen afstemmen. Omdat kleinschalige projecten vaak effectiever blijken te zijn, wordt in deze publicatie de voorkeur gegeven aan bilaterale hulp.³

Kritiek

Dr. G.J. Buijs maakt in het boek 'Als de olifanten vechten' onderscheid tussen kritiek die gericht is op de methoden en kritiek die gericht is op de effecten van ontwikkelingssamenwerking.' De eerste vorm van kritiek gaat onder andere over allerlei zaken die bij de uitvoering mis gaan. Oorza-

ken hiervan liggen vaak in de relatie tussen donor en ontvanger of in de relatie tussen organisaties onderling.

De tweede vorm van kritiek is fundamenteler van aard. De discussies die gevoerd worden over de effectiviteit hebben hun basis in de economische literatuur. Daarin zijn er veel meningsverschillen over de effectiviteit van ontwikkeüngshulp. Grofweg zijn er twee verschillende uitkomsten van onderzoeken naar de effectiviteit van ontwikkelingshulp. De eerste groep zegt dat ontwikkelingshulp geen enkel effect heeft op economische groei of zelfs negatieve effecten. Voorbeelden hiervan zijn William Easterly, Peter Bauer en Brumm. Een tweede groep ziet wel een positieve impact van groei op economische ontwikkeling, of alleen een positieve impact onder bepaalde voorwaarden. Voorbeelden daarvan zijn: Svensson, Burnside en Dollar. Met name het werk van Burnside en Dollar is erg gezaghebbend en van grote invloed geweest op het ontwikkelingsbeleid van veel landen en internationale organisaties. Zij concludeerden dat 'aid has a positive impact on growth in developing countries with good fiscal, monetary, and trade policies. In the presence of poor policies, on the other hand, aid has no positive effect on growth.

‘In een geschrift van de VVD stond dat de gelden die besteed waren aan ontwikkelingshulp maar weinig resultaat hebben opgeleverd. Ontwikkelingshulp moet, volgens dit rapport, altijd een aanvullende functie hebben op economische ontwikkeling’.

Deze voorwaarde van goed bestuur is niet alleen bij internationale organisaties leidraad geworden voor het selecteren van landen waaraan hulp wordt geboden, maar ook door bijvoorbeeld de Nederlandse overheid wordt dit criterium gehanteerd. Zo heeft de Inspectie Ontwikkelingssa­ menwerking en Beleidsevaluatie (lOB) in april van dit jaar zich kritisch uitgelaten omdat de Nederlandse overheid dit criterium van goed bestuur niet voldoende zou hebben gehanteerd." Dit werk van Burnside en Dollar is in de literatuur ook veel bekritiseerd maar is desondanks richtinggevend gebleven voor zowel nationaal als internationaal bestuur en beleid. Ook verscheen in het Reformatorisch Dagblad onlangs nog een artikel van journalist en ontwikkelingswerker. Kees Ruyter, die poneerde dat ontwikkelingshulp decennia lang alleen maar schade aangericht heeft. Volgens hem komt dat voornamelijk door de houding van donorlanden die zogenaamd hulpzuchtig zijn."" Deze kritiek gaat dus zowel over de methoden als de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking.

Vanuit politieke hoek komt al jarenlang commentaar. Met name de liberale partijen hebben zich vaak kritisch uitgelaten over dit beleidsterrein. Veel van deze kritiek wordt opgesomd in een rapport van de fractie van de VVD in de Tweede Kamer 'Duurzame armoede, 35 jaar Nederlands ontwikkelingsbeleid'.'" Al in 1976 verscheen er een geschrift van de Teldersstichting (het wetenschappelijke bureau van de VVD) waarin stond dat de gelden die besteed waren aan ontwikkelingshulp maar weinig resultaat hebben opgeleverd. Ontwikkelingshulp moet, volgens dit rapport, altijd een aanvullende functie hebben op economische ontwikkeling. In 1992 schreef de toenmalige fractievoorzitter van de VVD, Frits Bolkestein, dat ontwikkelingssamenwerking geen kritische factor vormt in de economische ontwikkeling van landen. Ook in een rapport uit 2003 van de Teldersstichting werd gesproken van het falen van ontwikkelingssamenwerking. In het rapport 'Duurzame armoede', dat in 2004 verscheen, gaat de VVD ook uit van het falen van het beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en wordt dit beleid 'oude politiek' genoemd.

Visie internationale organisaties

Hoe gaan internationale organisaties om met ontwikkelingssamenwerking en wat is hun reactie op de kritiek die ze krijgen? Zoals al eerder genoemd is voor internationale organisaties, evenals voor veel nationale overheden, het werk van Burnside en Dollar van wezenlijk belang. Het criterium van goed bestuur wordt door vrijwel alle internationale organisaties gehanteerd en minstens wordt 'goed bestuur' gezien als voorwaarde voor positieve effecten van ontwikkelingssamenwerking. Een voorbeeld van een visie op ontwikkelingssamenwerking van een internationale organisatie is die van de Verenigde Naties, waarvan het onderdeel, UNDP (United Nations Development Programme), verantwoordelijk is voor internationale ontwikkeling. De UNDP noemt in haar 'Human Development Report 2005' de drie pijlers voor internationale samenwerking: ontwikkelingssamenwerking, internationale handel en veiligheid." Alle drie de pijlers hebben, volgens de UNDP, hard renovatie nodig. In het kader van ontwikkelingssamenwerking erkent de UNDP dat het de laatste tijd een lage kwaliteit heeft, maar ook dat er te weinig geld in om gaat. Voor betere resultaten in ontwikkelingshulp zouden er eerlijke handelsregels moeten komen.

Visie SGP-jongeren

Wat is de visie van de SGP-jongeren op ontwikkelingssamenwerking en de kritiek dit beleidsterrein krijgt? Hoe zou ontwikkelingshulp verbeterd kunnen worden? Voor de SGP-jongeren ligt het motief van ontwikkelingssamenwerking niet in een soort van ereschuld die ons land zou kunnen hebben ten opzichte van oude kolonies of huidige ontwikkelingslanden. Ook zijn de grote onrechtvaardige economische en sociale verschillen in de wereld niet het diepste motief om dergelijke landen ontwikkelingshulp te geven. Het diepste motief is voor ons het religieuze motief. Vanuit het woord van Jezus 'de armen hebt gij altijd met u' ligt er een bijbelse opdracht om de armen wereldwijd te helpen. Bij een verantwoord rentmeesterschap over Gods schepping hoort een rechtvaardige verdeling van welvaart en welzijn op wereldschaal. Vanuit christelijk oogpunt is ontwikkelingssamenwerking dus een plicht.

Dit religieuze motief heeft grote gevolgen op de manier waarop we naar ontwikkelingssamenwerking kijken. Ook heeft het gevolgen voor onze positie in het debat over de effectiviteit van ontwikkelingshulp. Ir. J. Lock licht in het boek 'Als de olifanten vechten' de relevantie van het motief in dit debat toe.'^ Het gaat dan vooral om het verschil tussen de begrippen 'armoedebestrijding' en 'armoedevermindering'. De laatste term dook pas in de jaren negentig op, terwijl de eerste al lang gebruikelijk was. Deze term past, volgens Lock, beter bij de neoliberale visie op ontwikke­ lingssamenwerking. Voor hem ligt dan ook 'in de subtiele verschuiving van bestrijding naar vermindering een veelzeggende illustratie van de omslag in ethische oriëntatie in het denken over ontwikkelingssamenwerking'. Bij de bestrijding van armoede gaat het om het bereiken van een doel, terwijl het bij vermindering nadrukkelijk om het effect gaat. Vanuit het christelijk perspectief van gerechtigheid en barmhartigheid is het gebruiken van de term armoedebestrijding beter. Natuurlijk betekent dit alles niet dat de effecten helemaal niet belangrijk zijn. Ze mogen echter geen insteek van beleid zijn.

Het afschaffen van ontwikkelingshulp, omdat dat niet effectief zou zijn, is dus niet de insteek van de SGP-jongeren. Wat is de rol van ontwikkelingshulp dan wel? In het Reformatorisch Dagblad van 23 mei 2001 schreven drs. B. Belder en drs. G.J. Visser-Westland interessante gedachten over wat de rol van ontwikkelingshulp zou moeten zijn. Hierbij willen we ons als SGP-jongeren van harte aansluiten." Volgens Belder en Visser moet ontwikkelingshulp veel meer dan voorheen gaan over eerlijke en rechtvaardige handel. 'Ontwikkelingshulp moet erop gericht zijn dat te bewerkstelligen'. Deze stelling werd ingenomen naar aanleiding van een onderzoek van de Europese Commissie, waarin zij concludeerde dat het hele handelsbeleid van de Europese Unie meer invloed had op de ontwikkeling van landen dan het ontwikkelingsbeleid.

De overheid zal zich moeten inzetten om een rechtvaardiger handel te bewerkstelligen. Een dergelijke benadering zal echter wel offers vragen, ook van individuele burgers, producenten en consumenten. In het kader van het betonen van barmhartigheid aan de ontwikkelingslanden zou dit geen probleem moeten zijn.

Dit alles betekent dus niet dat ontwikkelingshulp afgeschaft moet worden ten faveure van handel, maar juist dat het beter ingezet moet worden. Zoals de UNDP stelde in haar rapport, moet renovatie plaatsvinden in alle drie de pijlers voor internationale samenwerking, dus zowel in de ontwikkelingssamenwerking als in internationale handel en veiligheid. De problemen om tot echte ontwikkeling te komen liggen dus niet alleen op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, maar ook op het gebied van internationale handel. Op dit gebied zullen nog veei zaken moeten veranderen om tot eerlijke en rechtvaardige handel te komen. Dit geldt niet alleen voor allerlei handelsbarrières voor de Europese markt en die van de Verenigde Staten, maar ook voor de zogenaamde Zuid-Zuidbarrières, handelsbarrières tussen ontwikkelingslanden onderling.

Voor het oplossen van deze grote problemen is de inzet van multilaterale instellingen hard nodig. De WTO is hier bijvoorbeeld een belangrijk forum voor. Hoewel de SGP-jongeren niet positief staan tegenover de humanistische grondslagen van veel internatio­ nale organisaties, kunnen internationale organisaties toch vaak de beste en meest effectieve podia zijn om rechtvaardige doelen te bereiken.

Een altijd al heikel punt van discussie is het percentage van het nationale inkomen dat landen besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Binnen de OESO (Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling) is al jaren geleden een vrijblijvende overeenkomst gesloten waarin staat dat 0.7% van het nationale inkomen aan ontwikkelingssamenwerking moet worden besteed. Rijke landen besteden collectief nu slechts 0.25% van het nationale inkomen aan dit beleidsterrein. Nederland voldoet als één van de weinige landen wel aan deze norm. Er moet op dit terrein dus nog erg veel verbeteren. Internationaal gezien zal het bedrag dat besteed wordt aan ontwikkelingssamenwerking eerst moeten worden verhoogd voor ontwikkelingshulp echt effectief kan zijn.

Vanuit het uitgangspunt van christelijke politiek mag het niet alleen gaan om het bevorderen van enkel materiële belangen, niet alleen om welvaart. Ook het welzijn van de wereldburger moet de christenpoliticus voor ogen hebben. Het ware welzijn, wel te verstaan. De komst van Gods Koninkrijk moet ook in internationale politiek centraal staan. Het bevorderen van de bijbelse doelstelling van vrede en gerechtigheid is de taak van de overheid van elk land.

Noten

1. Buijs, G.J., 'Als de olifanten vechten...', in: Als de olifanten vechten, denken over ontwikkelingssamenwerking vanuit christelijk perspectief, Amsterdam 2003.

2. Alesina, A. en D. Dollar, Who gives foreign aid to whom and why? Journal of Economic Growth 5 (maart 2000), p. 33-63.

3. Den Boef, F.W., Ontwikkelingssamenwerking: Geen belastinggeld voor geweld? De Banier, Ujuni 1990.

4. Van Rossum, H., De armen hebt gij altijd met u, Ontwikkelingssamenwerking, 23 december 1976.

5. Visser, J.H. e.a. , Ver weg en toch dichtbij, SGP-visie op buitenlands beleid, Houten 1996.

6. Buijs, G.J., 'Als de olifanten vechten...', in: Ah de olifanten vechten, denken over ontwikkelingssamenwerking vanuit christelijk per­spectief, Amsterdam 2003.

7. Burnside, C. en D, Dollar, Aid, Policies and Growth, Policy Research Department, World Bank 2000.

8. TOB, Van projecthulp naar sectorsteun. Evaluatie van de sectorale benadering 1998-2005, Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006.

9. 'Ontwikkelingshulp richt schade aan', in; Reformatorisch Dagblad. 24-02-2006.

10. VVD Fractie Tweede Kamer, Duurzame armoede, 35 jaar Nederlands ontwikkelingsbeleid, 11 november 2004.

11. United Nations Development Programme (UNDP), Human Development Report 2005.

12. Buijs, G.J., 'Als de olifanten vechten...', in: Als de olifanten vechten, denken over ontwikkelingssamenwerking vanuit christelijk perspectief, Amsterdam 2003.

13. ‘Ontwikkelingshulp niet afschaffen', in: Reformatorisch Dagblad, 23-05-2001.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2006

Zicht | 48 Pagina's

Helpt hulp? Hulp helpt!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2006

Zicht | 48 Pagina's