Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE EXTERRITORIALE OPENBARING.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE EXTERRITORIALE OPENBARING.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. A. Montsma, DE EXTERRITORIALE OPENBARING. De exterritoriale openbaring. De openbaringsopvatting achter de fundamentalistische Schriftbeschouwing, 261 blz., ƒ 35, - , Rodopi, Amsterdam 1985.

In Trouw werd deze dissertatie, verdedigd onder Kuitert, met Gabler en Veenhof als referenten, besproken onder de kop: 'Montsma veegt mormonen en fundamentalisten op één hoop'. Dat is een treffende typering van wat in dit proefschrift wordt gesteld, al zie ik niet voorbij aan het feit dat op blz. 149, 150, vier belangrijke verschillen worden genoemd. De vergelijking die wordt voltrokken, is ons inziens alleen mogelijk vanwege een fundamenteel geachte overeenkomst inzake de visie op openbaring. Er is brede aandacht voor het mormonisme (blz. 7-45) en voor het fundamentalisme; als vertegenwoordigers daarvan worden Chr. Hodge, B. B. Warfield, I. I. Packers en H. Bavinck besproken (blz. 147-222). Het tussenstuk (blz. 45-145) is gewijd aan een bespreking van de autoritaire, propositionele en exterritoriale openbaring. Het gaat om drie adjectiva die cumulerend, karakteristiek zijn voor de openbaringsleer welke de schrijver bij het mormonisme heeft aangetroffen. Met exterritoriaal is bedoeld: een stuk aardse werkelijkheid wordt uitgelicht uit haar aardse verhoudingen.

De hierdoor getypeerde openbaring bezit en handhaaft onaantastbare waarheden door vergaande uitschakeling van de menselijke bemiddeling en de inschakeling van een absoluut gezag, dat die zekerheid afschermt tegen de lastige 'How do you know'-vragen. Het is echter een misvatting te denken dat openbaring een gebeuren van 'boven' is. In de exterritoriale openbaring gaat het om een greep van 'beneden' naar 'boven' (blz. 141). De term exterritoriaal is scherper, en minder voor misverstand vatbaar dan de term supranaturalisme (145).

Als zo het veld is afgebakend (alle spreken over openbaring komt van beneden, ook als het zegt dat ze van boven komt) blijkt dat de vier genoemde theologen tot het fundamentalisme gerekend moeten worden, omdat ze in hun Schriftleer het 'van boven' belijden én handhaven. Hij typeert deze vier theologen als fundamentalisten, omdat hun openbaringsopvatting tot een bepaalde bijbelopvatting heeft gebracht. Deze opvatting mag niet door anderen gecontroleerd worden. Ze moet als geloofs a priori aanvaard worden. Vandaar een uitvoerig stuk over sacrifici-

urn intellectus, waarbij zelfs Berkouwer onder de kritiek valt. Op bladzijde 95 wordt gevraagd wat Berkouwer met irrationele aanvaarding bedoelt; op bladzijde 97 blijkt de auteur het antwoord te weten, en te kritiseren. Ook Berkhof wordt in dit verband gekritiseerd (blz. 100, noot 381). Het punt van kritiek op het fundamentalisme is de gelijkstelling van openbaring en Heilige Schrift.

Hoezeer er tussen de vier genoemde theologen ook verschil mag zijn, deze gelijkstelling verdedigen ze, en daarmee onttrekken ze de Heilige Schrift aan wetenschappelijke controle (vgl. blz. 45, 111, 113, 132, 197, 236, 240).

We moeten goed bedenken dat Montsma's kritiek op de gereleveerde Schriftbeschouwing evenzeer de openbaringsleer raakt. Aan het slot van zijn inleiding erkent hij dat het boek nog niet af is. De vraag wat openbaring dan wel is, wordt niet beantwoord. Schrijver beroept zich op de 'evidentie van het negatieve' (blz. 6). De uiteenzettingen over propositionele, autoritaire en exterritoriale openbaring (blz. 45-149) rusten echter in een overtuiging, die aan het slot van bladzijde 6 wordt beleden: Openbaring is door de Geest - soms - tot ons hart doordringende werkelijkheid van God in Christus'. Dit lijkt me een onduidelijke uitspraak. Onbesproken blijft de vraag, wat men bij zulk een uitgangspunt nog met de Schrift moet. Dat de Schrift door ons kritisch getoetst moet worden is duidelijk. Dat leidt de schrijver tot de conclusie dat wel de opstanding maar niet de hemelvaart en de maagdelijke geboorte tot de kern van het getuigenis behoren (blz. 110). Het is mij niet duidelijk hoe de schrijver met een beroep op het getuigenis (toch zeker van de Schrift) tot dit onderscheid kan komen (n.b. Efeze 2:6; Col. 3:1; over het met Christus in de hemel gezet zijn). Het is mij ook niet duidelijk, hoe het getuigenis van de

Schrift ineens een kritische instantie naast en tegenover onze toetsing kan zijn. Waarom wel het getuigenis ten aanzien van de opstanding aanvaard, en waarom niet het getuigenis dat de Schrift ten aanzien van zichzelf geeft? Op dat getuigenis is Bavincks Schriftbeschouwing gefundeerd! Tot heden was in de gereformeerde theologie de leer van de openbaring direct verbonden met de Schrift. Het komt me voor dat dit bij Montsma nawerkt in deze zin dat zijn kritiek op de klassiek gereformeerde schriftbeschouwing evenzeer de klassieke gereformeerde openbaringsleer betreft. Of moet men zeggen, dat hij vanuit de laatste tot de eerste is gekomen?

A.

W.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1985

Theologia Reformata | 96 Pagina's

DE EXTERRITORIALE OPENBARING.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1985

Theologia Reformata | 96 Pagina's