Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET EIGENE VAN DE LEERDIENST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET EIGENE VAN DE LEERDIENST

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

KORTE TERREINVERKENNING: BIJBEL EN REFORMATIE

Leren is wezenlijk voor het christelijk geloof. Dat is zo evident, dat ik hier met een korte rondblik in de bijbel kan volstaan. Over de eerste gemeente lezen we dat zij volhardde bij de leer van de apostelen. En dat is niet maar een vinding van de discipelen: als Jezus de schare ziet (Markus 6:34), wordt Hij met ontferming bewogen en begint haar te leren. In ieder geval een deel van de nood van de schare wordt door Jezus gelenigd door hun onderwijs te geven. Nog verder terug: de berijming van Psalm 78 zingt het prachtig: ‘Laat ons wat onze vaderen vertelden, doorgeven en aan onze kind’ren melden’. En hoeveel instellingen van het OT hebben niet tot doel vragen los te maken bij het volgende geslacht, zodat er geleerd wordt — doorgegeven? Denk aan de stapel stenen in Jozua 4. Of de getuigenissen, inzettingen en verordeningen van Deuteronomium — ze blijken in ieder geval óók gegeven als aanleiding voor een gesprek tussen ouders en kinderen waarin de heilsfeiten van Israëls bevrijding uit Egypte opnieuw verteld kunnen worden (Deut. 6:20). Kortom: Leren behoort tot het wezen van het christelijk geloof. En wat dan? Dat wat ons in genade geschonken is (1 Kor. 2:12).

De reformatie heeft daar recht aan gedaan door een leerdienst in te stellen (ook in de R-K kerk begon men daar toen overigens aan te denken). Bij het opnieuw inrichten van de kerk heeft men nadrukkelijk de leerdienst naar voren geschoven. Het lerend samenzijn van de gemeente kreeg niet een andere — laat staan: mindere — status, nee, ook hier ging het om een dienst: bediening van het Woord, zoals onze kerkorde (art.68) het ook zegt. Tegelijk: die dienst was wel echt ànders dan de morgendienst. Zo kregen de kinderen in deze dienst een prominente plaats. Zij werden overhoord m.b.t. hun kennis van de catechismus. En dan was er de catechismuspreek, waarin het gedeelte dat was overhoord, werd uitgelegd. De indruk die ik al lezende krijg, is dat deze dienst ook daarin verschilde van de morgendienst, dat er meer ruimte was voor vragen van de gemeenteleden. Een interactiever karakter dus, dan de dienst ‘s morgens. En dat is ook begrijpelijk. Immers — leren doen we toch ook door vragen te stellen?

WAT HEBBEN WE ERVAN VASTGEHOUDEN?

Van meet af aan heeft de leerdienst dus een heel eigen karakter ten opzichte van de morgendienst meegekregen. Zij stond in het teken van de gemeenteopbouw — want dat is niet iets van de laatste jaren. Luther, Calvijn, Bucer en de andere reformatoren … ze hebben niets anders willen doen dan de gemeente op te bouwen. In dat kader had de leerdienst zijn eigen plaats. Ondertussen kan ik me niet helemaal aan de indruk onttrekken dat dat eigene inmiddels wel wat verwaterd is. Veelal is de leerdienst een kopie van de morgendienst met dit verschil dat tijdens de leerdienst meer thematisch de leer van de kerk wordt besproken. Zo is het niet begonnen. En misschien is het wel goed om bij teruglopend kerkbezoek in de middagdienst eens te kijken wat onze traditie aan mogelijkheden biedt om die dienst een echt eigen karakter te geven. We moeten niet te snel aan onze traditie voorbij gaan om van elders allerlei nieuwe impulsen binnen te halen. Beseffen we wel wat voor schatten er opgetast liggen in onze belijdenis en de kerkordes? Lezen we ze nog wel echt met de verwachting dat hier antwoorden gevonden kunnen worden? En beseffen we wel hoe we in die geschriften verbonden zijn met de kerk van alle eeuwen? Het lijkt me een concrete vulling van de gemeenschap der heiligen, die we elke zondag zeggen te geloven. En daarbij: een eeuwenoud boekje als de Catechismus heeft toch inmiddels zijn waarde wel bewezen? Van veel nieuwere methodes moet dat nog maar blijken.

NOG VAN DEZE TIJD?

Maar is vandaag de nadruk op leren en dus de voorkeur voor de HC niet voorbij? Onze tijd is toch een tijd waarin het gevoel een grote rol speelt in de afweging van mensen? De belangrijkste vraag bij veel activiteiten vandaag is de vraag wat we eraan beleven. De mens schijnt de grote verhalen zat te zijn en te zoeken naar authenticiteit en ervaring. Moet de kerk daar niet op inspelen door de kaart van de tweede dienst anders te spelen — door dáár ruimte te maken voor het gevoel? Moet de nadruk op leren wel gehandhaafd blijven? We zien toch ook hoe in het onderwijs in ons land de nadruk niet meer zozeer ligt op kennisoverdracht, maar veel meer op wegwijs maken: kinderen hoeven de feiten en data niet meer te kennen, ze moeten weten waar ze die kunnen vinden en wat ze ermee kunnen vandaag.

JA, JUÍST VAN DEZE TIJD

Twee dingen daarover: 1. Het lijkt mij dat in die vraag een valse tegenstelling schuilt. Nooit heeft de kerk met de leendiensten de gemeente ‘college’ willen geven. Ik bedoel: de kennis die men wilde bijbrengen was van meet af aan bevindelijke kennis. Kennis van het hart dus, voor het leven. Je proeft dat uit zondag 1 HC. ‘De catechese vormt geen professoren, maar christenen, die in de grote, eeuwenomspannende traditie van de oeroude christelijke kerk weten wat geloven is, wat christelijk leven naar Gods geboden inhoudt en die ook weten wat het gebed betekent om te kunnen geloven en te kunnen leven voor Gods aangezicht’ (Prof.dr. W. van ‘t Spijker). Deze bevindelijke, praktische spits treffen we volgens mij met name in de HC aan; laten we daarom niet te snel naar een van de andere formulieren van enigheid grijpen met het oog op de leerdienst. 2. Schuilt er in het benadrukken van het leren ook juist niet een diep inzicht in het functioneren van het menselijk gevoel? Van Luther is bekend dat hij een mens met wisselende stemmingen was. De wanhoop die hem in het klooster in de greep had, kon soms zomaar weer op hem vallen. Hoe kwam hij daaruit weg? Niet door terug te denken aan de goede gevoelens die hij vroeger had. Dat kon ook niet, want dat gevoel was immers wèg. Soms schreef hij eenvoudig het woord VIVIT (Christus leeft) neer. En zo kwam hij via de vastheid van het evangelie, de belofte die er ligt in Christus’ opstanding, bij de wanhoop vandaan. Dus niet zijn goede gevoel van vroeger hielp hem. Nee — de vastheid van de belofte die buiten hem en zonder hem waar is, die hem geleerd was en die hij steeds opnieuw moest leren … dàt hielp hem. Dat was gereedschap in de handen van de Geest. Is de nadruk op het leren in de kerk op een bepaalde manier niet een vorm van cognitieve therapie? Een zaak van niet alleen de gedachten, maar ook het gevoel als krijgsgevangenen te brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus (2 Kor.10:5)?

HOE DAN?

De leerdienst dus in ere, omdat we beseffen dat het waar is wat het lied zingt: ‘Ons gevoel en ons verstand zijn, o Heer, zo zonder klaarheid; als uw Geest de nacht niet bant, ons niet stelt in ‘t licht der waarheid…’. Dan is het wel goed de wacht te betrekken bij het eigene van die dienst en dus te zoeken naar vormen van interactie, terwijl tegelijk gewaakt wordt voor een ordelijke gang van zaken. Hoe dat concreet gestalte kan krijgen, durf ik niet goed te zeggen. Zelf probeer ik het als volgt: bewust zeg ik aan het einde van de morgendienst wat er ‘s middags gelezen zal worden en welke afdeling van de HC aan de orde is. Tegenwoordig zorg ik ook voor een papier voor de gemeenteleden waarop ze dat vinden, aangevuld met andere teksten uit bijvoorbeeld de NGB of de Catechismus van Genève. Verder staat op dat papier een samenvatting van de preek, zodat men de middagdienst kan voorbereiden. Via het gemeenteblad hebben we als raad gepeild bij de gemeente naar belangstelling voor een bespreking van de HC-preek na iedere leerdienst. De reactie daarop viel jammer genoeg tegen — maar het blijft een wens van me.

TENSLOTTE

Een goede leerdienst vraagt grondige voorbereiding van de predikant. Hij zal moeten onderzoeken waarom de dingen gezegd worden zoals ze gezegd worden, de HC plaatsen in de tijd van ontstaan en van daaruit de brug naar vandaag slaan. In de taal en de belevingswereld van vandaag de leer van de kerk binnenbrengen — van daaruit vragen stellen bij wat we vanzelfsprekend vinden, bemoedigen, waar nodig: kritisch zijn. Het vraagt gedegen studie en voorbereiding — laat een kerkenraad die hecht aan de leerdienst dat goed beseffen! Maar dan levert het ook wat op: een gemeente die leert, die steeds meer gaat beseffen wat ons in genade geschonken is. En die zo verantwoording kan geven van de hoop die in ons is.

Ds. C.C. den Hertog (1974) is predikant van de gemeente van Boskoop.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2004

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

HET EIGENE VAN DE LEERDIENST

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2004

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's