Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoedster van het Brabants goed

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoedster van het Brabants goed

Fien van Berlo-Braks:

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als boerendeern voerde Fien Braks voor de dorpsgemeenschap van Odiliapeel toneelstukjes op, in oude kledij. Daarmee legde ze de basis voor een unieke collectie, waarmee ze een groot deel van het jaar druk is. „In alles wat ik doe heb ik plezier, maar die klederdracht is toch wel de topper.

Vanaf de Pastoor Castelijnstraat valt ’t Museumke nauwelijks op. Het oogt nog altijd als een eenvoudige garage. Achter de deur wacht liefhebbers van oude klederdrachten een verrassing. Een familie van etalagepoppen verbeeldt een Brabants gezin aan het eind van de 19e eeuw. De rest van de imposante collectie van Fien van Berlo-Braks (69) hangt of ligt in de wandkasten. Achter zwarte gordijnen, om verkleuring te voorkomen. Een aantal pellerines is dermate uniek dat ze niet uit de kast komen. „Deze is van 1850, daar moet ook ik afblijven. Dit is een kapmantel uit 1880. Hier heb ik Wilhelmina zunne jas, daar lijkt-ie precies op. En deze jas droegen jongens alleen met bijzondere gelegenheden. Bijvoorbeeld als ze voor het eerst naar de meid gingen. Een gabardine jas, daarmee hadde aanzien.” Een exclusief stuk onder de jurken van het “groot volk” is de zwarte trouwjapon van een dame uit Drunen, die ze droeg op haar huwelijksdag in 1878. „Die heb ik nog niet zo lang. Hij is helemaal met de hand gemaakt. Van zwarte stof natuurlijk, hier in Brabant was alles zwart. Dit jack uit 1890 droeg de gouvernante van de familie De Gruijter in Den Bosch, de snoepjesfabrikant.”

Vertrouwen
Niets zit achter slot en grendel. De inwoonster van Handel is goed van vertrouwen. Tot nu toe is ze daarin niet beschaamd. „Nee, ik heb nooit iets gemist. De mensen nemen nog geen knoop mee. Misschien omdat ik ze m’n vertrouwen geef. Zo zijn wij ook opgevoed.” Vader Doris Braks runde een gemengd boerenbedrijf in Odiliapeel. Aanvankelijk met echtgenote Hanne, een knecht en een meid. Toen de elf kinderen wat groter waren, werden zij ingezet en kon het personeel weg. Moeder Braks was vrijgesteld van alle arbeid op en om het erf. „Die had alleen de zorg voor de kinderen. Om de anderhalf jaar kwam er eentje bij.” Van haar vader erfde Fien een groot sociaal gevoel, van haar moeder doorzettingsvermogen. Eigenschappen die ook de andere kinderen uit het gezin kenmerken. „Ons vader en moeder dachten eerst dat alle jongens boer zouden worden, alle meiden boerin. Later zagen ze in dat dat niet ging lukken. Vanaf ons achttiende jaar mochten we zelf kiezen. Een zus en ik zijn op de boerderij gebleven. Ik was graag boerin geworden, maar ik kwam een verpleger tegen. Dan loopt het wat anders. Ons Gerrit ging studeren en werd minister van landbouw, maar als mens en als broer is hij daardoor niet veranderd. Hij bleef gewoon onze Gerrit.”

Hiltermann
In de avonduren volgde de boerendochter allerlei cursussen, waaronder boekhouden. „Dat komt me nu goed van pas in het museum.” Tussen de bedrijven door sprong ze bij in gezinnen waar hulp nodig was. „Ons pa zat overal aan en bij: de Boerenleenbank, het witgele kruis, noem maar op. Als mensen in moeilijkheden zaten, was het: ‘Ga maar naar Doris en Hanne Braks, die weten er wel raad mee.’ Wij werden er dan opuit gestuurd. In één gezin heb ik drie maanden gewerkt. De moeder had een ziekte die ze ‘vliegende vaan’ noemden.” Ook voor het reilen en zeilen in de  grote buitenwereld vroeg vader Braks de aandacht van zijn kroost. „We moesten altijd meeluisteren als Hiltermann voor de radio was. Dan mocht je geen woord zeggen. Wanneer Hiltermann z’n commentaar op van alles en nog wat had gegeven, zei ons pap: ‘De wereld vernietigt z’n eigen.’ Dat noemden wij ‘ouderwets gepraat’, maar nou denk ik vaak: Waar moet het toch heen als we zo doorgaan?”

Echt kerkmens
Door het huwelijk met haar verpleger toog de inwoonster van Odiliapeel naar het tien kilometer verderop gelegen Handel. „M’n man werkte in Huize Padua, een psychiatrische instelling, en moest dicht bij het werk wonen. Ik had het gevoel dat ik emigreerde.” Veertig jaar later weet ze zich met hart en ziel verbonden aan het Brabantse bedevaartsoord. Net als haar vader maakt ze zich daar verdienstelijk in kerk en maatschappij. „In mijn huwelijk ben ik cursussen blijven volgen. Bestuurskunde, politiek, spreken in het openbaar… Praten kunnen wij wel, maar je moet het ook nog op een goeie manier doen. In ’78 heb ik hier een vrouwenvereniging opgericht, vijfentwintig jaar heb ik in het bestuur van het witgele kruis gezeten, twintig jaar in de gemeen-teraad, sinds april ben ik voorzitter van de regionale katholieke bond van ouderen. Zo kan ik nog wel even doorgaan. In de kerk ben ik lector en verzorg ik de avondwake als iemand is gestorven. Ja, ik ben nog een echt kerkmens.” Verreweg de meeste tijd steekt ze in haar collectie Brabants goed uit 1850 tot 1950. Boven- en onderkleding, mantels, hoeden en mutsen, schoenen en klompen, huishoudtextiel, doopjurken, nachtjaponnen, klepbroeken… „Alles wat de mensen in Brabant droegen tussen doop en dood. Elke week komt er wel wat bij. Laatst nog een paar mooie poffers en een pellerine.” Eén kast is gereserveerd voor kleingoed: spelden, zakmessen, tasjes, reukdoosjes, portemonnees, een sigarenhouder…

Museumke
De uit de hand gelopen hobby kwam voort uit de toneelstukjes die Fien in haar jonge jaren opvoerde. „Ons vader was voorzitter van de Boerenbond, ik zat in het bestuur van de bond voor jonge boerinnen. Als de Boerenbond z’n jaarvergadering had, vroeg vader of wij wat wilden doen. Dan deden we met een man of zeven toneelstukjes in oude dracht. In het Patronaatje, een soort dorpshuis. De kleren haalden we bij oude mensen in het dorp De dochter van Doris Braks hield in een schriftje bij wat van wie was, en bewaarde de kleding in een koffertje. Na verloop van tijd bleek niemand het oude spul terug te willen. Ook moeder Braks zag er niets in. „Dat was een modern mens. Ze hield niet van oude spullen. Ik wel. Daarom heb ik die koffer na ons trouwen meegenomen en kocht ik er nog wat jurken bij. Zodat ik aan mensen die er belangstelling voor hadden, kon vertellen wat mensen in deze streek vroeger droegen.” In de achterliggende veertig jaar groeide de collectie uit tot zo’n drieduizend stukken. „Toen ik vijftig werd, hebben we ’t Museumke gemaakt. Voor die tijd was het een garage met een fietsenhok en een werkhok. Die hebben we verbouwd.”

Catalogus
In haar administratie houdt de eigenares van het museum bij van wie ze de kleding kocht, door wie die werd gedragen en uit welke tijd het kledingstuk dateert. De catalogus bevat behalve deze informatie foto’s van alle stukken. Ook bij de grote musea bezit de verzameling bekendheid, door de kwaliteit en de uitgebreide documentatie. Het onderscheid in dracht tussen de verschillende dorpen werd vooral bepaald door de poffer: de Brabantse muts met een bloemenkroon van textiel. De omvang weerspiegelde het welvaartsniveau. „Ik heb in Gemert in de politiek gezeten, dat is van oorsprong een arm weversdorp. Boekel, aan de andere kant van Handel, was een rijk boerendorp. Daardoor was de poffer in Boekel eens zo groot als die in Gemert.” Geen twee stukken in de collectie zijn identiek. „De mensen maakten bijna alles zelf. Met een bloemenkroon was je wel een maand bezig. Iedereen deed het op z’n eigen manier. Al zo’n 25 jaar geef ik hier cursussen poffermaken. Als ik acht dames krijg, hebben we aan het eind van de dag acht verschillende poffers. De een trekt hard aan de draad, de ander zacht, de derde is heel precies, de vierde een sloddervos

Uniek
aarlijks ontvangt de inwoonster van Handel zo’n tweeduizend bezoekers, voor wie ze een ochtend- of middagvullend programma verzorgt. Het publiek mag zich in oude kledij hullen, in de tuin kunnen foto’s worden gemaakt. Voor de vijf euro entree levert de gastvrouw twee keer koffie en een stuk appelnotentaart. Ook een knapzak met broodjes, koek, koffie en thee kost slechts vijf euro. „Ge moet het leuk houden.” In de winter trekt ze er gemiddeld twee keer per week met een auto vol kleding opuit. „Ik geef dan heel veel modeshows. Vaak in bejaardenhuizen of voor heemkundekringen. De mensen die me vragen, zorgen voor mannequins. Tijdens zo’n show lees ik oude Brabantse gedichten voor. Ik doe ook veel met scholen. Die komen met klassen hiernaartoe, of ik ga daar op bezoek. Dan kleed ik die kinderen met het onderwijzend personeel aan. Van de scholen vraag ik niks, omdat ik het heel belangrijk vind dat kinderen ook cultureel worden gevormd.” Volgens de Brabantse Museumstichting zijn tientallen stukken zo uniek dat ze eigenlijk niet uit de kast mogen. „Maar aan de mensen die hier komen, laat ik alles zien. Het zijn míjn spullen, en ik heb ze niet verzameld om ze op te bergen. Regelmatig komen mensen ook kleding halen. Voor een boerenbruiloft of een herdenking. Toen het Belgische Essen 850 jaar bestond, hebben ze daar een historische optocht gehouden. Ik heb honderd mensen aangekleed, van kinderen tot bejaarden. Prachtig was dat. Ik heb nooit voorzien dat m’n verzameling zo veel belangstelling zou trekken. In alles wat ik doe heb ik plezier, maar die klederdracht is toch wel de topper. Ik zeg altijd: We hebben drie kinderen, maar dit is m’n vierde.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 3 februari 2010

Terdege | 92 Pagina's

Hoedster van het Brabants goed

Bekijk de hele uitgave van woensdag 3 februari 2010

Terdege | 92 Pagina's