Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WEEST UW BROEDERS HOEDER!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WEEST UW BROEDERS HOEDER!

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET ZESDE GEBOD

Nog eens over abortus provocatus en euthanasie

Er is reeds verscheidene keren aandacht gevraagd voor de problemen rond abortus provocatus en euthanasie. Zonder in eindeloze herhalingen te willen vervallen, moet ook in het kader van deze bespreking van het zesde gebod er althans iéts over gezegd worden. We hebben ons uitgesproken voor niet absolute, evenmin relatieve, maar gerelateerde eerbied voor het leven. Dat wil zeggen: eerbied voor het leven omdat het geschonken is door de God des levens. Bijzóndere eerbied voor het menselijk leven, aangezien de mens in een bijzondere betrekking staat tot God die hem schiep naar Zijn beeld.

In de discussies rond abortus en euthanasie dient een scherp belijnde positie te worden ingenomen. Het gebod 'gij zult niet doodslaan' heeft betrekking op abortus provocatus, want vanaf de bevruchting is de mens potentieel aanwezig, en abortus is daarom beëindiging van menselijk leven. Zorgvuldig en in verantwoordelijkheid voor Gods aangezicht dienen we ons van geval tot geval rekenschap te geven of dit menselijk leven op gewettigde wijze door mensenhand mag worden beëindigd. De HEERE heeft echter zó'n manshoog schild opgeheven boven het leven van de mens (denk alleen maar aan de zwaargeladen dreiging in het tekstwoord Gen. 9 : 6), dat in een ernstige afweging alleen dan (en dan nog met de grootste moeite en door de nood gedrongen) tot aborteren kan worden overgegaan, wanneer anders de moeder het leven zou moeten laten. Gelukkig komt deze afschuwelijke afweging van leven tegenover leven uiterst zelden meer voor. Maar in principe heeft de klassieke gereformeerde ethiek deze altijd aanvaard. Op het standpunt van een absolute eerbied voor het leven zou een dergelijke afweging niet mogelijk zijn. Wanneer alle menselijk leven in zichzelf een absolute waarde is, valt niet in te zien waarom het leven van een moeder (die bijvoorbeeld nog meerdere kinderen heeft op te voeden en door haar man in de gezinssituatie niet gemist kan worden) méér gewicht in de schaal zou leggen dan dat van een kind van drie maanden in haar schoot. Maar bij een aan God gerelateerde eerbied voor het leven gaan andere overwegingen een rol spelen: e levensroeping en taak van de moeder in kwestie, de vraag of zij in Christus bereid is om te sterven, de hoop die er vanuit het geloof mag zijn voor de kinderen die in hun prille levensbegin worden weggenomen door de dood, enz.

Pleidooi voor euthanasie?

Op dit punt lijkt een opening te zijn geboden aan de voorstanders van (al dan niet vrijwillige) actieve euthanasie. Wanneer nu een mens 'de enige troost in leven en sterven' deelachtig mag zijn, en hij of zij komt op een slopend ziekbed terecht, is dan toepassing van euthanasie niet acceptabel? Wanneer iemand verlangt om 'ontbonden te wezen en met Christus te zijn' (Fil. 1 : 23), waarom zou dan de medicus niet op een verantwoorde wijze hulp bieden om de laatste reis te vergemakkelijken en te bespoedigen?

Ja, waarom niet? Omdat het leven, ook in alle geschondenheid en aftakeling, een gave Gods is! Daarmee is niet gezegd dat die geschondenheid en aftakeling zonder meer samenvallen met Gods wil. Er is nu eenmaal geen pasklaar antwoord op alle raadsels van het lijden. Maar het is wel Gods wil dat wij het leven in deze verbroken heid aanvaarden. Bovendien pacteert een christenmens niet met de dood. Vanuit de Schrift is hem maar al te duidelijk gemaakt dat de dood een laatste vijand is, die teniet gedaan wordt (1 Cor. 15 : 26). 'De dood wórdt overwonnen' (A. A. van Ruler).

De passieve vorm is een verhulde verwijzing naar het handelen Gods. Wij overwinnen de dood niet, ook niet door alle medische kennis en macht. Wij overwinnen de dood evenmin door hem in de arm te nemen, als ware hij onze vriend. Waar wij de dood in de arm denken te nemen, daar worden we intussen door de dood genomen. De toekomst zal dat steeds meer openbaren. Wanneer er euthanasieklinieken zullen komen naar het voorbeeld van de huidige abortusklinieken, zal voor vele mensen in nood-en stress-situaties de prikkel om te blijven vechten nóg meer worden weggenomen. En in plaats van echte ménselijke aandacht, laat staan christelijke aandacht te geven aan onze naaste in nood, sturen we hem het riet van de dood in met het kluitje van een 'gemakkelijk heengaan'. Wanneer op die wijze actieve euthanasie als 'hulp bij zelfdoding' maatschappelijk aanvaard is geworden, zal ook de weg tot suïcide (zelfmoord, tegenwoordig liever aangeduid als zelfdoding) geheel vrij moeten worden gegeven. Er is dan geen enkele juridische of sociale rem meer die de mens beschermt tegen de demonie van de moedeloosheid. Op steeds grotere schaal zal het plaatsvinden dat mensen 'er uit stappen', omdat ze bepaalde teleurstellingen niet konden verwerken. Daarmee zouden we dan precies in dié toestand van verwording terecht zijn gekomen, waarvoor de HEERE blijkens het zesde gebod ons genadig wil beschermen.

De overheid als Gods dienares — die ten aanzien van het kwaad van abortus provocatus zo schromelijk haar plicht verzaakt — heeft een grote verantwoordelijkheid tegenover het vraagstuk van de euthanasie. Ze zal niet werkeloos en lijdelijk mogen blijven toezien wanneer openlijk vrijwillige actieve euthanasie wordt gepropageerd. Ze zal zeker op moeten treden wanneer blijkt dat door medici of leken hulp is geboden bij zogenaamde zelf-doding. De grenzen tussen hulp bij zelfmoord en aanzetten tot zelfmoord zijn uiterst vloeiend. Om het leven helpen is een gemoderniseerde vorm van om het leven bréngen. Het is de uiterste konsekwentie van de weigering om de hoeder van onze broeder te zijn, wanneer we hem op dood spoor zetten, namelijk op het spoor van de dood. De overheid is geroepen op te treden tegen deze ondergraving van de fundamenten van de rechtsstaat.

Toch geen absolute eerbied voor het leven

Maar ook bij de bezinning op de vragen rond euthanasie, dient voor verabsolutering van het even als zodanig te worden gewaakt. Er kan fanatisme steken, zelfs een stuk medische hoogmoed, in het willen rekken van het leven tot élke prijs. Het stervensproces mag wanneer het eenmaal is ingetreden en zich onherroepelijk doorzet, niet nodeloos worden verlengd door middel van allerlei medisch-technische kunst-en vliegwerk. De term 'eerbied voor het sterven' is aan kritiek onderhevig, maar er mag toch wel worden opgeroepen tot een eerbiedig terugtreden daar waar het sterven zich aandient. Men moet tenslotte een mens ook een keer rustig kunnen laten sterven.

Maar deze opmerkingen betekenen niet dat een deur op een kier wordt gezet om de euthanasie alsnog vrije toegang te geven. Het is principieel iets anders het léven te beëindigen dan wel een zinloos geworden behandeling stop te zetten. Het is heel wat anders een op gang zijnd proces zich op een bepaald moment te laten voltrekken, dan wel achter het leven een punt te zetten. In het eerste geval wordt ingezien dat gehoorzaamheid aan Gods gebod 'gij zult niet doodslaan' niet inhoudt dat alle medische mogelijkheden tot het laatst toe moeten worden uitgebuit, wanneer iemand stervende is. De tijd zal dan zijn aangebroken dat we op een andere wijze hoeder van onze broeder hebben te zijn dan door het toepassen van de meest ingenieuze technieken. Maar in het tweede geval — bij toepassing van euthanasie — meent men de gehoorzaamheid aan het gebod te kunnen opzeggen met een beroep op de gewijzigde situatie. We leven nu immers in de tijd van de medische macht en niet meer van de medische onmacht? Mogen we de bestaande mogelijkheden niet gebruiken om de mens te behoeden voor een ontluisterende dood? Mogen we hem de mogelijkheid van een waardig sterven niet aanbieden?

Hier liggen aangrijpende vragen. Maar willen we bijbels denken, dan kan ons antwoord niet onduidelijk zijn. Het luidt zondermeer 'neen'. Pijnbestrijding is er Gode zij dank. Zij zal soms moeten worden toegepast tegen de hoge prijs van verdoving en

(menselijkerwijs gesproken) enige levensverkorting. Maar daarmee is dan ook de grens bereikt. Het is God die het leven neemt, zoals het God is die het gegeven heeft. Hoeder zijn van onze broeder kan in die grenssituatie slechts inhouden dat wij hem in Gods hoede toevertrouwen, niet dat wij hem een milde dood toedienen als medicijn der wanhoop.

V.

J. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

WEEST UW BROEDERS HOEDER!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's