Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CHEZ NOUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CHEZ NOUS

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij zijn Job (8) en Johannes (3) Nobel uit Leerbroek. Lezen kunnen we beiden niet, maar platen kijken doen we graag. En natuurlijk In Terdege! Johannes bladert keurig blad voor blad, en Job kijkt of het goed gaat. Tante Marie maakte er een foto van. „Ik ben een moeder van twee kinderen, een zoon van 19 en een dochter van 17. Het huishouden kan mij niet echt bekoren. Veel dingen vind ik leuk, maar veel dingen ook helemaal niet. Ik werk niet, maar doe vrijwilligerswerk bij bejaarden, waar ik het ontzettend naar m'n zin heb. Dat is maar één morgen, maar ik zou het niet graag willen missen. Regelmatig komt er bij ons een gehandicapte neef Hij blijft altijd twee weken en daar steek ik dan een heleboel energie in (dat doe ik liever dan stoffen en stofzuigen), maar ik doe het met liefde en plezier, ledere moeder zal het anders beleven, maar zo ben ik tevreden." De herfst staat erg vroeg voor de deur dit jaar. Nee, erger nog, ze is al langzaam naar binnen gedrongen. Het moet er nu dan toch maar van komen: de open haard moet aan, want het wordt te klam en kil in ons huisje. Vooral met die oneindig druilerige regen van vandaag. Met mijn grote, groene jagerslaarzen ben ik net door de druipende regen heen even hout wezen halen. Het hout ligt min of meer droog opgeslagen naast het vroegere varkenskot. Vroeger woonde daar een enorme zeug in met haar vaak talrijke kroost, aldus de huisbaas. Bovendien beet ze. Het plafond bestaat nu nog uit verrotachtige planken, met daarover een dikke laag stro, om ze warm te houden. Ook voor de kippen, die later zijn gekomen, was dat een genot. Tegenwoordig staan onze fietsen erin, en de grasmaaier. Heb ik een van tweeën nodig, dan maak ik de deur voorzichtig open, buk vervolgens, want geheid vliegen er een of meer vogels naar buiten. Ook is het zaak te kijken waar je je voeten neerzet, want menig muisje heeft in een hoekjes of gaatje zijn intrek genomen. Zeg maar eens dat dat oude schuurtje geen dienst meer doet! Integendeel, meer dan ooit tevoren. Maar om nu nog even op het hout terug te komen. Dat staat dus opgestapeld naast het kot. En zoals het goede, nee, échte Normandiërs betaamd, stoken we dus de eerste kou uit het huis met hout en open haard. Dat is dus hier, op het platteland rondom Avranches, de economische gewoonte. Kijk maar eens goed rond, mocht u nog eens in de buurt komen. Bijna elk huisje heeft een houtvoorraad klaar liggen. Eind augustus wordt er heel wat afgereden met tractors en aanhangwagentjes om het opgekochte hout (liefst zo voordelig mogelijk) te vervoeren. Men hoort kettingzagen, soms tot vervelens toe, boven het gewoonlijk gezellige vogelgetsjierp uit. Een enkele keer heb ik het geluk gehad om een oud baasje zijn hout nog te zien hakken. Iets wat ik vroeger alleen maar kende uit sprookjes, zoals Roodkapje. Geregeld in de handen spugend hakte hij het grove hout tot kleinere stukken. Zelfs de splinters worden opgeraapt, dat worden aanstekertjes. Niets gaat verloren, zeker hier in Normandië niet. Gelukkig is dit jaar het merendeel van mijn hout al op maat. Vorig jaar heb ik zelf nog moeten leren hakken, en ik kan wel vertellen dat het niet meevalt, dat het veel zweet en blaren gekost heeft eer ik lekker warm achter het vuur kon kruipen, stijf in zo ongeveer al mijn ledematen vanwege het ongewone werk. Stijf maar bijzonder tevreden. Het geeft een zekere genoegdoening als je er zelf zoveel aan hebt moeten doen. Nog warmer misschien? Vandaag hoefde ik slechts de open haard aan te steken, en erbij in de buurt gaan zitten. Bijvoorbeeld op de bank, waar al meerdere brandgaatjes in zijn gekomen, sinds wij "naar vroeger tijden zijn teruggegaan". Hardnekkig weigeren we nog steeds het gebruik van een brandscherm. Dat zou niet alleen de rondvliegende vonken wegnemen, maar vooral de charme van de dansende vlammen en de directe warmte die je zo heerlijk ktmt voelen als je uit louter plezier met de pook in het vuur rommelt. Bovendien zou het wat pietluttig staan voor onze grote granieten schouw van 1.75 m x 1.75 m, nietwaar? Nee, terug naar vroeger kan erg aangenaam, en zelfs leerzaam zijn. Het zou dan ook misplaatst zijn om te vertellen dat ik, nadat de haard eenmaal goed brandde, de wasdroger ben wezen aanzetten. Zomaar, door op één enkel knopje te drukken!

'I Ir
De dierentuin is nog steeds een populaire attractie. Dat is zeker zo in de gereformeerde gezindte, omdat een bezoek aan de dierentuin kinderen niet confronteert met de moderne vermaakindustrie. De pretparksfeer ontbreekt er. Bovendien heeft het bezoek aan de dierentuin een educatief effect. Kinderen worden er wijzer van. Bij ouders wordt het dierentuingevoel wakker als hun oudste kind rwee a drie jaar is. Moeder is daarmee nog iets eerder dan vader. Zij zegt dan in de winter: 'We moeten van de zomer eens naar de dierentuin gaan!' De tegenwerping van pa dat Jantje nog wel erg klein is, stuit af op het enthousiasme van ma. Zo gaan beide ouders met hun zoon op een mooie dag richting kassa van de dierentuin. Moeder duwt de buggy, vader sjouwt de tas met eten, drinken en schone luiers. Een fototoestel hangt om zijn nek. Eerst schrikken ze van de hoge entreeprijs. Die schrik ebt weg als blijkt dat Jan er nog gratis in mag. Na de kassa volgt de dierentuinfotograaf 'Laten we het maar doen', zegt moeder, 'We kunnen de foto ook gewoon laten hangen.' Pa weet beter, maar zegt niets. Die foto gaat straks echt wel mee. Na enig geworstel met Jantje om zijn duim uit zijn mondje te halen, gaat hij toch maar met duim en al op de foto. Een huilend kind in de dierentuin is ook zo'n rare tegenstelling. De ouders volgen de route die is aangegeven en passeren om te beginnen de papegaaien. Vader en moeder roepen om het hardst dat die gele, rode of witte papegaai erg mooi is. Vader maakt zelfs krassende geluiden in de hoop dat de beesten reageren. Helaas, Jan schenkt meer aandacht aan de mussen die er rondhippen. De tocht wordt voortgezet. Vader zet zijn zoon intussen op zijn schouders. Dat komt goed uit, want ze gaan nu naar de giraffen. Het commentaar van alle ouders is hier hetzelfde: 'Kijk eens wat een lange nek deze beesten hebben!' Ook dit dringt niet echt door tot zoonlief De geitenwei doet het beter. Jan komt uit zijn buggy en aait de geitjes. Pa en ma hebben echter geen geld neergeteld om bij deze beesten te blijven hangen. 'Kom Jan, op de kinderboerderij zijn ook geitjes, die zien we genoeg.' Ze nemen een tegensputterende jongen mee naar een volgende die rengroep. Ook deze buitenlandse beesten maken weinig indruk. Jantje heeft meer oog voor de verende wipstoeltjes, wipkarretjes of wipbeesten. Die staan overal. Om de

' egm jaren vijftig stond de
Nieuw-Zeelandse overheid bij Willem (BiU) van Rij in Den Briel op de stoep. Of hij wilde meehelpen een ijsfabriek te bouwen. Met vrouw en vier kinderen emigreerde de zuiveladviseur naar Kiwiland. Bill zette voor General Foods vele ijsfabrieken op. De Hollander was echter niet altijd bezig met z'n beroep. Zaken van kerk en maatschappij hadden ook de liefde van zijn hart. Zo stond hij in 1990 aan de wieg van de Nieuw-Zeelandse Christian Heritage Party (CHP), een partij die vorig jaar door het districtenstelsel net geen zetel in het parlement kreeg. Dat een jaar voor de oprichting zijn leven werd gespaard, ziet de nu gewezen voorzitter van de CHP nog steeds als een Godswonder. In de bungalow aan Kent Lodge Avenue in Christchurch komen vergeelde krantenknipsels op tafel. De artikelen behandelen allen hetzelfde onderwerp: een ongeluk met een Boeing 747 boven de Stille Oceaan, waarbij negen mensen om het leven kwamen. De nu 83-jarige Van Rij weet zich het drama uit 1989 nog haarscherp voor de geest te halen. „Ik was een van de .354 passagiers."

Duikeling
Vrijdagmorgen 24 februari, 1.34 uur. Met veel geraas duwen de vier straalmotoren de 747 van United Airlines de lucht in. Honolulu is weid; een onbeduidend stipje. Op een hoogte van 8000 nieter koerst het toestel richting Auckland, de hoofdstad van Nieuw-Zeeland. „Ik kwam terug van een vergadering van de Canadese Christian Heritage Party in Vancouver, want we wilden in Nieuw-Zeeland ook zo'n politieke partij oprichten." Zeventien minuten later wordt de vlucht plotseling onderbroken. „Het vliegtuig begon hevig te schudden en maakte een snelle duikeling. Het cabinepersoneel gaf ons via de intercom „allerlei instructies, maar die vrede met zoonlief te bewaren mag hij op alle. Pa en ma wachten dan geduldig. Als ze verder willen en Jan tegensputtert, spiegelen zijn ouders hem voor dat de volgende dieren toch wel heel spannend zijn. 'We gaan nu naar de leeuwen. Die kunnen zo hard brullen!' Pa is helemaal in zijn rol en brult zo hard dat zijn vrouw hem tot kalmte maant. Half overtuigd gaat Jan mee om samen met zijn ouders te ontdekken dat de leeuwen alleen maar liggen te dommelen. De apen zijn een geweldig succes. Moeder heeft pret voor tien. Jan aanvankelijk ook wel, maar die begint te huilen als één aap hard tegen het glas begint te timmeren, precies waar hij zit. Vader doet, als de traantjes weg zijn, zijn best om Jan op de foto te krijgen met een chimpansee op de achtergrond. Zowel Jan als de aap werden overstemd door een enorm kabaal. Je hoorde niets vanwege de wind. Boven onze hoofden bungelden luchtmaskers." Van Rij weet op dat moment niet dat in de rechterkant van de Boeing een groot gat gaapt en dat daardoor behalve allerlei bagage ook negen passagiers met stoel en al naar buiten zijn gezogen. „Toen ik dat hoorde, besefte ik dat ik door het oog van de naald was gekropen. Op die plek was namelijk in eerste instantie voor mij een stoel gereserveerd. Vlak voor de start had ik een comfortabeler zitplaats in het bovendek gevraagd en ook gekregen. Dat was achteraf tot mijn behoud." Elders in het bijna twintig jaar oude toestel ktmnen de vastgegespte passagiers de sterren aan de zwarte hemel zien schitteren. Door het gat stroomt ijskoude lucht naar binnen (buiten is het -35 graden Celsius). De mensen blijven kalm, houden elkaar vast. „Iedereen verwachtte dat het vliegtuig zou breken of in zee zou storten. We hielden er rekening mee te moeten sterven. Ik was niet bang. Ik vertrouwde op God". Ondertussen doet gezagvoerder David M. Cronin z'n uiterste best het vleugellamme vliegtuig in de lucht te houden. De 59jarige piloot ontdekt dat de twee rechtermotoren niet meer functioneren. Een staat er in brand, de andere is afgeslagen, omdat die ten minste één slachtoffer naar binnen heeft gezogen. De piloot slaagt erin de Boeing om 2.33 uur veilig in Honolulu aan de grond te zetten. Er klinkt luid applaus, ondanks het feit dat er 21 gewonden aan boord zijn. Ze hebben schrammen, snijwonden, schaafplekken, oorproblemen en gebroken armen. Van Rij wordt met hartklachten in het Queen's Hospital opgenomen. Daar krijgt hij naar eigen zeggen de mogelijkheid om van God te getuigen. „De internationale pers kreeg er lucht van dat ik in het ziekenhuis lag. In een rolstoel heb ik hen uiteindelijk veertig minuten te woord gestaan. Ik mocht voor camera's en microfoons vertellen dat ik als christen geloof in een Hogere Macht. Dat ik niet door dat gat naar buiten was gezogen, was geen kwestie van geluk. Het was mijn tijd nog niet." Ruim een week verblijft Van Rij in het ziekenhuis. Uiteindelijk mag hij naar huis. „Ik was niet bang om opnieuw in een vliegtuig te stappen. Ik stelde m'n betrouwen op God." werkt niet mee. Als de zoon stil zit, holt de aap net weg of andersom. De maaltijd wordt op een bankje genuttigd. De verwachte rust blijft uit, want de eters worden belaagd door wespen die rond de nabijstaande prullenbak zwermen. Jan heeft het niet op wespen. Als je stil zit, doen ze niets!' boezemt hem weinig vertrouwen in. Op een gegeven moment schrikt hij zo van een wesp dat zijn broodje op de grond valt. 'Dat geeft niet. Mamma wordt niet boos bij een ongelukje. We geven het broodje straks wel aan de olifanten.' Op naar de olifanten dus. Helaas is de route daarnaartoe langs de speeltuin. Jan ziet een glijbaan en is niet meer te houden. 'Ik wil glijen!' Goed, Jan glijdt. Niet één keer maar tien keer. Ook daarna is hij niet te bewegen om naar de olifanten te gaan. Tot hun troost bemerken pa en ma dat andere ouders ook staan te discussiëren met hun peuters. 'Opschieten, we moeten nog naar de...' Met veel moeite komen ze bij de olifanten. Ondanks het bordje "verboden te voederen" werpt vader toch het gevallen broodje naar de dieren. 'Van brood worden ze niet ziek!' De olifanten bekoren Jan matig, hun reusachtige uitwerpselen des te meer. 'Wat een grote poepen, mamma!' Als het gezin naar huis toe gaat (met foto) is iedereen tevreden. Pa en ma hebben plezier gehad over het feit dat hun kind al zo groot is, dat ze met hem naar de dierentuin gaan. Jan heeft ook genoten. Van de glijbaan en de geitjes. En dat voor een paar

tientj

entj^.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 1997

Terdege | 99 Pagina's

CHEZ NOUS

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 1997

Terdege | 99 Pagina's