Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Is homofilie aangeboren?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is homofilie aangeboren?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

… en dus ongeneeslijk? Tot mijn vreugde erkent F. Marivoet in De Open Poort dat nog steeds niet bewezen is dat homofilie aangeboren kan zijn. Overigens is deze vraag in de praktijk niet van beslissend belang. De homofiele neiging kan zo vroeg in de kinderjaren ontstaan zijn dat het er op lijkt alsof ze aangeboren is.

De vraag is: Kan een homofiel zozeer innerlijk veranderen dat hij daardoor een heterofiele relatie kan opbouwen en dus gelukkig getrouwd kan zijn?

Op die vraag antwoordt Marivoet met een beslist „nee". „Aangetoond werd dat door welke therapie dan ook, door arts of psychiater toegepast, het onmogelijk is de homofiele patiënt te doen uitgroeien tot een heterofiel".

Ik kan het daar met even grote beslistheid niet mee eens zijn. En dan voel ik mij genoodzaakt iets over mezelf te vertellen. Natuurlijk moet je je dan over je schroom heenzetten als je je op deze manier „bloot" gaat geven. Maar omdat ik meen dat ik daar homofielen mee kan helpen, meen ik ook dat ik dat moet doen. In De Open Poort schrijft Bart Zwaan over zijn homofiel zijn en zijn samenleven meteen vriend. En hij motiveert dat aldus:„ Hoe meer mensen er eerlijk voor uitkomen, hoe meerfamilie, vrienden, kennissen er mee in aanraking komen, hoe gemakkelijker het wordt voor andere homofielen om zich kenbaar te maken". Mijn bedoeling bij deze zelfopenbaring is dat homofielen die dit lezen, daardoor zouden begrijpen dat ik niet op een afstand over hen oordeel, maar dat ik helemaal naast hen kan staan, helemaal „in hun huid" kan kruipen, omdat ik eenzelfde strijd heb gekend.

Ik heb het zelf doorworsteld

Overigens heb ik daar ook reeds over geschreven in „Mijn weg naar het licht", p. 34-36. Ik citeer: „Zijn verschijning begon mij te boeien. Ik genoot van zijn nabijheid. Een warm geluksgevoel ging door mij heen als wij eikaars handen vasthielden. Dit leven in rozegeur en maneschijn duurde ongeveer drie maanden". Maar later in het gymnasium van Maeseick en in het studentaat van Roermond en Wittem is die homofiele verliefdheid vaker en veel intenser teruggekeerd. In Maeseick was ik ziek van verliefdheid op een bepaalde jongen en in Roermond en Wittem op een bepaalde mede-kloosterling, hoewel ik daar nooit aan heb toegegeven door homosexuele handelingen.

Ik kan mij dan ook volledig invoelen in de strijd van Willem de Mérode, de belangrijkste protestantse dichter tussen de twee wereldoorlogen, die vanuit zijn geloof het beleven van zijn homosexuele neiging steeds heeft afgewezen. Hij schreef o.a.: „Dat dit tussen ons kan zijn, deze liefde (druppel wijn in een glas klaar water glijdend, zich oplossende verbreidend), deze suizelende gedempte fluisterend ademende stem te horen in gedachte en bloed, dat is goed".

Ook ik zou op eenzelfde manier als De Mérode kunnen beschrijven wat de gevoelens waren, die ik destijds ondervond. Dan zou het voor iedereen duidelijk zijn dat ik de homofiele neiging echt niet beleefde als een „noodoplossing", omdat je in het klooster nu eenmaal je verlangens niet mocht laten uitgaan naar „het andere geslacht". Het was bij mij niet een „gelegenheidshomofilie". Ik doorleefde deze neiging zo diep, dat elke aandacht voor „het" meisje in mij wegzakte. De liefde voor een meisje leek mij week, minder-waardig vergeleken bij deze „edele" liefde voor een jongen. Ik kon de grote denker Plato hierin volledig volgen, die slechts deze liefde een filosoof waardig vond.

Van de ene kant zou ik die gevoelens van destijds dus willen beschrijven, opdat een homofiel die dit leest, toch maar duidelijk zou merken dat ik mij zijn strijd helemaal kan indenken en om hem de bemoediging mee te kunnen geven dat er tóch overwinning mogelijk is.

Maar van de andere kant ben ik bang dat er lezers zijn die deze herderlijke bewogenheid met de homofielen niet voldoende verstaan en daarom door dit artikel van mij zullen geërgerd worden. En ook dat hoort tot de pastorale bewogenheid dat je tracht niemand nodeloos af te stoten. Ik hoop echter dat een homofiel van mij wil aannemen dat ik destijds mij volledig in zijn gezelschap zou hebben thuisgevoeld.

God schenkt het WILLEN (Phil. 2:13)

En tóch ben ik er volledig van genezen. Daarom ben ik het helemaal niet eens met wat Marivoet schrijft: „Het resultaat waarbij een homofiel dan toch heterosexuele kontakten zal aangaan en eventueel huwt, wil nog niet zeggen dat zijn homofiele geaardheid veranderd is. Onderdrukking van zijn gevoelens is iets wat een mens in onze samenleving reeds vroeg leert". Euit het vervolg van zijn artikel blijkt dat Marivoet elke poging om de homofiele neiging om te zetten in een heterofiele afwijst. Het enige dat hij verkondigt is: Aanvaard je homofiele gerichtheid en beleef die ook gerust in een homosexuele relatie.

Ik heb mijn homofiele neiging helemaal niet onderdrukt d.i. verdrongen naar de onderbewuste sferen van mijn zieleleven. Ik heb ze echter opgelost juist door ze naar mijn volle bewustzijn te halen en door, in een diepgaande en jarenlange analyse van mijn onderbewuste zieleven, de oorzaken op te sporen in mijn vroegste jeugd, die mij in die richting gedreven hadden.

En er is niets meer van die neiging overgebleven. Integendeel, net zoals bij elke heterofiel komt er bij mij een gevoel van weerzin op, wanneer ik zou denken aan eventuele homosexuele handelingen.

Bij deze analyse heb ik vanzelfsprekend een enorme steun gehad aan mijn geloof. Dat geloof wees mij de richting, die God voor elk mens, dus ook voor mij, bestemd heeft. Daardoor heb ik mij uit de betovering van de homofiele liefde willen losrukken; evengoed als ik mij al eerder - ik heb dat vroeger in een artikel in IRS geschreven - mij had moeten loswringen uit de vale betovering, het demonische pleizier van de melancholie, de zwaarmoedigheid, de depressieve gevoelens.

Mensen die uitsluitend met hun geloof te werk moeten gaan, zullen - tenzij er een wonder aan hen geschiedt - deze homofiele neiging diep in hun ziel bewaren. Ze zal er niet totaal uit worden opgelost zoals sneeuw voor de zon verdwijnt Zó is deze homofiele neiging wél als sneeuw voor de zon van mijn analyserend en synthetiserende verstand verdwenen.

Maar de heterofiele neiging kan er over heen groeien, zonder dat van uitdrukkelijke verdringing sprake hoeft te zijn.

Onderscheid tussen zelfbeheersing en verdringing

Het lijkt mij goed om aan de lezers enigszins duidelijk te maken wat ik met „verdringing" bedoel.'

Verdringing is iets anders dan beheersing. Een mens moet een gevoel van woede dat bij hem opkomt, beheersen. Hij mag er niet aan toegeven en er maar op los slaan of de ander de huid vol schelden.

Bij de zelfbeheersing doet de mens niet datgene waarheen het gevoel, de drift, de passie, hem wil drijven. De zelfbeheersing is heel goed. Ze versterkt de psychische gezondheid van de mens. Hij wordt er meer mens door. In de zelfbeheersing trek je je terug in je innerlijke „ik". Vanuit de identiteit met je eigenlijke „ik" zeg je dan nee tot alles wat dit „ik" bedreigt en bedriegt.

De waarachtige zelfbeheersing is daarom alleen mogelijk vanuit de eenheid met Christus. Door het geloof wordt je één met Hem: „Blijft in Mij en Ik in u" (Joh. 15:4). En slechts vanuit die eenheid met het goddelijk „Ik" van Christus kunnen we ten volle „nee" zeggen tegen de zondige neigingen in ons, ook al struikelen we nog in vele dingen (Jak. 3:2).

Maar bij de verdringing doen we méér. Dan proberen we die verkeerde neiging weg te drukken naar de diepte van ons onderbewuste zieleleven. Dat kan ons wel lukken, maar - dat heeft de dieptezielkunde voldoende aangetoond - dan blijft zulk een verdrongen neiging daar in het duister of in de schemering van het onderbewustzijn wroeten en probeert omhoog te komen om haar wil toch nog aan de mens op te leggen, zij het langs sluipwegen. En dat is dan oorzaak van allerlei spanningen en overspanningen, angsten, frustraties en abnormaal gedrag.

Hoe ontstaan verdringingen?

Die ontstaan, doordat wij zijn gaan denken dat we de verkeerde neiging zelf uit onze psyche moeten zien weg te drukken.Maar dat vraagt God niet van ons. Immers dan zouden we totaal op onszelf moeten zijn geconcentreerd. En de Bijbel leert ons juist dat we ons moeten concentreren op Iemand buiten ons, dat we Christus tot centrum van onze aandacht moeten nemen, dat Hij het middelpunt moet zijn van heel ons zieleleven.

Heel ons denken, willen en voelen is verzondigd. „Want ik weet dat in mij, dat is: in mijn vlees, geen goed woont" (Rom. 7:18). We zouden dan onszelf totaal moeten uitroeien. Maar nogmaals, dat vraagt God niet.

Hij vraagt alleen dat wij ons vertrouwen stellen in Jezus Christus en alle goed alleen van Hem verwachten, dat is: de vergeving der zonden, de levensheiliging en het eeuwige leven.

Maar door een onjuiste opvoeding kunnen kinderen (en later volwassenen) de opvatting hebben meegekregen dat bepaalde verkeerde neigingen - en meestal is dat dan in elk geval de sexuele neiging - ons innerlijk zodanig bevlekken dat we die met geweld uit onze psyche moeten zien te verwijderen.

En dat kan dan met name zijn wat betreft de homosexuele neiging. Maar de Heere vraagt alleen dat wij in alles wat in ons opkomt, de zonde zien, ons daarover verootmoedigen, maar tegelijk onze toevlucht nemen tot Jezus Christus. Hij schenkt ons de vergeving, maar ook de kracht om ons te beheersen, dus niet toe te geven aan die neiging door de zondige gedragingen.

Als een kompasnaald

Maar nu kom ik weer terug bij de vraag, die ik boven dit artikel plaatste: Is homofilie aangeboren?

Strikt wetenschappelijk bewijzen dat de homofilie niet is aangeboren, kan ik niet. Maar het is wel mijn diepste overtuiging op grond van mijn inzicht in de menselijke psyche na ruim 39 jaar zelfontleding.

Ik zou de sexuele neiging willen vergelijken met een kompasnaald. Normaal wijst die naald in de richting van de noordpool, maar wanneer je een metaal in de buurt brengt, wijkt hij van die richting af en zoekt dat metaal.

Zo is het ook met de sexuele neiging. Die heeft wel van nature de neiging om het andere geslacht te zoeken. Maar in de jeugd is dat nog schommelend. Die neiging is nog niet voorgoed gefixeerd. Wanneer er geen storende elementen bij te pas komen, zal die neiging vanzelf zich ontplooien in de richting van het andere geslacht.

Maar door een hevige psychische beïnvloeding kan die neiging van haar normale richting worden afgebogen in de richting van de homosexualiteit.

Daarom vind ik het vreselijk dat zelfs „christenen" het pleit voeren voor de vrijheid van de uitleving van de pedofilie = de neiging om bij voorkeur sexuele omgang te hebben met zeer jeugdigen, liefst nog kinderen. Immers door geslachtelijke omgang met kinderen fixeert men hun prille ontwakende erotische en sexuele gevoelens. Dit is een bruut ingrijpen in de weerloze psyche van een kind, waardoor men onherstelbare schade kan aanrichten voor heel zijn verdere leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Is homofilie aangeboren?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982

In de Rechte Straat | 32 Pagina's