Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TER OVERWEGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TER OVERWEGING

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

ds. G.P.M. van der Linden e.a. (red.), Jaarboek 2001 van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland. Uitg. Buijten en Schipperheijn Amsterdam 2001. 336 blz. f 17,90.

Nog vóór de pasen verscheen ons nieuwe landelijk jaarboek. Een welgemeende felicitatie aan de redactie en aan de uitgever is beslist op zijn plaats. Die geldt dan zowel de snelle verschijning als ook het ordenen van de zeer vele gegevens. Het moet een immens karwei zijn. Dat dwingt respect af. Met name ben ik dankbaar voor de vermelding van mijn nieuwe adres en telefoonnummer per 6 juni; ik stel alleen wel voor dat ds. Quist gewoon in Zwolle blijft wonen (blz. 43).

Inhoudelijk kan ik van de inhoud van ons jaarboek vervolgens beslist niet vrolijk worden (maar daar kan de redactie niets aan doen). Het gaat mij dan nl. om de achtergronden die men bij het doornemen van de inhoud opmerkt. De kerken zijn opnieuw in ledental gedaald; nu met niet minder dan 426 leden. 400 daarvan komen ‘voor rekening’ van de particuliere synode van het Westen… De kroniekschrijver drs. Soeters (die overigens een uitstekend informatief overzicht van het jaar 2000 ten beste geeft) noemt dat ‘voor een deel verklaarbaar’ uit de opheffing van twee gemeenten in dat ressort (blz. 282), maar dat antwoord kan maar zeer ten dele bevredigen; weliswaar komt op zo’n moment een aantal ‘randleden’ aan het licht, maar het overgrote deel van de leden van die gemeenten vond kerkelijk onderdak in buurgemeenten. De werkelijkheid is dat onze kerken, behalve in het Oosten (abusievelijk staat er bij de statistiek op blz. 138 dat men in het Noorden een groei had van 14, dat moet een verlies van 14 zijn), gestaag terrein verliezen. Wie de moeite neemt om de cijfers achter elke gemeente te vergelijken met dezelfde cijfers uit bijv. 1981, kan tot geen andere conclusie komen dan dat vele gemeenten zich in een neerwaartse spiraal bewegen. Moeten we niet zeggen dat we als Chr. Geref. Kerken veel van onze aantrekkingskracht verloren hebben? De mutatie-overzichten op blz. 140 spreken boekdelen. Wat eraan te doen? Ik zou zeggen: de handen kerkbreed ineen slaan (te denken is aan de generale synode dit jaar), en dan vooral samen de handen vouwen, opdat God zich over onze kerken ontfermt. De kleur van de omslag van het jaarboek is groen: de kleur van het jonge leven, in de kerk de kleur van de hoop!

B. van lersel, Uitgelezen. Studies over de evangelies, bezorgd door Ellen van Wolde. Uitg. Gooi & Sticht Kampen 2000. 141 blz. f 29,50.

Dit boek is een bundeling van opstellen over de evangeliën (m.n. Marcus), van de hand van de in 1999 overleden Nijmeegse emeritus-hoogleraar in de uitleg van het Nieuwe Testament. Het eerste opstel pakt nog weer eens de thematiek op waarop Van lersel ooit promoveerde: de betekenis van de titel ‘Zoon van God’. Hij is een echte vertegenwoordiger van de moderne rooms-katho-lieke theologie als hij opbiecht, dat de formulering van het kerkelijk dogma, dat Jezus belijdt als God en mens, ‘schrik en ontsteltenis’ bij hem opriep. Hij zet de lijn naar het Oude Testament aan, en als het evangelie Jezus in unieke zin ‘Zoon van God’ of zelfs ‘God’ noemt, dan is dat volgens hem een spreken in metaforen. Zijn eigen standpunt speelt hem ook duchtig parten als hij naar voren haalt, dat Jezus in zijn optreden creativiteit belichaamt, in tegenstelling tot de ‘routine’ en het ‘dwangmatige’ van de Schriftgeleerden.

De bundel is vermoedelijk alleen door theologisch geschoolden te lezen. Die vinden er enkele interessante bijdragen in, zoals over de topografie in Marcus. Boeiend is ook de wijze, waarop Van lersel in Marcus het spreken over ‘jongemannen’ volgt, en laat zien dat ze (1) getuige zijn van wat aan hen is geschied (hfdst. 5,1–20), (2) als het er op aan komt vluchten (hfdst. 14), maar (3) tenslotte in het graf de opstanding boodschappen als enige hoop voor hen, die alle hoop verspeeld hebben (hfdst. 16).

De noodzaak van de preek. Om het levende Woord. Bijbels-theologische en dogmatische serie, Deel 10. Uitg. Kok Kampen 2000. 176 blz. f 39,90.

Deze bundel opstellen uit de kring van de zogenaamde ‘Amsterdamse school’ heeft als doorgaande lijn het verzet tegen de huidige tendens om in de predikkunde alle nadruk te leggen op de vraag hoe de boodschap overkomt, of ook de preek zelfs te zien als een achterhaald communicatiemiddel. Prof. R. Zuurmond strijkt tegen de moderne haren in als hij onderstreept dat het criterium van de prediking niet is of die mensen trekt: onze grootste zorg moet daarom zijn of onze woorden aan dat Woord beantwoorden. Prof. N.T. Bakker onderstreept dat iedere aanpassing van de boodschap een onderschatting van de geestelijke vermogens van de gemeente betekent.

Dr W. Klouwen merkt op, dat misschien dit wel de nood van de kerk is, dat we er niet mee durven rekenen dat God zijn plan, zijn raadsbesluit nog wel eens òndanks ons zou kunnen volvoeren.

Het boekje bevat nog veel meer, dat waard is om in de discussie van dit moment niet te vergeten, en ik meen, dat het verdient dat we er niet aan voorbij gaan. Ook waar men andere wegen gaat of andere accenten legt dan de auteurs, moet men minstens zich afvragen of de hier weergegeven noties bij ons nog wel functioneren.

H.G.L. Peels, Heilig is zijn naam. Onze godsbeelden en de God van de Bijbel, serie Woord en Wereld nr. 48, Scholma Druk b.v. Bedum. f 29,95.

De Apeldoornse oud-testamenticus heeft een nieuw boekje het licht laten zien, waarop ik hier graag de aandacht vestig. Tegen de heersende trend van de vermenselijking van ons beeld van God in komt hij op voor die eigenschap, die misschien wel het meest kenmerkend is voor het bijbelse spreken over de Here: Gods heiligheid. Als we in de Schrift van Gods heiligheid horen gaan daarin zijn verhevenheid èn zijn verbondsliefde samen. Men kan ook zeggen: in Gods heiligheid ligt al besloten, dat Hij in Christus mens wordt, zonder dat Hij zijn God-zijn aflegt. Prof. Peels vraagt aandacht voor het levende en beweeglijke spreken van God in met name het Oude Testament, dat zich niet laat reduceren tot dogma of leer en evenmin tot een modern godsbeeld, waaruit die elementen die ons niet aanspreken zijn verwijderd. Het is dus een pleidooi voor de erkenning dat God spreekt, en Zich op een levende wijze openbaart. Dat levende spreken heeft een onlosmakelijk ermee verbonden praktische spits: het houdt ook in, dat de heilige God beslag legt op ons leven, en dat wij worden opgeroepen tot een heilig leven, omdat Hij heilig is.

Het is een boeiend en goed leesbaar boekje, dat helaas wat prijzig is uitgevallen. Wie het koopt zal zich echter achteraf niet bekocht hoeven te voelen.

J.W. van Pelt, Hoeden tot het heil. Gisbertus Voetius en het pastoraat, Willem de Zwijgerstichting 00/2, Apeldoorn 2000. (bij donatie van minimaal f 12,50 ontvangt men twee brochures per jaar).

In deze publicatie van de Willem de Zwijgerstichting wisselt dr Van Pelt wat hij in zijn dissertatie over Voetius (1589–1676) geschreven om in kleine munt, wat zoveel wil zeggen als dat hij het vruchtbaar maakt voor een breder publiek. De brochure is toegankelijk geschreven, en geeft in een kort bestek een handzaam overzicht van het denken van Voetius over pastoraat. Dr Van Pelt erkent, dat we niet bij Voetius kunnen blijven staan, omdat vandaag veel anders is, maar hij vraagt ook aandacht voor wat we onderweg niet moeten kwijtraken. Ik citeer de slotzinnen: ‘Terugkijken naar Voetius mag een uitdaging zijn om in de eigen tijd een brede pastorale blik te hebben met oog voor de zeer gevarieerde noden die bestaan, maar dan toch de pastorale aandacht te concentreren waarop het aankomt: Hoeden tot het heil.’ Dit boekje kan goede diensten doen, als men in het eigen pastorale bezig-zijn zich rekenschap wil geven van fundamentele overwegingen daaromtrent van vroegere generaties. Het laat ons zien, dat het niet verstandig is kortademig achter moderne trends aan te hollen. Bij het vertalen naar vandaag is overigens één uitdrukking kennelijk aan zijn aandacht ontsnapt: het woord ‘afmanen’ (blz. 30) lijkt me geen hedendaags Nederlands.

dr. ir. J. van der Graaf, drs. I.A. Kole, ds. L.W. van der Meij (red.), Levenstijd. Dagboek voor 18+. Uitg. Groen Heerenveen 2000. f 34,50.

Van een nieuwe serie dagboeken ontving de redactie de uitgave voor ‘jongvolwassenen’. Elke dag wordt een bijbelgedeelte, toegespitst op een tekst, toegelicht. Het geheel loopt uit op een vraag. Medewerkers zijn er uit de Chr. Geref. Kerken, Geref. Gemeenten, Geref. Bond in de Ned. Herv. Kerk, zowel predikanten als niet-predikanten. In één zin: duidelijke stijl, krachtige inhoud.

Esther de Boer, Maria Magdalena. De mythe voorbij. Op zoek naar wie zij werkelijk is. Uitg. Meinema Zoetermeer 1999 (2e druk). 176 blz. f 31,-.

Van Maria van Magdala weten wij niet veel, als we ons beperken tot de Evangeliën. Dat prikkelde de auteur, predikante van de Geref. Kerk te Ouderkerk aan de Amstel, tot een zoektocht waarbij andere bronnen uit de vroeg-christelijke traditie werden aangeboord: oude kerkordes/kerkvaders, het in de 19e eeuw gevonden Evangelie naar Maria enz. Het resultaat ontdoet Maria van de haar vaak aangewreven sexuele ontsporingen, en maakt haar tot een discipel-apostel met gezag. En dat is interessant. Er is wel één complicatie: de auteur maakt geen principieel onderscheid tussen de bijbelse en buiten-bijbelse bronnen: ‘Tertullianus en Hippolytus hebben er geen moeite mee om M.M. ronduit (…) ‘apostel’ te noemen. Vergeleken bij de evangeliën van het NT mag dat een stap voorwaarts heten’ (blz. 83).

dr. ir. J. van der Graaf en drs. I.A. Kote, Onthaast verwachten. Anno Domini — op de drempel van een nieuw millennium. Uitg. De Groot Goudriaan-Kampen 1999. 242 blz. f 34,90.

Het overgaan van het ene in het andere millennium noopt op vele terreinen tot bezinning en het opmaken van een balans. Verschillende auteurs uit de geref. gezindte geven in dit boek daar blijk van: ik noem E. van Middelkoop over politiek, prof. dr. W.H. Velema over de verzorgende beroepen, prof. dr. E. Schuurman over de techniek, A.G. Knevel over de media en dr. W. Verboom over spiritualiteit. Alle auteurs moeten helaas de vinger leggen bij de geestelijk-innerlijke neergang die onze samènleving kenmerkt, waardoor innerlijke vermolming van die samenleving dreigt. Allen wijzen ook op de enige echte weg terug: die van het verwachten van God en het leven naar zijn norm, uit zijn beloften.

drs. W.Chr. Hovius, Gij zijt, maar Ik ben. Tien bijbelstudies met gespreksvragen over schriftberoep en schriftgebruik in het SOW-proces. Uitg. Groen Heerenveen 2000. 52 blz. f 14,95.

Een klein boekje met een grote inhoud: zowel het beroep op de Schrift in kringen van de geref. belijders in de Ned. Herv. Kerk die als het er op aan komt overwegen mee te gaan in het SoW-proces komt aan de orde, als ook dat beroep van hen die op het standpunt staan daarin geen stap vooruit te kunnen zetten. Drs. Hovius gaat een zelfstandige, bezonken weg zonder aanziens des persoons. Hopelijk worden breuken in Herv. Geref. kring mede door dit boekje voorkomen. Vraag blijft: hoe nu concreet verder?

Hans Stolp, Maria Magdalena of het lot van de vrouw. Uitg. Ten Have Baarn 2000. 158 blz. f 34,90.

In de geschiedenis van de kerk is Maria van Magdala dikwijls getekend als iemand van maatschappelijk laag allooi. De auteur van dit boek neemt daar geen genoegen mee (terecht), maar komt in zijn boek totaal aan de andere kant uit: zij was bemiddelaarster, tolk bij uitstek; er was geen ander die de weg naar Jezus zó goed verstaan heeft. Om dit te bewijzen komen allerlei geschriften (apocriefe evangeliën bijv.) aan de orde. De fantasie neemt de auteur helaas teveel mee, ook wanneer de bijbel zelf aan het woord komt: hoe kan men zeggen vanuit Joh. 20: 11–18 dat Maria ziet ‘hoe dat lichtlichaam zich losmaakt van het dode, fysieke lichaam’ (blz. 41)? Geen wonder dat zij op deze wijze de geestelijke levensgezellin van de Heiland wordt (blz. 43).

Floor Maeijer, Het achterste van Mozes’tong. Een commentaar op de tien geboden. Uitg. Gooi en Sticht Baarn 2000. 91 blz. f 22,50.

Een boekje met op zichzelf genomen aardige doorkijkjes rond de tien geboden, vooral in het licht van het OT en van de joodse traditie in de loop van de eeuwen. De verbindingen met het NT zijn vrij willekeurig. Wel rond het vierde gebod bijv., maar niet rond het zesde; en daar zou de lijn naar 1 Joh. 3 toch tot meer diepgang hebben geleid.

ds. R. van Kooten, Welkom in de strijd! Paulus’ wapenrusting als uit- en toerusting voor jonge christenen. Uitg. Groen Heerenveen 2000. 159 blz. f 24,95.

Een boek, blijkens het voorwoord niet alleen voor jongeren geschreven, maar qua taal en stijl duidelijk toch met name voor hen. Een brede uitleg en toepassing van het bekende bijbelhoofdstuk Ef. 6. De auteur neemt bepaald geen blad voor de mond, en dat is ook niet nodig. Soms kan het wel wat minder. Een woord vooraf van 3½ blz. (!) met daarin al drie maal een opmerking over het mogelijk onbekeerd zijn van de lezer, is wat mij betreft wel wat veel van het goede (of kwade in dit verband). Soms is de auteur erg snel in zijn oordeel, bijv. bij de opmerking over gospelmuziek, blz. 63. Anderzijds weet hij vaak rake opmerkingen te maken die blijven haken.

Huub Oosterhuis, Gezongen liedboek. Verzamelde teksten. Uitg. Ten Have Baarn/Kampen 2001. 570 blz. f 49,90.

Dit boek bevat een bundeling van de meeste liedteksten die door Oosterhuis geschreven zijn met het oog op de zang in de eredienst. Velen kennen zijn liederen — ook in het Liedboek is er een aantal opgenomen. De ene keer mist men pijnlijk een essentiële zaak: ik denk aan blz. 230 waar ‘Een mens te zijn op aarde’ staat, als dichterlijke weergave van Luc. 9:57, maar zonder ook maar één verwijzing naar de Zoon des mensen. De andere keer is men onder de indruk van de zeggingskracht; te denken is aan ‘De steppe zal bloeien’, blz. 496, waar gegevens uit Jes. 35 en Psalm 126 harmonieus met elkaar in verband zijn gebracht. Vergelijking met het tekstregister wijst dan overigens uit dat dat register bepaald niet compleet is. Het spijt mij erg dat deze uitgebreide bundel geen melodieën bevat; men moet het doen met een ingewikkeld verwijssysteem achterin.

ds. W. van Dijk en ds. J. Winter, Laten we danken… Uitg. Buijten & Schipperheijn Amsterdam 2001. f 9,95.

Dit boekje van twee Ned. Geref. predikanten kan een goed hulpmiddel zijn voor gezinnen in de dagelijkse huisliturgie aan tafel. Meer en meer merkt men in het pastoraat dat deze liturgie niet meer vanzelfsprekend is. Dan is dit een goede handreiking. Zes weken lang wordt een bijbelgedeelte uitgelegd en mogelijkheid voor een gebed genoemd. Ik vond wel dat zaken als schuldbesef en — belijdenis er wat karig vanaf gekomen zijn. Ook bijv. bij de vijfde bede van het Onze Vader bleef dat aan de vlakke kant. Maar uiteindelijk staan eigen aanvullingen op het gebodene ons vrij!

drs. P.J. Vergunst (red.), De kerk op adem. Hervormd-gereformeerden in een driestromenland. Uitg. Groen Heerenveen 2001. 179 blz. f 24,95.

Ter gelegenheid van het afscheid van dr. ir. J. van der Graaf als ambtelijk secretaris van de Geref. Bond werd in de bekende Grote Kerk van Gouda een symposium gehouden onder bovengenoemde titel. Dit boek geeft de neerslag van het toen gebodene, met daarnaast een deel 2, waarin een ‘dwarsdoorsnede’ van het gemeente-zijn in vier plaatsen in Nederland wordt gegeven: Asperen, Delft, Huizen en Lunteren — plaatsen die ieder hun eigen geestelijke kleur hebben, gedeeltelijk verbonden aan de sociologische en geografische situatie (werd dat laatste maar meer betrokken als relativerende beoordelingsfactor van elkaar!). De bijdragen in het boek leggen getuigenis af van de worsteling om vandaag de boodschap van God te blijven verstaan. Dat dient te gebeuren in volstrekte eerbied voor het Woord, zonder daarmee als reactie op de geestelijke verwarring in onze cultuur te vervallen in een heilloze verstarring in vormen en tradities. Dát is bevindelijk-gereformeerd, en dat zal voortdurend in de Geref. Bond in bespreking zijn, en overigens niet alleen daar!

Wim Jansen, Jij die mij op handen draagt. Stilte en gebed. Uitg. Kok Kampen 2000. 92 blz.

Een boek dat het karakter draagt van een dagboek, via de weg van stilte, meditatie en gebed verkregen. Het is moeilijk een algemene indruk van het boek te geven, daarvoor is de inhoud te gevarieerd. Ik had er heel gemengde gevoelens bij. Soms dacht ik: dit kan echt niet (bijv. op blz. 43 waar het gaat om een mogelijk leven zonder God), soms was ik positief geraakt (bijv. bij het stukje over onze geestelijke koers n.a.v. Ef. 3 en 4 op blz. 56 e.V.). Lees dus met onderscheid.

drs. A.A. Teeuw (red.), Zorgen in de laatste levensfase.

drs. P.J. Verhagen, Depressiviteit en depressie. Een christelijke handreiking.

Roswitha D.C. Voskamp.Thuiszorg. Een handreiking aan vrijwillige hulpverleners.

drs. A.A. Teeuw, Vertrouwen in de dokter?

Uitgaven in de serie ‘Praktisch en pastoraal’. Uitg. Groen Heerenveen 2001. 96 resp. 139 resp. 66 resp. 112 blz. f 24,95 resp. f 29,95 resp. f 19,95 resp. f 19,95.

In de eerstgenoemde uitgave vindt men allerlei aspecten waarmee men te maken krijgt bij de begeleiding van stervenden/terminale patiënten en hun familie. Daarbij is vooral aan de zorgsector gedacht, maar ook aan ambtsdragers. Het betreft een terrein waar men (zeker wanneer het gaat om zaken die het overlijden en de verwerking daarvan raken) principiële zaken pastoraal voorzichtig wil verwoorden. Als voorbeeld noem ik de duur van het stervensproces (blz. 48), opstandigheid en woede (blz. 72), orgaandonatie en obductie (blz. 81/82). Daarvoor verdient de redactie respect.

Het tweede boekje is een herziene uitgave van een eerste druk van 1991, aangepast aan de huidige stand van zaken. Aan die eerste druk is destijds in ons blad uitvoerig aandacht gegeven. Volstaan wordt nu met een aankondiging.

Ook het derde boekje is eerder uitgegeven en nu vernieuwd. Het biedt een aantal praktische handreikingen van een deskundige op dit gebied aan vrijwillige hulpverleners. Deze handreikingen betreffen praktische zaken (werking van morfine, plaats van de zorg) én zaken van principieel gewicht (euthanasie, troosten als geen genezing meer mogelijk is).

Het vierde boekje gaat in op allerlei problemen die rond het contact met artsen kunnen ontstaan. Ze cirkelen rond communicatie, inschatting van de toekomst, principiële zaken. Dit alles kan onbegrip of zelfs wantrouwen veroorzaken. Het boekje wil helpen een mogelijke impasse te doorbreken. Aan de orde komen o.a. bescherming van het leven, klachtrecht, sondevoeding, voedsel-weigering bij dementie, reanimatie. Bijbels-principiële lijnen worden waar nodig duidelijk getrokken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2001

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's

TER OVERWEGING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2001

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's