Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zorg voor het verleden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zorg voor het verleden

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Monumentenzorg is een onderwerp waar de SGP een naam bij heeft op te houden. De handehngen van de Tweede en de Eerste Kamer der Staten-Generaal leggen hiervan getuigenis af.

Aan de reeks SGP-bijdragen die er al is over de zorg voor ons cultureel erfgoed is er onlangs weer een toegevoegd. De Tweede Kamer sprak andermaal over monumentenzorg naar aanleiding van een voorgestelde verandering van de Monumentenwet.

UITVOERIG

Het zou te ver voeren de uitvoerige beschouwing die ir. Van der Vlies bij deze gelegenheid ten beste gaf hier integraal af te drukken. Slechts twee meer algemene elementen uit zijn betoog worden hier aangehaald, t.w. het overzicht dat hij in het kort schetste van de monumentenzorg, in het bijzonder in ons land vanaf de vorige eeuw, en de reden waarom de SGP zoveel waarde hecht aan wat er op dit terrein gebeurt. Tenslotte wordt zeer summier ingegaan op de voorgestelde wijziging van de wet en een motie die door de SGP werd ingediend, en die inmiddels ook door de Kamer is aanvaard.

„HOLLAND OP Z'N SMALST”

Ten eerste de wijze waarop men in de loop van de geschiedenis met monumenten omging. De heer Van der Vlies: „Het blijkt dat men in de Oudheid al inzag dat monumenten voor het nageslacht bewaard moesten blijven. Heel veel later werd door een kardinaal een edict opgesteld, dat in 61 artikelen de monumentenbeschouwing regelde. Dit edict kan als een voorloper worden beschouwd van latere wettelijke regelingen.

In Nederland is de systematische zorg voor monumenten nog niet zo oud. Wel kan gesteld worden dat er aan het eind van de vorige eeuw bepaalde personen waren met duidelijke denkbeelden over de zorg voor monumenten.

Ik denk hierbij vooral aan Victor de Stuers, die bekend is geworden door zijn artikel „Holland op z'n smalst" in De Gids van 1873. Dit artikel bracht een ommekeer teweeg in de overheidszorg voor monumenten. In 1874 werd een College van Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst in het leven geroepen. Bij het departement van Binnenlandse Zaken ressorteerde vanaf 1875 de monumentenbescherming onder een nieuw opgerichte afdeling Kunsten en Wetenschappen. Men begon ook een inventarisatie te maken van het bestand van Nederlandse monumenten van voor 1850.

Echter bij al deze verbeteringen bestond er nog steeds geen wettelijke regeling. In 1928 werd een wettelijke regeling aangekondigd. Door velerlei omstandigheden duurde het echter tot 27 december 1955 voordat een ontwerp-Monumentenwet bij de Tweede Kamer werd ingediend. Zoals ik aan het begin van mijn betoog al heb vermeld nam de totale parlementaire behandeling ongeveer vijfjaar in beslag.

Op 20 juli 1961 verscheen de Monumentenwet in het Staatsblad."

STUWMEER

„In het begin van de jaren tachtig kwam opnieuw een discussie op gang over de gewenste structuur van de monumentenzorg in Nederland. Eén van de aanleidingen was het jaarlijks teruglopende monumentenrestauratiebouwproduktieniveau en het alsmaar groeiende stuwmeer aan nog te restaureren objecten. Een andere was gelegen in de verhoudingsgewijs ingewikkelde en met name lange procedure die een monumenteneigenaar voor goedkeuring en subsidie op zijn restauratieproject moest doorlopen.

In een motie van mijn hand vroeg de Kamer om een beleidsnota, waarin één en ander aan nieuwe beleidsvoornemens zou worden gepresenteerd, nadat daarover met en in het veld goed overleg zou zijn gevoerd. In deze Ka­ mer vond de gedachtenwisseling vervolgens plaats aan de hand van de als uitwerking van deze motie in 1984 uitgebrachte Nota Monumentenzorg.

Enkele essentiële elementen uit die Nota waren de decentralisatie van rijkstaken naar de lagere overheden en de oprichting van een nationaal fonds ter financiering van restauraties. Volledigheidshalve wil ik hier nog melding maken van de nagenoeg Kamerbreed aangenomen motie (18 399 nr, 12), welke de voornemens op het terrein van de decentralisatie nog eens nadrukkelijk onderstreepte. Uitwerking van de genoemde Nota heeft uiteindelijk geleid tot het vandaag ter behandeling voorliggende wetsvoorstel terwijl het Nationaal Restauratiefonds, reeds eerder metterdaad van start kon gaan. De eerste verslagen van het NRF zijn bemoedigend. Goede impulsen lijken te zijn en te worden gegeven. En daar ging het allemaal om.”

ONHERSTELBARE SCHADE

Vervolgens de achtergronden van de SGP-bemoeienis met de monumentenzorg. Daarover merkte onze woordvoerder o.a. dit op: „Naar onze opvatting leidt verwaarlozing van cultuurhistorische schatten snel tot onherstelbare schade. Het gaat in de monumentenzorg om het behoud van ons nationaal cultuurhistorisch erfgoed, om de overgeleverde waarden van materiele en immateriële aard. Aan de wijze waarop de huidige samenleving met het verleden omgaat, kan haar kwaliteit worden beoordeeld. Dat verleden komt immers niet meer terug. Vandaar dat mijn fractie het van essentiële betekenis vindt dat gebouwen en andere ruimtelijke en/of bouwkundige elementen, die gestalte geven aan ons nationaal verleden, met zorg moeten worden omgeven. Ik denk hierbij met name aan kerkgebouwen, gebouwen van overheden, karakteristieke woonhuizen en boerderijen, kastelen, molens e.d. Daarnaast zijn er de landschappen, stads- en dorpsgezichten, welke uit cultuur-historisch oogpunt het beschermen waard zijn. In deze visie over de monumentenzorg liggen de motieven van mijn fractie om intensief een bijdrage te leveren aan de discussie over de vraag hoe de monumentenzorg geregeld moet zijn.

NIEUWE OPZET

In de nieuwe opzet van de Monumentenwet is een systeem van zorg voorgesteld, waarbij gestreefd wordt het belang van een monument èn een eigenaar te leggen in handen van die over­ heid die in een bepaalde situatie de beste garantie van eenheid in beleid en rechtszekerheid kan geven. Daartoe is o.a. voorgesteld - een deel van de rijksbevoegdheden over te dragen aan de gemeenten; - bestaande procedures te vereenvoudigen; - de regeling inzake opgravingen en vondsten aan te scherpen en te verbeteren en - om monumenten onder water in niet-gemeentelijke ingedeelde gebieden onder de bescherming van de wet te bregen.

OPTIMALE BESTEDING

Op het punt van het onderhoud diende ir. Van der VUes een motie in. Over de achtergrond van die motie merkte hij op: „Het is iedereen duidelijk dat de financiële inspanning terzake van de monumentenrestauraties veel geld betreft, terwijl wij zo weinig hebben, eigenlijk te weinig. Dit dwingt er ons allen toe, te trachten te komen tot een optimale besteding van het beschikbare budget. Dan moet de conclusie getrokken worden dat een eenmaal met subsidies gerestaureerd object goed moet worden onderhouden. Anders staan wij over zeg maar 15 of 20 jaar voor hetzelfde en dat kunnen wij helemaal niet hebben. Dit betekent dat het onderhoud een heel belangrijke taak is en dat degene die de subsidie ontving op dit punt aan zekere afspraken gehouden moet kunnen worden.”

„Daarbij komt nog de bijzondere positie van de monumentale kerken, waarbij bepaalde vraagstukken een rol spelen. Ik heb in eerste termijn gewezen op het rapport van de commissie- Hirsch Ballin. Aan dat rapport kunnen wij de minister noch de fracties in dit huis binden. Er moet nog een regeringsstandpunt over komen, en dat rapport gaat over veel meer dan alleen over achterstalUg onderhoud en de lasten daaraan verbonden voor kerkbesturen. Toch zou ik de Kamer een uitspraak willen voorleggen, mede namens de andere woordvoerders in dit debat.”

MONUMENTALE KERKEN

Daarop diende ir. Van der VHes een motie in waarin hij de regering verzoekt in een algemene maatregel van bestuur op grond van de Monumentenwet regelen te stellen ter optimale benutting van het budget door niet alleen restauratie, maar ook een verantwoord niveau van onderhoud te bevorderen, voor o.a. het onderhoud van monumentale kerken en ter realisering van een onderhoudsplicht. De motie, die werd mede-ondertekend door kamerleden van CDA, D66, PvdA, VVD en GPV, werd later met algemene stemmen aangenomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 1988

De Banier | 20 Pagina's

Zorg voor het verleden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 1988

De Banier | 20 Pagina's