Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Ledeboerianen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Ledeboerianen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een boekbespreking

Allereerst een hartelijk proficiat voor de nieuwe doctor, die op 2 mei j.l. promoveerde. Alhoewel over de ledeboerianen al wel het een en ander was gepubliceerd, ontbrak een systematisch overzicht van het kerkelijk en maatschappelijk leven van de ledeboerianen, een beschrijving van hun theologische positie, mede in relatie tot andere kerkverbanden.

Wie neemt bij een eerste kennismaking niet snel kennis van de bij een proefschrift behorende stellingen. Eén sprong er duidelijk uit: "Ledeboer was in veel opzichten het minst ledeboeriaan van alle ledeboerianen". Deze stelling ligt diep verankerd in het proefschrift,

in die zin, dat telkens duidelijk wordt gemaakt, dat Ledeboer zich gunstig onderscheidde van zijn volgelingen, die niet boven het niveau van de epigonen uitkomen. Daarmee heeft het begrip "ledeboeriaan" een kritische, om niet te zeggen negatieve betekenis gekregen. We noemen uit de studie van Florijn een aantal voorbeelden. De kring is later introverter geworden (24), de lust tot opbouw van land, volk en kerk ontbrak en er was veel onvermogen om tot kerkelijke organisatie te komen (37). Men kon zich nauwelijks voorstellen, dat buiten eigen kring geeste-

lijk leven was (41). Ouderlingen handelden meer naar hun gevoel dan naar kerkordelijke richtlijnen (46). De vraag wordt gesteld, of ze de kanttekeningen van de Statenvertaling wel altijd hebben geraadpleegd en ze komen soms dicht bij dopers vaarwater; de tekst, waardoor men 'overgebogen' werd stond vaak aan het einde van een denkproces (59). Bevindelijk inzicht in de breuk van de kerk stolde later in de vorm van een paar voorschriften (83). We zouden het aantal voorbeelden gemakkelijk kunnen uitbreiden. Wanneer in de slotbeschouwing de vraag ter sprake komt, wie het meest van de ledeboeriaanse voorgangers vervreemd is geraakt (171), dan zou je bijgevolg eerder hopen dan vrezen. Daar staat één gegeven tegenover: de eerlijkheid en de ootmoed, waarmee ze streefden naar de verwerkelijking van hun doel, nl. God op het hoogst verheerlijkt en de zondaar op het diepst vernederd (166). Desalniettemin steekt Ledeboer zeer gunstig af bij zijn volgelingen.

Vooral het bevindelijk bepaald worden bij "de breuke Sions" nam een grote plaats in in het leven van de ledeboerianen. De afval van land, volk en kerk voerde hen tot het gezelschap, waar de Heere Zijn volk had. Daarmee kwam men in een sterk isolement terecht. Ze behoorden bovendien tot de onderste lagen van de bevolking (44). In verband met de vraag, of we wel over een theologie van de ledeboerianen kunnen spreken citeert Florijn H. Bavinck: "Het enige, wat hen boeide was de weerkaatsing van het dogma in de spiegel van hun eigen gemoedsleven" (53). Een sprekend citaat! Florijn besteedt in een uitvoerig hoofdstuk aandacht aan de relatie van de ledeboerianen tot de Nadere Reformatie (124-163). De invloed van deze beweging doet zich het meest gevoelen in haar nabloei. Bij de latere vertegenwoordigers is meer sprake van een verinnerlijking en een besef van Gods aankomende oordelen, met dien verstande dat bij de ledeboerianen de opwekking tot reformatie nagenoeg ontbreekt en een sterk lijdelijke houding aanwezig is.

Eén van de opvallende zaken in deze studie is de visie op het kerkelijk standpunt van de ledeboerianen en met name van Ledeboer zelf. Ze zouden de Ned. Herv. Kerk niet hebben willen prijsgeven. Al op de eerste bladzijde stelt Florijn, dat deze interpretatie correctie behoeft. Ledeboer heeft dit "zich noemend Ned. Hervormd Kerkgenootschap" volledig afgewezen. God zou niet de kerk, maar de kerkelijke goederen op Zijn tijd weer teruggeven (73). Kennelijk heeft het aanvankelijke afzien van een kerkelijke organisatie, alsmede het besef medeschuldig te staan aan het verval van de kerk aanleiding gegeven tot een dergelijke sympathieke interpretatie.

Een tweede opvallend gegeven is de grote aandacht, die Florijn besteedt aan de rol van ds. E. Fransen (98-123). Fransen heeft meer betekend voor de totstandkoming van de Gereformeerde Gemeenten dan in het verleden wel is gesteld. Veel overeenkomsten met Ledeboer worden vermeld: overal werd het geestelijk verval bespeurd; het zich keren tegen kerkelijk jeugdwerk; het verwerpen van theologische opleidingen; de belijdenis van Gods vrije verkiezende liefde, enz. De vraag komt aan de orde, hoe het komt, dat ondanks al deze overeenkomsten het onder leiding van Fransen niet gekomen is tot een vereniging? (103) De vraag blijft in feite onbeantwoord. Wanneer we lezen, dat Fransen aan het einde van zijn leven steeds meer alleen kwam te staan (110) en we bedenken, dat Fransen zich in heftige woorden distantieerde van andere kerkverbanden, komt de vraag op, of de rol van ds. Fransen wel zo groot is geweest als wordt gesteld. Wanneer we overigens letten op de historische lijnen, die er lopen van de ledeboerianen naar de kerken in onze dagen, dan is het duidelijk, dat in de lijn, die er loopt naar de huidige Gereformeerde Gemeenten in Nederland ds. Fransen een cruciale plaats inneemt. Zo kritisch als Florijn over de ledeboerianen schrijft, zo veel affiniteit legt hij aan de dag als het om de betekenis van het werk van Fransen gaat. Bij alle overeenkomsten met Ledeboer verschilde Fransen echter van mening over het algemeen welmenend aanbod van genade, dat door Ledeboer niet werd afgewezen.

We willen een ieder het lezen en overdenken van wat in dit boek geboden wordt van harte aanbevelen. Het noopt tot bezinning op het erfgoed. Een studie als deze is geënt op de overigens niet ledeboeriaanse, maar veeleer voetiaanse tweeslag, dat vroomheid en wetenschap verbonden dienen te worden. De ledeboerianen verbonden eerder vroomheid en eenvoud met elkaar. Florijn getuigt ervan, dat hij ook wetenschap met eenvoud weet te verbinden: het proefschrift wordt gekenmerkt door een verbondenheid met eenvoudigen in den lande en uit de laatste stelling bij het proefschrift blijkt betrokkenheid bij het lager beroepsonderwijs.

n.a.v. Dr. H. Florijn, De Ledeboerianen, een onderzoek naar de plaats, invloed en denkbeelden van hun voorgangers tot 1907, diss., Uitg. Den Hertog, Houten, 1991, 247 pag., prijst. 49, 50.

H.G. Leertouwer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1991

De Reformatorische School | 36 Pagina's

De Ledeboerianen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1991

De Reformatorische School | 36 Pagina's