Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

door ds. G. Blom te Meerkerk.

En Josafat zeide tot de koning van Israël: Zo zal ik zijn gelijk gij zijt, zo mijn volk als uw volk, zo mijn paarden als uw paarden.

1 Koningen 22:4b.

De Satan spant de mens strikken. Hij is daarmee begonnen, toen hij in het paradijs van de slang gebruik maakte om de mens tot zonde te brengen. Eva wapende zich niet, zocht niet haar kracht in de Heere en Zijn Woord en zij viel. En Adam handelde op dezelfde wijze, toen Eva tot hem kwam en van de verboden vrucht gaf. Zo hebben we allen in Adam gezondigd, de Heere verlaten. Wat wijsheid zouden we hebben? Wie van de mensheid, wie van Gods kinderen kan staandeblijven als de verzoeking komt en de vreze des Heeren gemist wordt? Toch niemand!

We zien het zo duidelijk in de levensgeschiedenis van Josafat. Deze koning was met rijke genade bedeeld. Hij heeft jarenlang gewandeld in de vreze Gods. Er staat veel goeds van hem opgetekend. Maar ook deze begenadigde koning raakte in een weg van afwijking. Zo vinden we hem samen met de goddeloze koning Achab op een koninklijke troon vóór de poort van Samaria. Hij is gekomen op een plaats waar hij niet hoorde. Hij is zo onder de invloedssfeer van Achab gekomen, in zekere zin zelfs in diens macht. Daar heeft Achab gebruik van gemaakt. Deze wil de strijd aanbinden tegen Ramoth in Gilead en stelt Josafat een bondgenootschap voor om met hem te trekken in de strijd. Daar is niets ten voordele bij voor Josafat, maar alles kan alleen gunstig voor Achab werken, althans wanneer de veldslag goed zou verlopen. En dat wil Achab voor ogen houden. Daar wil hij zich zeker van stellen. Daarom moet Josafat hem helpen met alles wat hij in de oorlog ter beschikking kan stellen.

En Josafat zeide tot de koning van Israël. Er was een andere tijd in zijn leven geweest. Dat was toen hij door vele vijanden in het nauw was gebracht. Toen was hij naar de tempel gegaan. Hij had zijn zaken voor de Heere neergelegd en gesproken: Wij weten niet wat wij doen zullen, maar onze ogen zijn op u. Dat was vroeger geweest, al lang geleden.

Had Josafat dat nu ook maar gedaan. Had hij maar tot Achab gezegd: ik moet eerst aan de Heere om raad vragen, ik moet eerst weten, of dit in de gunst des Heeren is, of de Heere mee optrekt ten strijde. Josafat spreekt zo niet. Hij heeft de Heere niet nodig gehad, toen hij Jeruzalem verliet om Achab met een bezoek te vereren. O, als hij daarin de Heere gezocht had, zou de Heere hem zeker verhinderd hebben om naar Samaria te gaan. Maar hij is op eigen gelegenheid gegaan. Nu moet hij zelf een beslissing nemen.

Dat zijn dingen, die ons wat hebben te zeggen. Genade bewaart niet voor de zonde, alleen de vreze Gods doet wijken van het kwade. Zo is wel eens gezegd. De waarheid daarvan vinden we in Gods Woord en wordt ons ook hier voorgesteld. Ja, Josafat heeft betere tijden gekend.

Onze ontrouw doet Zijn getrouwheid niet te niet. Dat gold voor Josafat en dat geldt voor al Gods kinderen. Hij is de onveranderlijke en getrouwe en Zijn werk is volkomen. De Heere Jezus sprak eens tot Petrus en in hem tot al Zijn volk: Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude. Zijn werk op aarde was volkomen en dat werk zet Hij nu in de hemel voort. Daaraan heeft Gods volk zijn behoud te danken. Josafat luistert naar het voorstel van Achab. Dat klinkt erg vererend voor hem. Hij heeft geen enkele bedenking. Bezwaren komen er niet bij hem op. Bedenktijd heeft hij niet nodig. Ook het advies van zijn dienaren, die hier zijn troon omringen, behoeft hij niet. Het lijkt wel of zijn geweten hem helemaal niet waarschuwt.

De koning van Juda, wiens plaats te Jeruzalem was geweest, ver van Samaria, geeft gehoor aan het voorstel van Achab, de goddeloze koning van Israël. Wat is er ontzettend veel veranderd in de houding, in het beleid van Josafat. Eerst waren er sterkten door Josafat tegen Israël opgericht. Toen was er oog geweest voor het dreigende gevaar van de kant van Achab. Maar de vrede was al getekend en Josafat had zich verzwagerd met het huis van Achab. Zijn zoon, de kroonprins, was gehuwd met Athalia, de dochter van Achab en Izebel.

Zo zal ik zijn gelijk gij zijt, zo mijn volk als uw volk, zo mijn paarden als uw paarden. Josafat zegt dus zonder meer ja. Maar anderzijds blijkt toch, dat hij dat niet onvoorwaardelijk doet. Achab heeft voorgesteld: trek met mij op en Josafat maakt ervan: laten we samen optrekken.

Josafat wil zijn zelfstandigheid ten opzichte van Achab handhaven. Hij wil op voet van gelijkheid optrekken. Beide volkeren zullen ten strijde trekken. Josafat stelt zijn hele leger, zijn ruiterij en zijn voetvolk ter beschikking. Dat is mogelijk nog meer dan Achab heeft durven hopen. Josafat wil een coaUtie met Achab sluiten. Mogelijk is het als een flits door hem heengegaan, dat hij juist handelt, wanneer hij met Achab in de strijd trekt. Waarom zou hij dat niet doen? Het is toch waar, dat Ramoth in Gilead een stad van Israël was? Wat kan er op tegen zijn te proberen deze stad uit de hand van de vijanden te bevrijden, wat kan er op tegen zijn dat hij, Josafat, daarbij Achab helpt en daarbij de tien stammen, het broedervolk steun verleent? Ja, het is waar, dat Achab een afgodendienaar is van dat hij zijn volk heeft afgevoerd van de dienst en wegen des Heeren, maar het blijft toch waar, dat de tien stammen tot het uitverkoren volk behoren en dat Achab ondanks al zijn zonde toch nog een verbondskind is! Misschien is er wel even bij Josafat opgekomen de gedachte, dat hij op deze wijze Achab nog ten goede zou kurmen beïnvloeden! We weten het niet, maar wel weten we, dat Josafat tot een beslissing komt en die uitspreekt zonder de mond des Heeren te vragen. En dan is een beslissing nooit in Gods gunst. Het komt er op neer, dat Josafat de koning van Israël gaat helpen in een weg, die de Heerte niet welbehagelijk is.

Dat is de lering, die we hieruit moeten trekken. Hierin ligt een waarschuwing voor ons allen. Natuurlijk allereerst voor ieder persoonlijk. We kimnen het in Josafat zien, wat van de mens is te verwachten, die op plaatsen komt waar hij niet hoort, of op plaatsen, waar men wel zijn moet - denk aan het maatschappelijke en staatkundige leven - , maar waar men niet biddend verkeert. Hoe diep afhankelijk is ook Gods kind van de voortdurende invloeden van Gods Geest om te blijven bij de Heere en aller zonden vijand te zijn en zo ook bekwaamd te worden om daarvan in het leven getuigenis te geven. Maar dan is er ook een dure roeping voor allen, die de waarheid Gods met het hart belijden en eigenlijk voor elk mens, die wil blijven bij dat Woord des Heeren, om gezamenlijk te getuigen tegen de zonde en neen te zeggen, wanneer er voorstellen gedaan worden - we denken hierbij met name aan wetsvoorstellen, verordeningen enz. — die niet zijn naar Gods Woord en niet in Zijn gunst. Het gebed van Gods kinderen mag wel zijn, dat de Heere allen, die op een of andere wijze voor dergelijke beslissingen gesteld worden, getrouw make en tot de Achabs te zeggen: neen, wij willen en kunnen geen bondgenootschap met u aangaan. In die weg zou de Heere nog in Zijn gunst kunnen gedenken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 1978

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 1978

De Banier | 8 Pagina's