Toe maar, Heleen!

Het is zondagmorgen. Heieen gaat met papa, mama en Erik naar de kerk. Als de kerk straks uitgaat, is er zondagsschool. Vinden Heieen en Erik dat niet erg, dat ze direkt na de kerkdienst zondagsschool hebben? Nee hoor! Dat komt, omdat ze het fijn vinden op de zondagsschool.

Iedere week moeten ze een psalmvers of tekst opzeggen. Heieen kan niet goed zingen. Maar toch probeert ze altijd zo goed mogelijk mee te doen. Af en toe lijkt het op brommen. Maar de juffrouw van de zondagsschool merkt het gelukkig niet.

Thuis speelt papa vaak op het orgel. Ook dan, als mama en de andere kinderen meezingen, kan Heieen haast geen wijs houden.

Heieen zit er in de kerk aan te denken. Dat komt omdat ze woensdag feest hebben van de zondagsschool. De zondagsschool bestaat dan vijftig jaar. Ze hebben al veel ingestudeerd.

Heieen gaat in gedachten het versje opzeggen, dat ze voor vandaag moeten leren. Het is niet te hopen, dat ze met het feest iets moet opzeggen. Dat durft ze niet hoor! Dan moetje voor de klas komen. En alleen voor alle mensen die in de kerk zijn een tekst of een versje opzeggen! Gewoonweg griezelig! Hè, Heieen schrikt, laat ze toch luisteren, want de dominee staat te preken. Ze is met haar gedachten bij de zondagsschool.

Ze zal nu goed luisteren, anders weet ze straks niets van de preek. En papa vraagt altijd, waar de dominee over gepreekt heeft. Aan het eind van de kerkdienst dwalen haar gedachten wéér af. Als iemand met het zondagsschoolfeest wat moet opzeggen, moeten ze Gerdien maar vragen. Gerdien durft meestal wel, zonder dat ze een kleur krijgt.-Oooooo...., daar hoort Heieen de dominee „amen" zeggen. Ze heeft niet goed geluisterd, maar steeds aan andere dingen zitten denken. Heieen schaamt zich verschrikkelijk! Ze kijkt naar Erik. Die zoekt de psalm al op, die ze zingen moeten. Heieen probeert netjes mee te zingen. Ze kent veel psalmen uit haar hoofd. Allemaal geleerd op de zondagsschool en op school. Als de kerk uitgaat, blijft ze met Erik treuzelen. Ze moeten naast de kerk in het zondagsschoolgebouw zijn.

Erik zit bij juffrouw Carla in de klas en Heieen bij juffrouw Tonia. Meestal zit Heieen naast Gerdien. Maar Gerdien is er nog niet. Ze is laat vandaag. Juffrouw Tonia komt binnen. De kinderen zijn meteen stil, als de juffrouw gaat bidden.

Daarna zegt ze: „We gaan vlug de versjes overhoren, jongens en meisjes, want we moeten nog oefenen voor het feest."

„Nou, nou!" prijst de juffrouw als ze verschillende kinderen overhoord heeft, , jullie kennen het vandaag uitstekend! Als het woensdag zó gaat!"

Dan kijkt de juffrouw de klas door en vraagt „Waar is Gerdien? "

Gert, een buurjongen van Gerdien zegt: „O juf, ze heeft griep, enne.... keelontsteking. Gisteravond is de dokter nog geweest."

„Wat jammer", zucht juffrouw Tonia, „dan zal ze woensdag met het zondagsschoolfeest misschien nog niet beter zijn. En ik wilde haar een gedichtje op laten zeggen. Een mooi gedichtje heb ik uitgezocht. Nu zal ik daar een ander voor opzoeken."

(wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen