Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vaderlandse Geschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vaderlandse Geschiedenis

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Stadhouder (vervolg)

De stadhouder van Holland was opperbevelhebber van leger en vloot der Unie (= kapitein-generaal en - admiraal.) Alleen Maurits moest het legerbevel delen met zijn neef Willem Lodewijk tussen wie, zoals wij weten, overigens een zeer hartelijke samenwerking was, tot heil der Republiek. Het gewone volk zag hoog tegen de stadhouder op. Het zag hem omstraald met de glorie van de gelukkige kamp tegen de vijand, de beschermer tegen de aanmatiging der regenten, die dat volk maar als „kerels" beschouwden en aanspraken.

Voor het volk was hij geen Staten ambtenaar maar een vorst. Er lag dan ook iets voortreffelijks op die Oranjes. Daarbij waren zij schatrijk.

Maurits kreeg als bevelhebber ƒ 120.000; hij had heel wat landgoederen met rijke inkomsten.

Hij kon dus paleizen bouwen, en er een hofhouding op na houden. Hij ontving de buitenlandse gezanten (Spinola) en toen Maurits Grave belegerde kwam zelfs een gezantschap uit Atjeli in het legerkamp zijn opwachting maken.

Voor de toenmalige Indiërs was hij „de Koning van Holland."

Gelijk bekend is het ambt van stadhouder later erfelijk geworden (in Holland in 1674) en sinds 1747 hadden de 7 gewesten een en dezelfde persoon als stadhouder gekozen.

De Raadpensionaris.

Deze had de leiding in de Staten van Holland. Aanvankelijk werd hij „advocaat van den lande" (n.1. van Holland) genoemd en was belast met de procesvoering voor het Hof van Holland; alzo zuiver ambtenaar.

Weldra kwam hierin verandering en werd van ambtenaar feitelijk de leider der Staten.

En omdat Holland in de Staten-Generaal het meest in de melk te brokken had, reikte zijn invloed tot in deze kring.

Hij stelde de agenda voor de Statenvergadering op, ook de resultaten van de gehouden besprekingen en zat zodoende geheel in de zaken in.

Weldra was hij de adviseur der leden en kwam zo tot het leiderschap; tenminste als hij een krachtige persoonlijkheid was (Oldenbarnevelt en Johan de Witt) wat echter niet van elke raadpensionaris kon gezegd worden. Hij had echter nog meer te doen. Aan het hoofd van Hollands afgevaardigden ging hij ter vergadering der Staten-Generaal en was er de welsprekende woordvoerder, die goed blijken liet, dat Holland no. 1 was onder „de schepen van de sevenlandse buurt", vooral ook, omdat dit gewest meer dan de helft der gemeenschappelijke onkosten betaalde, omdat het nu eenmaal de rijkste provincie was.

Ook in de Staten-Generaal was hij feitelijk de leider, die dit lichaam naar zijn hand zette.

Daarbij was hem het overleg met vreemde gezanten opgedragen, alsmede de briefwisseling met onze vertegenwoordigers in het buitenland.

Men kan hem inderdaad noemen een minister van binnen-en buitenlandse zaken.

De Staten-Generaal.

Wij hebben er reeds eerder op gewezen, dat de verschillende gewesten zich als volkomen zelfstandig beschouwden, geen inmenging in hun interne aangelegenheden duldden, maar hoe Holland telkens weer, nu en vooral later, zijn wil aan de andere gewesten trachtte op te dringen. Plaats van vergaderen was 's-Gravenhage. De tijd van vergaderen was bijna dagelijks, uitgenomen de Zondagen.

De zaken, die behandeld werden, waren de buitenlandse betrekkingen en de zaken van leger en vloot, kort gezegd, de zaken, die allen gemeenschappelijk aangingen.

Het aantal afgevaardigden was van ieder gewest verschillend. Men stemde echter per gewest; zo werden er dan 7 stemmen uitgebracht: van Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijsel en Groningen.

Gewichtige besluiten moesten met algemene stemmen (eenstemmigheid) genomen worden. Was er ook maar één gewest tegen, dan kon de zaak geen doorgang vinden.

Overstemmen mocht niet geschieden. De afgevaardigden konden maar niet stemmen naar eigen idee. Zij kregen van hun lastgevers, de Staten der gewesten, een lastbrief mee, hoe zij stemmen moesten.

Deed zich dan een onvoorzien geval voor, dan moesten de heren naar huis en eerst met hun statenleden confereren. Deze op hun beurt moesten weer overleg plegen met de afgevaardigde vroedschappen, enz. in hun gewest, zodat ieder begrijpen kan, dat hier van snelle afdoening geen sprake was.

Zeker historie-schrijver merkt aardig op, dat daardoor van geheimhouding absoluut geen sprake was; ja dat vreemde gezanten precies wisten, wat er omging, soms al direct na de vergadering der Staten-Generaal!

De geldmiddelen.

De Unie van Utrecht had gesproken van heffing van algemene belastingen. Maar dit is nooit geschied.

Wel werden de kosten van de zaken van gemeenschappelijk belang, zoals leger en vloot, procentsgewijze over de provinciën omgeslagen.

Zo droeg b.v. Holland meer dan de helft. 58 r /r bij, dus

Eigenaardig ging het in Drente toe; op iedere 100 gulden moest het één gulden toeleggen.

Wij moeten hier echter aan toevoegen, dat sommige gewesten in het Noorden en Oosten niet altijd uitmuntten door vlotte betaling. Dan schoot het rijke Holland het maar zo lang voor!

Maar ieder zal begrijpen, dat dit gewest daardoor een geweldige machtspositie in de Republiek kreeg, waardoor weer allerlei verwikkelingen ontstonden, die voor de binnenlandse rust nu niet bepaald gunstig waren.

De Raad van State.

Deze was opgericht in 1584 met het doel de afdoening der zaken wat beter te doen lopen.

Hij bestond uit 12 leden als vertegenwoordigers der gewesten plus de stadhouder en een tijdlang 2 Engelsen. De aantallen waren resp.: Holland 3, Gelderland, Zeeland en Friesland ieder 2 en de overige ieder 1.

In dit college werd met meerderheid van stemmen beslist en ook werd er geen ruggespraak gehouden. Dit laatste was corzaak, dat de Staten der Gewesten, vooral die van Holland, er niet erg op gesteld waren.

Van een opperbestuur, zoals aanvankelijk bedoeld, kwam niets terecht. Het enigste, wat zij ten slotte deden, was het houden van toezicht op de vestingen en de jaarlijkse indiening van de oorlogsbegroting.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1954

Daniel | 8 Pagina's

Vaderlandse Geschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1954

Daniel | 8 Pagina's