Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geloofsleer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geloofsleer

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

De voorzienigheid

De werken van God in de natuur zijn tweeërlei. Het eerste, de schepping, inklusief de schepping van de mens en het beeld van God, hebben we hiervoor behandeld. Het tweede, wat we de voorzienigheid noemen, gaat over het verloop van de schepping. Evenals de schepping, behoort de voorzienigheid tot de wezenswerken van God, uitgaande van de Drieëenheid.

De Bijbel geeft beide werken herhaaldelijk samen aan, en drukt hiermee de verbondenheid van schepping en voorzienigheid uit. Toch is er een groot verschil; het scheppen is de almachtige daad van God, waardoor Hij éénmalig alles voortbracht. De voorzienigheid is een voortdurend werk, om Zijn schepping in stand te houden. Dus de voorzienigheid begon daar, waar de schepping ophield.

We kunnen de voorzienigheid omschrijven als die almachtige en overal tegenwoordige kracht van God, waardoor Hij de hemel en de aarde, naar Zijn eeuwig raadsplan, onderhoudt. Zijn medewerking verleent en regeert.

Hierin vinden we drie dingen opgesloten:

1. Gods raadsplan en besluit gaan over alle dingen.

2. Hieruit vloeit voort, dat God kennis heeft van wat er gebeuren zal.

3. Ook de daadwerkelijke uitvoering vloeit uit dit raadsplan voort.

De naam "voorzienigheid" komt in de Bijbel niet voor, het is een typisch dogmatische term. Wel geeft de Bijbel vele andere woorden voor het zelfde begrip zoals: Gods regering; Gods opzicht; Gods daad; Gods ordinantie; Gods hand; Gods dragen; Gods zorgen; het werk des Vaders. De voorzienigheid gaat over alle dingen, ook over het denken, willen en handelen van de schepselen. In het bijzonder bestuurt God alle dingen tot de zaligheid van de uitverkorenen.

Samen met het werk van de schep­ ping is het werk van de voorzienigheid dienstbaar aan de verheerlijking van God door het zaligen van zondaren.

We spreken dan ook over een algemene voorzienigheid, als het gaat over al het geschapene; over de bijzondere voorzienigheid, als het gaat over de mens; en over de zeer bijzondere voorzienigheid, als het gaat over de uitverkorenen. Dit betekent niet, dat we de voorzienigheid mogen laten samenvallen met de verlossing, want waar de verlossing alleen gaat over de uitverkorenen, daar gaat de voorzienigheid over de totale schepping.

Alhoewel de heidenen de verlossing niet kennen, is hun de voorzienigheid niet onbekend. Paulus spreekt op de Areopagus daarover, als hij zegt dat Hij niet verre is van een ieder van ons. De schepping spreekt niet van de verlossing, maar is wel genoeg om hen alle verontschuldiging te ontnemen. In plaats dat de leer van de voorzienigheid de mens zijn verantwoordelijkheid ontneemt, stelt het de mens juist des te verantwoordelijker en zal hem geen verontschuldiging baten.

De daden der voorzienigheid

Als de drie daden van de voorzienigheid volgen nu de onderhouding, de medewerking en de regering.

Deze drie zijn niet te scheiden van elkaar, want het gaat over één en dezelfde voorzienigheid, maar ze zijn wel te onderscheiden.

De onderhouding heeft betrekking op het wezen van de schepselen. De medewerking op hun daden. De regering gaat over het doel, wat er mee beoogd is.

Opvallend is het, dat de Heidelberger Catechismus wel spreekt over de onderhouding en de regering, maar dat de medewerking niet genoemd wordt. Toch wordt deze wel duidelijk verklaard, wanneer er staat dat "alle schepselen alzo in Zijn hand zijn, dat zij tegen Zijn wil zich noch roeren, noch bewegen kunnen".

De onderhouding:

Hieronder verstaan we de almachtige en overal tegenwoordige kracht van God, waardoor Hij alle dingen in hun wezen laat blijven, zolang Hij het wil.

De onderhouding betekent niet, dat God alleen bewaart voor de ondergang, nee, het is veel meer; het is een van moment tot moment doen voortbestaan en niet een lijdelijk toelaten.

Het schepsel keert onmiddelijk tot stof weer, als God het één moment loslaat.

Zelfs rampen, oorlogen, ziekte e.d. bevestigen de voorzienigheid, want ze kunnen alleen gebeuren, als God Zijn onderhouding gaat intrekken. De manier waarop God onderhoudt, kan verschillend zijn:

a. Middellijk. Hier zijn het de middelen die door God gegeven zijn tot onderhouding van het leven, zoals het voedsel. Dit kan wel op een bijzondere wijze gebeuren zoals de onderhouding van Israël in de woestijn, de wonderbare spijzigingen. Elia werd gevoed door wat de raven hem brachten en het meel in de kruik raakte niet op.

b. Onmiddellijk. De hemellichamen, de engelen en de zielen van de mensen worden onmiddellijk, d.w.z. zonder middelen, onderhouden. Maar ook Mozes en Elia werden veertig dagen onmiddellijk onderhouden, evenals Jona in de vis en Jezus in de woestijn.

Ook kan God met de kleinste middelen de grootste daden verrichten. Eén engel versloeg het leger van de Assyriërs. De Heere toont hiermee aan, dat Hij niet aan de middelen gebonden is, maar wij wel. Hoewel het ons ook leert dat we niet op de middelen ons vertrouwen moeten stellen. Ja, zelfs al zijn er geen middelen, dan is Hij toch machtig te werken.

De medewerking

Hieronder verstaan we de almachtige en overal tegenwoordige kracht van God, waardoor Hij medewerkend invloeit in alle daden van Zijn schepselen.

De medewerking maakt het schepsel diep afhankelijk van God. Toch neemt God hiermee de vrijheid van het schepsel niet weg, want Hij handelt volgens de aard van het schepsel. Met de redelijke mens doet Hij dat op een redelijke wijze. Hij dwingt de wil niet, maar maakt de mens gewillig.

Zo is de mens zelfde werker van zijn daden ten opzichte van de andere schepselen, maar voor God is hij slechts een werktuig.

De zondige daden komen niet voort uit God, maar uit de verdorvenheid van het schepsel, aan wie Hij medewerking verleent. Het is als een defekt muziekinstrument, dat bespeeld wordt door een goed musicus. Dat de muziek vals is, komt niet door de speler, maar door zijn instrument. Zo komt het kwaad niet door God, maar door de mens. God kan bovendien de werkende oorzaak van de zonde niet zijn, want Hij haat en verbiedt de zonde; Hij kan niet verzocht worden en Zelf verzocht Hij niemand. De duivel verzoekt ons tot het kwade. God gebruikt het kwade om te beproeven.

De regering

Hieronder verstaan we de almachtige en overal tegenwoordige kracht van God, waardoor Hij alles bestuurt tot een door Hem bepaald doel.

Deze regering openbaart zich niet alleen op een buitengewone wijze in de wonderen die Hij doet, maar ook in alle gewone dingen. In de Bijbel vinden we erg veel voorbeelden dat God de levenloze en redeloze schepping regeert, maar ook de redelijke schepselen, ja zelfs de duivel. Tot het kleinste toe valt alles onder Gods regering.

In Zijn regering betrekt God de mens om Zijn doel te verwezenlijken. Dit kan gebeuren zonder hun weten, maar zelfs ook tegen hun wil in. Zo werd Paulus verhinderd om naar Bithynië te gaan. Dus niet alleen de goddelozen, maar ook Gods kinderen kunnen tegengehouden worden in hun voornemen en zo geleid worden volgens Gods regering.

Stolwijk,

ds. CA. van Dieren.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 mei 1993

De Saambinder | 12 Pagina's

De geloofsleer

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 mei 1993

De Saambinder | 12 Pagina's