Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Zo dan,” zegt de apostel in onderhouding van de gemeenschap der heiligen, „de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof gerechtvaardigd zouden worden.”

„Meent niet,” zegt Christus in dat verband, „dat Ik gekomen ben, om de wet en de profeten te ontbinden. Ik ben niet gekomen om die te ontbinden, maar te vervullen.” En daar doelt de apostel op als hij zegt: „Want het einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk die gelooft.” De wet is in Gods hand door Gods Geest geweest tuchtmeester tot Christus. En dan zien wij de ceremoniële weten in verband met de wet van Gods tien geboden, die op Zijn bevel voor Zijn aangezicht gelegd moesten worden onder het verzoendeksel. Want van daaruit moesten de ceremoniële wetten vervuld worden, waarop het volk van dag tot dag door de offerdienst gewezen werd.

De wet was tuchtmeester en dat geeft ons te denken aan een paedagoog of leidsman die officieel was aangesteld om de jeugd langs de onveilige wegen te brengen naar de school voor hoger onderwijs. Want dat werd niet en mocht niet aan de goedwilligheid van de jeugd overgelaten worden.

En zo wilde de Heere zijn volk onderwijzen door de ceremoniële wetten om hen wijs te maken tot op de dag van sterven. De wet was en bleef tuchtmeester in afhankelijkheid van de dierbare werkingen van Gods Geest. Het bleef bij de oprechten een heilsbegerig opgaan naar het huis des Heeren om dieper geleid te mogen worden in de verborgenheden des heils. Dat blijkt ons duidelijk uit de psalmen die daar voor Gods aangezicht gezongen werden.

En hierin is verandering gekomen bij de uitstorting van de Heilige Geest om bij Zijn licht te zien op het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt. In Hem is de verzoening door voldoening op grond van recht en gerechtigheid en dat voor de grootste der zondaren.

Maar daarom zijn al de ceremoniële diensten voor ons niet aan de kant gezet. Denk maar aan het gaan van de hogepriester op de grote verzoendag met het bloed der verzoening in het heilige der heiligen, dat geplengd moest worden op het verzoendeksel, opdat de zegen des verbonds over een schuldig volk met behoud van Gods recht gegeven zou worden van de Heere tot roem van Zijn Naam.

En hier denken wij aan het teken van Gods ontfermende liefde, waarop de tienden wezen, als het tiende stuks vee dat de stal uitgedreven werd, door hem getekend moest worden op Gods bevel. Als een duidelijk bewijs, dat Gods ontfermende liefde alle waardigheid en verdienstelijkheid van de mens uitsluit. Vanuit Gods ontfermende liefde wordt tot op de dag van heden nog de grootste der zondaren tot een levende off erande gesteld op de erve des verbonds. Hierin is ruimte voor de mens die niets dan schuld en zonde heeft, want de Heere doet het nooit om enige waardigheid in de mens. Opdat wij elkander zouden opwekken toevlucht te nemen tot Gods ontfermende liefde in Christus, om door Hem vernieuwd en vernederd te mogen worden tot bekering. Voor dezulken zeide de Heere: „Zie Ik kom ; in de rol des boeks is van Mij geschreven. Ik heb lust o Mijn God! om Uw welbehagen te doen, en Uw wet is in het midden Mijns ingewands.”

En als de apostel zegt: „Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden,” dan geldt dat ons niet meer. En al zijn de heerlijke onderwijzingen van de ceremoniële wetten ons dierbaar in haar leiding tot Christus, zo hebben wij voor ons innerlijk leven alleen de wet des Heeren, en dat is de wet der tien geboden tot tuchtmeester.

Deze wet ligt voor ons niet meer onder het verzoendeksel daar zij haar totale verheerlijking in Christus heeft verkregen. Op de leerschool van de Heilige Geest neemt de wet van Christus de eerste plaats in.

Van nature staat de wet van Adam, de wet van het verbroken werkverbond, in ons hart geschreven. En die wet is de kracht der zonde, de vijandschap van het ongeloof. Vanuit die wet wordt de mens in zijn onbekeerlijkheid in zijn conscientie veroordeeld, doch zonder de liefde des geloofs. En dat is wel tot verharding, maar nooit tot boetvaardigheid in het stof der verootmoediging.

Maar zij hebben het nodig dat de wet van Christus in ons hart geschreven wordt door wederbarende genade. Vandaaruit krijgt het hart de wet lief, wordt het een breken met de zonden, een komen tot de onberouwelijke keus de Heere te vrezen, in Zijn wegen te wandelen.

Naar het oordeel van onze Catechismus komen we hier op de leerschool van Christus. Hij maakt ons bekend met de Goddelijke autoriteit en heiligheid van de wet. Brengt ons tot de ootmoedige bekentenis: „Ik ben van nature geneigd God en mijn naaste te haten.” En van daaruit wordt geweend voor het aangezicht des Heeren.

In de grond der zaak is de Heilige Geest door Gods heilige wet onze tuchtmeester tot Christus. En Die gekomen zijnde in ons hart en leven, overtuigt ons van zonde, gerechtigheid en oordeel. Leidt ons naar de staat der rechtheid, om van daaruit onze moedwillige ongehoorzaamheid recht en grondig te leren kennen, om te komen tot de ootmoedige bekentenis dat wij naar het rechtvaardig oordeel Gods tijdelijk en eeuwige straf verdiend hebben. Dat doet het hart wegsmelten onder de goedertierenheid des Heeren tot bekering door nog te zijn in het heden der genade.

En al is die zondaar hier op de leerschool van Christus, zo wordt in hem het kennen van Christus in Zijn enige en algenoegzame offerande, nog gemist. Wat het hart smekend doet vragen of er nog een middel is om de welverdiende straf te ontgaan en wederom tot genade te komen.

Door de onderwijzingen van de Heilige Geest leert het hart bidden om bevrijding van de straf en het komen tot genade en dat is gesteld te mogen worden in Gods zoete gunst en zalige gemeenschap. Het is de Geest van Christus, Die vanuit de droefheid naar God een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid.

Hij is door de wet de ware Tuchtmeester tot Christus om Hem steeds meer in Zijn algenoegzame offerande te leren kennen „opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden.” En langs deze weg wordt het woord des Geestes het hart steeds meer dierbaar tot onderwijzing in het boetvaardig komen tot Christus.

Galaten 3 : 24.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1975

Bewaar het pand | 6 Pagina's

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1975

Bewaar het pand | 6 Pagina's