Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE VAN GOD GEËISCHTE GEHOORZAAMHEID.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE VAN GOD GEËISCHTE GEHOORZAAMHEID.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heidelb. Catech. Zond. 39.

I

„Eert uw vader en uw moeder, " sprak God in het eerste gebod van de tweede tafel Zijner heilige wet; en in vader en moeder hier genoemd, zijn begrepen alle overheidspersonen, allen, die God met gezag over ons bekleedde. De Catechismus zegt dit zoo duidelijk in het antwoord op de vraag:
Wat wil God in het vijfde gebod?"
Dat ik mijn vader en mijn moeder en allen, die over mij gesteld zijn, alle eer, liefde en trouw bewijze."
God handhaaft in dit gebod dus het gezag. De overheid is vertegenwoordigster van Gods Majesteit; zij oefent haar gezag alleen, omdat God haar met autoriteit bekleedde. Als mensch staat ook de Overheids-persoon naast alle andere menschen; als schepsel Gods zal de Overheid voor den rechterstoel van Christus eens alle titel en waardigheid missen. Doch als drager van een door God opgelegd ambt, oefent de Overheid gezag over den mensch nevens haar. Als door God zelf gesteld, hebben wij de Overheid dan ook te eeren. De rechtmatige eisch tot onderdanigheid vervalt, zoo men dat gezag niet doet wortelen in Gods ordinantie, doch gelijk de revolutie wil, in het volk. Het is een inconsequentie Gods gezag te miskennen in de Overheid en toch onderwerping en Overheidserkenning te vorderen. Hier is een miskennen van God en een verheerlijken van den mensch, dat alle waar Overheidsgezag niet alleen ondermijnt, maar verloochent; van zijn fondamenten heeft afgestooten. De eisch is van alle recht ontbloot, gezag te vorderen om zich zelf. Op zichzelf zijn vader en moeder en alle Overheidspersonen niets dan schepselen, in Adam gevallen; in de zonde dood; voorwerp van Gods toorn. In dien zin geldt: „Vrees niet voor den mensch, wiens adem in zijne neusgaten is, want waarin is hij te achten?" Wanneer God als Souverein verworpen wordt, en de mensch zich zelf gezag toeëigent is dit gezag caricatuur, spotbeeld.
In plaats van gezag heerscht dan ook bij zulk stelsel het geweld. Men staat op den vulkanischen bodem der revolutie, en handhaaft zich alleen met geweer en knoet! Ziet slechts naar het zoo betreurenswaardige Rusland, waar een minderheid overheerscht.
Vóór alles sta dus vast, dat het gezag geoefend wordt in den Naam des Heeren Heeren. Bij den levenden God, Die hemel en aarde formeerde uit niets, berust alle oorspronkelijke macht. Hij is Souverein in den vollen zin des Woords. Hij alleen deelt gezag en roept tot gezags-oefening onder de menschen.
Allereerst nu schonk God dit gezag aan vader en moeder. De ouders zijn de natuurlijke gezagvoerders, uit wien ons het aanzijn werd geschonken; door hun hand allereerst wil God ons regeeren. Daarom hebben wij ze te eeren, te vreezen, gelijk Leviticus 19 eischt. En zóó scherp is die eisch dat het oorspronkelijk woord eensluidend is met de vreeze, die wij God schuldig zijn. Des Heeren autoriteit wordt erkend in het vreezen onzer ouders. 't Is wel opmerkelijk eenerzijds, dat God dit gebod zoo diep in de consciëntie van den mensch indrukte, dat zelfs bij velen, die God den rug toekeerden de liefde tot vader en moeder nog stand houdt, en anderzijds teekent juist ook dit feit het niets ontziende van de revolutie, wijl zij in haar alle wettig gezag verwerpend streven, zich niet ontziet het huwelijk te ontbinden; het ouderlijk gezag om te brengen, door de kinderen buiten een ouderlijk huis door den staat te doen opvoeden. Hoordet ge niet van een huwlijksverbod in de ontaarde wetgeving van de Sovjet-Repubiek ? Men heeft het in die God en Zijn geboden hatende revolutionaire kringen verstaan, dat de wortel van het vreezen der Overheid om 's Heeren wil ligt in het eeren der ouders. De droeve consequentie van het helsche stelsel der revolutie moge ons de noodzakelijkheid van onze ouders te eeren, dieper nog in het hart indrukken, opdat wij ons tegen den geest des tijds steeds onverzwakt zullen stellen. Welke waarschuwende voorbeelden heeft de Heere ons in Zijn Woord beschreven! Men denke niet alleen aan het verdriet, dat Ezau zijn vader en moeder berokkende, toen hij zich een vrouw nam uit de Heidensche dochteren des lands; doch, aan Adonia en Absalom, beide zonen van den man naar Gods hart; aan Manasse, kind van den Godvruchtigen Hiskia. Kinderen, klein of groot, eert uw vader en uw moeder. Zijt niet onverschillig tegen hen, onderwerpt u aan hun vermaningen, eert beiden, ook uw moeder. Een volk, dat dit gebod in eere houdt, zal leven. Aan Israël is het beloofd, en ook vervuld. Vijftienhonderd jaren bestond het in Kanaän als zelfstandig volk, hoe klein ook. Het op 't zwaard rustend Romeinsche wereldrijk hield nauwelijks duizend jaren stand, de andere rijken der oudheid stortten na aanmerkelijk korter tijd ineen. En nog leeft Israël, als een apart volk voort, trots zijn verstrooiing, door het onderhouden van den familieband. Gods zegen rust op hen, die vader en moeder eeren. Maar wie zijn vader of moeder vloekt, diens lamp zal uitgebluscht worden in zwarte duisternis. Hoort dan de tucht uws vaders en verlaat de leer uwer moeder niet.
„Nu is het kenmerk van Gods geboden, dat zij een bepaalde zaak, of een bepaalde overtreding met name noemen, maar in dat eene genoemde alles saamvatten wat er in den wortel mede saamhangt. God, verbiedende den doodslag, veroordeelt ook haat en nijd, als wortel van den doodslag. Evenzoo is in het zevende gebod niet alleen de echtbreuk, doch alle onkuischheid van God vervloekt. Zoo nu ook eert het vijfde gebod in vader en moeder „allen, die over mij gesteld zijn." Dus ook uw schoonouders, en ook uw man, die, wat men ook redeneere in deze dagen van emancipatie-zucht, door God als hoofd der vrouw gesteld is; en ook uw onderwijzers; en ook de ouden van dagen onder u, gelijk Elihu in het spreken gewacht had op Job en zijn vrienden, omdat zij ouder waren dan hij. Voor den oude zult gij opstaan. In vader en moeder is ook gehandhaafd den eerbied, dien gij uw leeraars en ouderlingen en diakenen schuldig zijt. De kerkelijke overheid is van ander karakter dan de wereldlijke, zij heeft ook geen heerschend, maar een dienende macht, doch zij is in Gods kerk met gezag bekleed en mitsdien hebben wij haar te eeren. „Zijt uw voorgangeren gehoorzaam en zijt ze onderdanig, want zij waken voor uwe zielen, als die rekenschap zullen geven, opdat zij dat doen mogen met vreugde en niet al zuchtende, want dat is u niet nuttig."
Eindelijk in den eerbied dien wij vader en moeder gehouden zijn te bewijzen, is begrepen wat wij de Overheid van land en gewest en plaats schuldig zijn.
God zelf heeft die Overheid ingesteld. De Overheid is Gods ordinantie. Wel kwam zij er om de zonde wil, doch zij werd van God ingesteld. De Heere sprak tot Noach en in hem tot alle Overheidspersoon: „Wie des menschen bloed vergiet, zijn bloed zal door den mensch vergoten worden, want God heeft den mensch naar Zijn beeld gemaakt." De eerste moordenaar werd door God zelf gestraft. In Noach geeft de Heere den eenen mensch macht over den ander, zelfs om aan diens leven de hand te slaan. Dit wil geenszins zeggen, dat elk zijn eigen wraak te oefenen heeft, doch dat degenen, die God met gezag bekleedde, het recht Gods hebben te handhaven, het zwaard ontvingen zelfs tot straffe des doods. En of nu aan het hoofd van staat geplaatst is een gekroonde dan wel een ongekroonde; of een land is koninkrijk of republiek, de overheid ontleent haar gezag aan God. Zelfs als de regeering des lands bij periodieke verkiezingen door het volk in de personen wordt aangewezen, dan treedt de Overheld op bekleed met het gezag, dat haar God verleende. 't Volk mag den president verkiezen, gelijk in Amerika of in Frankrijk, of welk land dan ook; dat volk legt het hoofd van staat niet de macht op; het bekleedt hem niet met autoriteit. Dat gezag ontvangt hij van God.
Hier ligt de diepe klove tusschen wat Gods Woord ons leert en wat alle revolutie-geest drijft, een onheelbare klove, die ons met klimmenden aandrang roept, den strijd voor Gods ordinantiën vooral in deze oproerige dagen met alle macht te kampen, en het onzen kinderen in huis en school en kerk in te prenten, dat de Overheid is Gods dienaresse, en onze Koningin regeert bij de gratie Gods.
Daarom zullen wij de Overheid eeren. De liefde tot ons Oranjehuis; de daden die God door dat Huis heeft verricht van de dagen onzer landsgeboorte af, mogen aansporingen zijn, de wortel van de vreeze, aan onze Overheid verschuldigd, ligt alleen daarin, dat het God belieft ons door hun hand te regeeren. En zóó onverzwakt is deze eisch gehandhaafd, dat Paulus, zelfs in de dagen van den goddeloozen christenvervolger Nero, vermaant vóór alle dingen, dat gedaan worden smeekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen, voor alle menschen; voor koningen, en allen, die in hoogheid zijn, opdat wij een gerust en stil leven leiden mogen in alle Godzaligheid en eerbaarheid." Hoeveel er ook moge zijn, dat in de Overheid is af te keuren, hoezeer wij in ons eigen land in deze tijden zelfs door een „Christelijke" Overheid (ik zeg dat met leedwezen) in onze ziel worden gekrenkt, en men zich niet ontziet, te vervolgen degenen, die naar Gods Woord willen leven, dat alles ontslaat ons niet van den plicht der gehoorzaamheid. Slechts in één geval, zijn wij gehouden die gehoorzaamheid op te zeggen. In het geval n.l. als het Overheids-gebod indruischt tegen wat God in Zijn Woord van ons eischt. Tot het uiterste toe hebben wij ons te onderwerpen, doch is de grens bereikt, dan sta de onderwerping aan Gods gebod hooger dan gehoorzaamheid, ook al dreigt boete en gevangenisstraf, ja al zou men ten brandstapel en schavot heenleiden. Daniël en de drie vrienden aan Babels hof zijn hier getuigen, zoowel als de Apostelen te Jeruzalem. O, hoe ware te wenschen, dat God ons getrouw maakte.
Helaas wij zien donkere tijden komen. Als een ministerie „dat de christelijke grondslagen van ons volksleven handhaven wil" ons drukt met wetten, die tegen het recht en de ordinantie Gods ingaan. Wat teekent de toekomst dan anders af dan benauwing voor hen, die Gods ordinantie beminnen. Dezer dagen hebt ge weer kunnen vernemen, om maar iets te noemen, dat een vrouw drie dagen en nachten in gevangenisschap doorbracht, op water en brood gezet, achter ijzeren hekwerk een stroozak vindend tot haar bed, gebrandmerkt voor haar leven, als een, die in de gevangenis gezeten heeft, omdat zij wat misdeed ? Niets ! omdat zij Gods ordinantie wilde gehoorzamen, en daarom weigerde te stemmen. De minister zal de wet handhaven. Welnu hij doe het. Maar wete dan ook, dat een klacht vanwege de veroordeelingen der rechtvaardigen tegen hem opga, en weleens spoedig de tijd komen kan dat de regeering het gebed van dat volk noodig kreeg. 't Staat toch in Gods Woord, dat de ouders hun kinderen niet tot toorn zullen verwekken? Hoe meer men het pad der revolutie opgaat, hoe meer de getrouwen in den lande der overheid de gehoorzaamheid zullen moeten opzeggen.

En toch wij blijven de overheid eeren als Gods dienares; ook de kwade.

Yerseke, Ds. G.H. Kersten

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 november 1925

De Saambinder | 4 Pagina's

DE VAN GOD GEËISCHTE GEHOORZAAMHEID.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 november 1925

De Saambinder | 4 Pagina's