Het werk des Heiligen Geestes -87-

DE GETUIGENIS DES GEESTES

”Die in den Zoon van God gelooft, heeft de getuigenis in zichzelven.”

(1 Joh. 5:10)

Wij merken in deze woorden drie belangrijke punten op. Vooreerst de Getuige, voorts hetgeen waarvan Hij getuigt en eindelijk de grote waarheid Zijner getuigenis. Vooreerst: ”de Geest Zelf getuigt” door de arme zondaar met Zijn vrijspraak door het gerechtshof des hemels bekend te maken en tevens dat hij tot des Konings huisgezin is aangenomen. Geen engel wordt belast met de overbrenging van die tijding, geen sterfelijk mens kan die verborgenheid mededelen dan alleen de Geest. Niemand kan Zijn werk volbrengen dan ”de Geest Zelf”, en Zijn getuigenis niet aannemende, doen wij schade aan onze ziel. O, laat ons geen andere getuigenis ten aanzien van onze roeping en verkiezing geloven. Menselijke getuigenis baat hier niet. Geen herder of vriend, hoe ervaren in de bewijzen van bevindelijke godzaligheid, kan onze geest de verzekering geven dat wij ”uit God geboren” zijn. God de Heilige Geest is daartoe alleen bij machte en bevoegd. Hij alleen kan de ”diepten Gods” peilen en met juistheid het verschil tussen Zijn Eigen werk en het namaaksel doen kennen en Gods verborgenheid bekend maken aan die Hem vrezen, elke andere getuigenis van uw kindschap is onzeker en misleidt uw ziel.

”Het is de Geest, Die getuigt dat de Geest de waarheid is.” Neem, bidden wij u, ten aanzien van uw persoonlijke belangstelling in Christus, niets buiten de Geest voor waarheid aan. Vergenoeg u niet met de getuigenis van uw eigen geest of van die van de heiligste mens op aarde; maar zoek alleen die van de Geest Zelf. Zijn getuigenis alleen zal u op uw sterfbed kunnen voldoen.

Ten tweede: ”De Geest getuigt met onzen geest.” Het is dus een persoonlijk getuigenis, niet door anderen, maar door onszelf ”met onzen geest”. Onze aanneming tot kind Gods is een voorrecht, dat zulke onmetelijke zegeningen voor zondige schepselen behelst dat, zo de Vader Zelf ons niet van deze waarheid door Zijn Eigen onmiddellijke getuigenis verzekert, geen andere getuigenis onze twijfelingen verbannen en ons van ons werkelijk kindschap verzekeren kan. De eeuwige Geest Gods daalt in onze harten neer als een getuige van onze aanneming. Eerst vernieuwt Hij onze geest, past dan op ons geweten het verzoenend bloed van Jezus toe, werkt geloof in ons hart, verlicht ons verstand en bereidt ons alzo voor de openbaring en verzekering van die grote en heerlijke waarheid, onze aanneming in het huisgezin Gods. Dat de Heilige Geest getuigt met onze geest is nodig tot een volkomen overeenstemming, opdat die de getuigenis in zichzelf heeft, eerst een berouwhebbend en gelovig zondaar wordt. Die zegt dat hij deze getuigenis bezit, maar nog dood blijft in de misdaden en zonden, heeft nog geen geloof in de Heere Jezus, is nog niet vernieuwd door de Heilige Geest, is niet uit God geboren en verkeert alzo in een ontzettend zelfbedrog. De Getuige, waarvan wij spreken, is de heilige getuigenis, in overeenstemming met het heilig Evangelie door de Heilige Geest, aan de heilige mens, ten aanzien van die heilige waarheid. Er kan geen verschil of gebrek aan eenstemmigheid tussen de getuigenis des Geestes en het Woord Gods bestaan. Hij getuigt overeenkomstig de waarheid. Onbestemde en denkbeeldige indrukken en gezichten te houden voor bewijzen van zaligheid, zijn slechts verstandsbegoochelingen. Niets kan als een bewijs van ons Goddelijk kindschap gelden, dan hetgeen in overeenstemming van het geopenbaarde Woord Gods is. Wij moeten een ”alzo zegt de Heere” hebben voor elke stap die wij in het geloof doen, en wij moeten weten, dat wij kinderen Gods zijn. Maar de Geest geeft Zijn getuigenis alleen aan gelovigen. Eerst werkt Hij bekering en geloof in het hart; daar nu verzegelt en geeft Hij getuigenis. Wij herhalen dus nogmaals: ”In Wien ook gij, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte.”

Eindelijk laat ons zien de grote waarheid waarvan de Geest getuigt, namelijk: dat wij kinderen Gods zijn.” Van de Geest wordt hier gesproken als van een Geest van aanneming. ”Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: bba, Vader!”, Rom. 8:15. En wederom: En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgegoten in uw harten, die roept: bba, Vader!” Het is een bijzondere bediening des Geestes, om te getuigen van onze aanneming.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen