Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op weg naar een nieuwe sociale akademie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op weg naar een nieuwe sociale akademie

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ir. J. van der Graaf werd op 12 januari 1937 geboren in Ridderkerk. Na de gymnasium-B opleiding volgde van 1955 tot 1963 de studie chemische technologie te Delft.Als leraar natuur-en scheikunde is hij verbonden aan het Willem de Zwijgerlyceum te Bussum. Sinds 1 augustus 1972 is de schrijver van nevenstaand artikel part-time werkzaam in dienst van de Gereformeerde Bond in de Ned. Hervormde Kerk.Van de diverse funkties die door hem bekleed worden, vermelden wij: hoofdbestuurslid van de Oer. Bond, hoofdredakteur van de Waarheidsvriend, voorzitter van de Sociale Akademie in oprichting.Hij publiceerde artikelen in o. a. : De Waarheidsvriend, Wapenveld, Theologia Reformata, Kerk en Theologie.

door ir. J. van der Graaf,

EEN INITIATIEF VANUIT DE GERE­ FORMEERDE GEZINDTE

Langzaam maar zeker begint er tekening te komen in de plannen voor de oprichting van een sociale akademie op gereformeerde grondslag. Het initiatief voor de stichting van een nieuwe sociale akademie werd genomen in de kring van de Gereformeerde Bond en wel na de diskussies rondom de sociale akademie De Horst toen minister Van Veen dreigde de subsidiekraan dicht te draaien vanwege de zogenaamde alternatieve stroming op De Horst, die het onderwijs gegeven wenste te zien in - zoals de dagbladen berichtten-Marxistisch-Leninistische geest. Al eerder was in de kring van de Gereformeerde Bond, maar ook in andere delen van de Gereformeerde Gezindte de wenselijkheid van een nieuwe akademie gevoeld. De diskussies rondom De Horst hebben de zaak alleen maar versneld. Van meet af aan werd beseft dat een dergelijke opzet een zaak zou moeten zijn van de gehele Gereformeerde Gezindte. Sinds het eerste initiatief is achter de schermen veel werk verzet en thans is het zover dat een stichtingsbestuur is gevormd, waarin vertegenwoordigers van onderscheidene kerken en groeperingen uit de Gereformeerde Gezindte zitting hebben. De deelnemende groeperingen zijn de Gereformeerde Bond, de Herv. Bond voor Inw. Zending op g.g. , de Herv. Gereformeerde Jeugdbonden, de Christelijke Gereformeerde Kerken (vertegenwoordigd door een deputaatschap voor diakonaal en maatschappelijk werk), de Gereformeerde Gemeenten (vertegenwoordigd door een deputaatschap voor bejaardenzorg en maatschappelijk werk), de Vrijgemaakt Gereformeerde Kerken buiten verband (vertegenwoordigd door een stichting voor kinderbescherming) de Vereniging

van Verontrusten in de Gereformeerde Kerken en de Confessionele Vereniging in de Ned. Herv. Kerk. De volgorde van de namen is de volgorde van toetreding tot het voorlopig werkkomitee.

DE EERSTE STAPPEN ZIJN GEZET

Thans is het ook zover dat een uitvoerige beginselverklaring is opgesteld, een lesplan zich in een vergevorderd stadium bevindt en inmiddels een plaats van vestiging is gekozen uit diverse aanbiedingen van gemeentebesturen, namelijk de gemeente Ermelo. Ook is een subsidieeaanvrage in zee bij het ministerie, nadat een prognose-rapport, opgesteld door de Prot. Chr. Besturen Raad te Voorburg, had aangetoond dat de nieuw te stichten sociale akademie zeer zeker levensvatbaar zou zijn. Dat was trouwens ook al gebleken bij de tientallen aanmeldingen die het afgelopen jaar binnenkwamen van jongeren, die aan deze akademie wilden gaan studeren, terwijl overigens nog geen inschrijving voor de nieuwe school geopend kon worden.

Hier zit intussen het probleem, want volgens de normale wettelijke procedure zal de nieuwe sociale akademie pas op z'n vroegst 1 augustus 1975 voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Dat betekende dat aan al die jongeren, die zich in principe al hadden opgegeven, moest worden bericht dat ze naar andere wegen moesten zoeken om een studie in de sociale vakken te gaan beginnen.

WAAROM EEN NIEUWE AKADEMIE?

Een en ander is voor velen een gevoelige klap geweest. Wat is namelijk het probleem? Vele jongeren uit de Gereformeerde Gezindte hebben het de laatste jaren af laten weten om aan een sociale akademie te gaan studeren vanwege het ontbreken van een goede opleidingsmogelijkheid, met name wat betreft de principiële achtergrond en de daaruit voortvloeiende visie, waaruit het sociaal onderwijs wordt gegeven. Prof. Graafland stelde in een diskussie met enkele Horstdocenten, in de periode dat De Horst vanwege de dreiging van minister Van Veen in het nieuws was, dat hij jongeren uit zijn gemeente niet meer durfde adviseren om naar De Horst te gaan. Zo leefde het inderdaad bij velen, en niet alleen wat betreft De Horst, want wat bij De Horst in de publiciteit kwam, leeft ook aan

andere sociale akademies in meer of mindere mate. Meer en meer kwam bij de sociale akademies de tendens naar voren om het sociaal onderwijs als een breekijzer te doen fungeren bij de omvorming van de maatschappij, waarbij dan vaak sterk wordt aangesloten bij het Neo-Marxisme. Bij de alternatieve stroming op De Horst ging men zeKs zo ver dat bij de toelating van studenten zodanige normen moesten worden aangelegd dat alleen diegenen, die bereid waren om mee de barrikaden op te gaan, welkom zouden zijn, terwijl intussen ook gesteld werd dat de omvorming van de maatschappij plaats moest vinden met alle mogelijke middelen, wettelijke en subversieve, dat wil zeggen ondermijnende, zeg revolutionaire.

Daarom wil ik op de ontwikkelingen, die aan De Horst plaats vonden, wat nader ingaan omdat die ontwikkelingen illustratief zijn voor wat er in het geheel van het sociaal onderwijs aan de hand is en daarmee tevens de achtergrond duidelijk wordt van de oprichting van de nieuwe akademie.

APOSTOLAIRE ROEPING

Toen de sociale akademie De Horst nog behoorde tot het instituut Kerk en Wereld legden alle leerlingen, die naast de voor allen verplichte sociale opleiding de specifiek kerkelijke opleiding volgden, de zogenaamde wikagelofte af, die luidde: "Zijt gij bereid in de arbeid waartoe gij zijt opgeleid als getuige van Jezus Christus werkzaam te zijn en daarbij te blijven in de weg van het belijden der kerk? "

De tijden zijn veranderd. De Horst is als sociale akademie zelfstandig geworden, dat wil zeggen los komen te staan van Kerk en Wereld. De subsidiëring van staatswege is honderd procent, zodat de akademie in alle opzichten onafhankelijk mag heten. De wikagelofte ligt inmiddels ook onder het stof. Desalniettemin wordt het bestuur van De Horst altijd nog door de Hervormde synode gekozen, zodat De Horst aanspreekbaar blijft op de apostolaire roeping. Het is in naam nog altijd een christelijke sociale akademie. Op een kongres van De Horst op 3 juni 1970 werd evenwel door de akademiebevolking een motie aangenomen van de volgende inhoud: "Het algemene kongres spreekt als haar mening uit dat als gevolg van de stemmingsuitslag van het afgelopen jaar het proces van radikale demokratisering doorgevoerd moet worden op alle niveaus van de akademie; is van mening dat dat betekent dat niet instanties buiten de akademie de personen moeten aanwijzen die het beleid vormen; is daarom voorts de mening toegedaan dat om die reden de organisatorische band met de kerk verbroken dient te worden."

De Hervormde synode heeft een dergelijke uitspraak tot op heden niet gedaan, maar beraadslagingen ter synode de laatste jaren lieten wel blijken dat de band met De Horst ook als knellend wordt ervaren.

WAAR LIGGENDE KNELPUNTEN?

Als de hervormde kerkorde over het apostolaat spreekt wordt gezegd dat de kerk als Christus - belijdende geloofsgemeenschap haar opdracht heeft in de verbreiding van het evangelie en de voortdurende arbeid aan de kerstening van het volksleven in de zin der Reformatie. Daarbij wordt gezegd dat de kerk zich in de verbreiding van het evangelie richt tot hen, die daarvan zijn vervreemd om hen terug te brengen tot de gemeenschap met Christus en Zijn kerk en dat de kerk in al haar geledingen blijft strijden voor het reformato-

rische karakter van staat en volk en zich in de arbeid der kerstening richt tot overheid en volk om het leven naar Gods beloften en geboden in te richten. Een zeer hoge pretentie maar een mindere pretentie mag een kerk niet hebben.

Deze apostolaire visie vindt aan De Horst geen respons meer. In publikaties van De Horst komt telkens naar voren dat de akademie open staat voor allen "die het oekumenisch karakter en de konfrontatie met de joods-christelijke traditie als een element in hun opleiding willen aanvaarden". Dat joods hier voor christelijk staat kan op zich een goede visie inhouden, namelijk dat Israël de wortel is en wij de takken (Rom. 11). Toch kan het ook een denkrichting aangeven die het Oude Testament als het eigenlijke ziet en het Nieuwe Testament interpreteert - op zeer bepaalde wijze interpreteert! - vanuit het Oude Testament. Prof. dr. H. Jonker heeft tijdens de diskussie op de Hervormde synode over het Getuigenis laten zien welke konsekwenties deze theologische visie heeft. Hij stelde: Het oer-joodse geloofsélan, zo zegt Buber, is menselijk konkreet en verdraagt niet de theologische, abstrakte theologie van Paulus van een Borg en Middelaar op wie wij moeten steunen, en de gerechtigheid die bij Paulus toegespitst wordt op die ene Jezus Christus (Rom, 3 : 21). Thans is echter buiten de wet om de gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen (aangaande het geloof van Abraham en David in Rom. 4) en wel gerechtigheid Gods door het geloof in Jezus Christus, voor allen die geloven. Deze benadering van de gerechtigheid die wij moeten geloven (!) is bij Buber in strijd met de oer-joodse benadering van de gerechtigheid die wij hebben te doen en te betrachten, maar niet te geloven als een "zoenmiddel door het geloof in Zijn bloed" (Rom. 3 : 25). Er is een spanning tussen het joodse denken en tussen het christelijke denken. Als wij deze huidige spanningen ten aanzien van instituten als De Horst op hun theologische merites beoordelen dan zou in die verhouding van "joods" en "christelijk", van het Oude en het Nieuwe Testament wel eens het zwaartepunt kunnen liggen.

TOESPITSING OP HET DEMOKRATISERINGSPROCES

Nu is de verhouding van het Oude en het Nieuwe Testament, van het joodse en het christelijke, van de profeten en de apostelen allerwege in kerk en theologie in diskussie. Maar bij De Horst zien wij wat de konsekwenties zijn, omdat het daad-karakter van de gerechtigheid daar handen en voeten krijgt in verband met de direkte gerichtheid op de maatschappij. Het demokratiseringsproces, dat de laatste jaren op De Horst op gang gekomen is, houdt namelijk ook veel meer in dan alleen maar het bevorderen van inspraak voor ieder die aan De Horst verbonden is. Ik citeer uit één van De Horst-bulletins: "De westerse maatschappij wordt gekenmerkt door een ongelijke verdeling van macht, informatie en kapitaal... Het is wel duidelijk dat de maatschappij aan een fundamentele herstrukturering toe is, teneinde een gelijke en rechtvaardige verdeling van macht, informatie en kapitaal te verwezenlijken en de volledige ontplooiing van ieder mens te garanderen." En dan wordt gezegd dat het demokratiseringsproces op De Horst in nauw verband staat met wat anderen doen, in konkreto de alternatieve Pedagogische Akademie te Beverwijk en Black Panter, de beweging die streeft naar een fundamentele verandering van de maatschappij. Demokratisering betekent hier dus maatschappij vernieuwing.

Eén van de docenten van De Horst drs. I. P. v. Leerdam, heeft in een artikel in het Horst-bulletin van 28 oktober 1970 opening van zaken gegeven over de achtergronden van het demokratiseringsproces. Hij reageerde daarmee op een eerdere publikatie in een Horst-bulletin van het echtpaar Feytel, waarin gesproken werd over diegenen, die een andere kijk hebben op wat demokratisering is dan hierboven omschreven is en op de funktie van de akademie in de maatschappij. Die andersdenkenden konden volgens het echtpaar Feytel "niet logisch denken", ze "tonen dat ze van het hele demokratiseringsproces de ballen niet snappen", het zijn "gladjanussen", die in hun "schijnheiligheid en domheid schone handen willen houden" en behagen hebben in "kwasi-demokratische zelfbevrediging", het is "onkruid dat uitgeroeid moet worden". De heer Van Leerdam konstateert hieruit dan dat de principiële keuze waarvoor de akademie staat is: een akademie als intern gedemokratiseerd openbaar (voor ieder toegankelijk) onderwijsinstituut (de zogenaamde open beleidskonceptie) of een akademie als politiek aktiecentrum (besloten of rode beleidskonceptie). De essentie van de besloten beleidskonceptie is dat men de maatschappij ervaart als "een in de wortel verziekt en verrot systeem". Als eerste taak is dan weggelegd voor de akademie het vormen van "een ruimte waarbinnen de optimale voorwaarden worden geschapen, waaronder mensen, die zich voorbereidend bezighouden met de omzetting van de maatschappij, kunnen uitkiemen tot kritische, fantasierijke, vitale wezens". Konkreet betekent dit dat zo'n akademie als pressiegroep onder andere moet ageren tegen de kerk als steunpilaar van de gevestigde orde, de partikuliere ondernemingsgewijze produktiemaatschappij, ekonomische machtskoncentraties, militaire pakten. Of zoals het beginselprogram van de zgn. alternatieve stroming op De Horst het formuleerde in het "Radikaal Ontwerp van Opstandige Demokraten": "het gaat om het ontmantelen van autoritaire strukturen. Daartoe moet de akademie trainen in en werken met vormen van methodisch verzet, zowel legaal als subversief. " De heer Van Leerdam konkludeert daaruit: "De konsekwentie voor de selektie moet dan wel zijn dat niet ieder op de akademie welkom is als student of docent. Politieke en selektie kriteria zijn voor een akademie, die als pressiegroep wil optreden, wel haast onvermijdelijk.

En zo lang op de akademie nog andersdenkenden rondlopen, kunnen die andersdenkenden ook in een ernstig konflikt komen indien bij meerderheidsbesluit wordt overgegaan tot aktie en daden, waar men principieel geen verantwoordelijkheid voor wil nemen."

Men ziet uit dit alles de verschuiving. In de aanvang werd in het kader van de apostolaire opdracht gesproken over de verbreiding van het evangelie aan hen, die daarvan zijn vervreemd om hen terug te brengen tot de gemeenschap met Christus en over de kerstening van de samenleving, teneinde het leven naar Gods beloften en geboden in te richten, waarbij het ging om het persoonlijke en het koUektieve, maar dan beide gekoncentreerd op Christus. Dit evenwicht en die gerichtheid zijn in wat dan heet de geslotenbeleidskonceptie totaal verdwenen. Daarin gaat het om de omwenteling van de maatschappij door methodisch verzet, zowel legaal als subversief. Wij staan hier voor het euvel van de vereenzijdiging, de radikalisering en de vereenzelviging. Vraagt men naar de theologie achter dit alles: ik wees al op de joods-christelijke van waaruit het onderwijs gegeven wordt. Maar misschien is het typerender dat in de literatuurlijst van De Horst leerlingen onder het hoofd "Inleiding tot de bijbel", behalve de statenvertaling en de nieuwe ver-

taling van het N, B.G. geen ander werk voorkomt dan Richard Shaull's "Uitdaging aan Kerk en Maatschappij". En naar bekend kon zijn: Shaull is de theoloog van de revolutie.

• TWEE POLEN

Ik had deze achtergrondstypering nodig om de spanning te kunnen aanduiden tussen de apostolaatsvisie, die gericht is op bekering van het individu en op kerstening van de samenleving, en de neo-marxistische visie die zich baanbreekt en gericht is op de omvorming van de strukturen. In deze neo-marxistische visie gaat het om het heil, dat zich baan breekt in de evoluties en revoluties van de geschiedenis. Deze visie is uiterst relevant in de sociale sektor. Daar krijgt deze visie vlees en bloed. Het Rijk krijgt daar immers in de maatschappij gestalte? Het is echter het bevrijdende van de apostolaire visie op de maatschappij, dat eerst de enkeling in het blikveld ligt. Het gaat om zijn bevrijding door de Ene, die God en mens was, Jezus Christus, en vandaaruit wordt doorgestoten naar de strukturen. Van de weeromstuit mogen we niet doen alsof die strukturen er niet toe doen. Want wat is sociaal werk anders dan bezig zijn met de mens in de verbanden, waarin hij elke dag staat? Drs. Van Leerdam stelt in dit verband dat een akademie met een open karakter beoogt "de studenten toe te rusten tot deskundig, methodisch handelen in het gekozen beroepsveld, gericht op de bevordering van het welzijn van de mens". En dat welzijn van de mens is altijd "een zijn - in - relaties o.a. tot andere mensen, het werk, goederenorganisatie, het andere, enz." Hier mag en moet ook grondige aandacht zijn voor de politieke dimensies. Het kan namelijk zijn dat de mens wordt doodgedrukt in de strukturen waardoor hij is omgeven en die mede zijn leven bepalen. De vormgeving en de inrichting van de samenleving zijn dan ook terdege relevant. De kerk mag en moet er zicht op hebben dat ook in de grote verbanden van staat en maatschappij tekenen dienen te worden opgericht van het Rijk van God. Er is het euvel van de vereenzelviging, er is ook het euvel van de distantie. De theokratische visie schept hier het juiste evenwicht. Alles moet Hem eren, zegt Psalm 33. Dat zal de grondtoon moeten zijn van het apostolair bezig zijn. De ene kant daarvan is dat Hij, God, geëerd wordt. Ik ken maar één hartstocht, zei Zinzendorf, dat is Hij, slechts Hij. Maar de andere kant is dat alles Hem eren moet. De kerk moet erop gericht zijn dat de samenleving het kleed van Christus' tekenen draagt. Dat is dan iets anders dan dat God en zijn toekomst gerealiseerd worden in het revolutionaire handelen van de mens. Daarmee wordt de mens de spil waar alles om draait. Het heil hangt af van zijn daden en niet meer van de genade, door Jezus Christus gerealiseerd. Het ongeduld van de revolutie zal plaats moeten maken voor het geduld dat In het verlengde ligt van Gods geduld met deze wereld. Want verder dan de tekenen van het Rijk brengen wij het nooit. Omwenteling van de maatschappij zal het Rijk niet brengen. Het kan ook zijn dat strukturen drastisch worden vernieuwd, radikaal worden omver geworpen, maar er verschijnen nieuwe voor in de plaats, waarin de erkenning van de levende God geen gestalte heeft. Dan is er apostolair niets mee gewonnen.

Met het oog op dit alles is er alle reden met klem te blijven opkomen voor de twee polen in de apostolaire roeping: vervreemden terugbrengen tot Christus en zijn gemeenschap en kerstening van de samenleving. Zelfs in een situatie als de onze - of juist daarin - waarin steeds minder tekenen aanwezig zijn

van Christus in de samenleving en waarin steeds meer antichristelijke tekenen worden opgericht, moet de kerstening de enige pijl zijn op de boog van het apostolaat. We mogen van de nood geen deugd maken en niet vervallen tot neomarxistische ideologieën, waarin de mens ondergeschikt is aan de strukturen, hoezeer wat dit laatste betreft ook gesuggereerd wordt dat in het revolutionaire omvormen van de strukturen het heil voor de enkeling ligt opgesloten. In de konceptie van de humaniteit mag de dimensie van Gods gerechtigheid en barmhartigheid niet ontbreken. De gerechtigheid en de barmhartigheid waarover de kerk in het apostolaat spreken mag, is de gerechtigheid en de barmhartigheid van de Ene, die rechtvaardig God en barmhartig Hogepriester was. Het geeft te denken dat het woord barmhartigheid meer en meer uit de gezichtskring verdwijnt, ook in het apostolair bezig zijn. Als de barmhartigheid, die barmhartigheid van Christuswege is, echter verdwijnt, dan zal het de vraag zijn of de gerechtigheid, die t. a. v. de samenleving wordt bepleit, nog wel wortels heeft in de bijbelse gerechtigheid, zoals die in Jezus Christus gestalte heeft gekregen. Hij is onze gerechtigheid! We hebben op onze hoede te zijn voor een apostolaatstheologie die losgeraakt is van de wortel die haar dragen moet. Dan wordt de humaniteit namelijk niet bevorderd maar tegengestaan. Dan wordt de theologie tot een maatschappelijke ideologie.

• DE NIEUWE SOCIALE AKADEMIE

Zie hier de theologische achtergrond van de ontwikkelingen die geleid hebben tot het stichten van een nieuwe sociale akademie. Het gaat bij deze stichting om het gestalte geven van onze roeping in sociaal opzicht vanuit het gereformeerd belijden. De grondslag daarbij is, zoals in artikel 5 van de stichting is omschreven: "De stichting grondt zich op en gaat uit van de Bijbel als de gezaghebbende openbaring van Godswege, zoals de Reformatie - met name de Gereformeerde Reformatie - die heeft beleden in de drie formulieren van Enigheid". Er zal op dit terrein nog heel wat denkwerk verricht moeten worden. Maar duidelijk is dat het uitgangspunt nimmer zal kunnen zijn het konfliktmodel, het revolutiemodel, dat ons door de moderne stromingen wordt opgedrongen. Het gaat om het vormen van maatschappelijk werkers en sociaal-kultureel werkers, die hun roeping van Godswege verstaan in een ontkerstenende maatschappij en zich daarbij aan het Woord gebonden weten. Van de gebondenheid aan het Woord alleen is zegen te verwachten, ook bij het bezig zijn in het sociale leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1973

De Reformatorische School | 40 Pagina's

Op weg naar een nieuwe sociale akademie

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1973

De Reformatorische School | 40 Pagina's