Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De roeping

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De roeping

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

Allen die onder de bediening des evangelies zijn worden geroepen tot bekering en geloof. Ook degenen die verloren gaan zijn door het evengelie geroepen. Maar dat wil nog niet zeggen, dat ook allen, die door het evangelie geroepen worden, naar de stem des Heeren horen. Van nature verwerpen wij het Woord des Heeren. Wij willen niet tot Hem komen, wij willen ons niet voor Hem neerbuigen, wij verharden ons hart. Alleen wanneer de Heilige Geest zich bij het Woord paart zullen we ons niet langer kunnen verzetten, zullen we moeten horen en zullen we ook leren horen. Die inwendige roeping is noodzakelijk tot zaligheid. En wanneer we dan ook terug mogen zien op de genadige leidingen des Heeren, dan zullen we het belijden: Gij hebt het gedaan, o Heere, Gij hebt mijn hart geopend, Gij hebt mijn weerstand en vijandschap overwonnen: door U, door U alleen, om het eeuwig welbehagen.

Op alle mogelijké manieren heeft men geprobeerd aan deze souvereine genade Gods te ontkomen door toch nog iets in de mens te leggen. En nu denken we niet eens

aan diegenen, die beslist de algehele verdorvenheid van de mens verwerpen, en die er niet van willen weten, dat we onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad en dat ons natuurlijk begeren niet anders is dan Gods geboden in gedachten, woorden en werken te overtreden, ja dat we van nature geneigd zijn God en onze naaste te haten. Ook onder degenen, die zeggen voor de waarheid van Gods Woord te willen buigen, zijn er altijd mensen geweest, die toch ook aan de mens nog iets toeschrijven ten aanzien van het bewandelen van de weg der zaligheid.

Zo zijn er geweest; die zeiden, dat het hiervan afhangt of de mens naar de roepstem des Heeren hoort en tot Christus leert komen als de enige Borg en Zaligmaker, of die roeping op een geschikt ogenblik tot hem komt. Er is zeker een bepaalde voorbereidende genade, maar deze laat het hart onveranderd. Denk maar aan Lydia. Duidelijk zien we in haar leven de genadige leidingen des Heeren, maar-in het uur der genade wordt haar hart geopend door de Heilige Geest. En daar zal het altijd op aankomen, op dat werk Gods. En we verwerpen dan ook de mening, dat de mens op een bpaald ogenblik meer geschikt zou zijn om naar de roepstem des Heeren te horen en die aan te nemen dan op een ander ogenblik. Want ook hier zoekt men toch weer iets in de mens.

Anderen hebben gemeend, dat de mens ook na de val vatbaar is gebleven voor de verlossing, doordat er in de mens nog kleine overblijfselen zijn gebleven van Godskennis en dergelijke. De mens is wel door de zonde verdorven, maar toch niet zo diep, dat hij als het er op aan komt met zijn wil God zou durven weerstreven, wanneer Deze hem komt roepen. Ook onze Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt van die kleine overblijfselen, maar niet in de geest van hen, die bovenstaande mening verkondigen. Artikel 14 zegt immers: , , En in al zijn wegen goddeloos, verkeerd en verdorven geworden zijnde, heeft hij verloren al zijn uitnemende gaven, die hij van God ontvangen had, en heeft niet anders overig gehouden dan kleine overblijfselen daarvan, dewelke genoegzaam zijn om de mens alle onschuld te benemen; overmits dat al het licht dat in ons is, in duisternis veranderd is, gelijk de Schrift ons leert zeggende: Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet begrepen

Weer anderen zeggen: elk mens krijgt in zijn leven een tijd, dat hij zich met nadruk geplaatst ziet voor de eis der bekering. Maakt hij van dat goede ogenblik geen recht gebruik, dan keert de gelegenheid gewoonlijk niet meer terug. En deze mensen hebben in zoverre gelijk, dat elk mens in een bepaalde tijd van zijn leven, de stem des Heeren zeer duidelijk in zijn leven hoort spreken, terwijl hij ook voelt en dikwijls zegt, dat hij zich toch tot de Heere moest bekeren, en dat hij zo niet verder door mag leven. Wanneer echter de inwendige roeping zich niet paart aan de uitwendige, zullen we ons toch weer verharden.

Bij al deze opvattingen is het uiteindelijk toch weer de mens zelf. die beslist over zijn eeuwig lot. En het is de mens die kiest voor de Heere. Maar wanneer wij onszelf zalig zouden moeten maken, wanneer wij voor de Heere zouden moeten kiezen, dan zou er geen enkel mens het eeuwige leven beërven. Het is echter de Heere, Die voor zijn volk kiest, onbegrijpelijk genadewonder, en daarom leert dat volk voor de Heete te kiezen. Niets uit ons, maar 't al uit Hem, zo reist men naar Jeruzalem.

Daarom houden we vast aan hetgeen de Schrift ons leert en dat ook in overeenstemming is met hetgeen onze vaderen hebben beleden en dat onze kerk in haar belijdenisgeschriften nog belijdt: Wil een mens naar de roepstem des Heeren horen, dan zal zich bij de uitwendige roeping paren de krachtdadige werking van de Heilige Geest. En dat noemen we dan gewoonlijk inwendige roeping.

Nu moeten we hier echter oppassen voor een ander gevaar. Men is zo licht genegd om die uitwendige roeping van weinig of geen waarde te achten. Wanneer we van hetgeen de Bijbel ons leert een theorie gaan maken, dan komen we tot dergelijke dwalingen. We moeten echter het Woord Gods met ernst nemen en dat Woord Gods ook voor waarheid houden. Wanneer de Heere ons door het Woord komt roepen, dan is dat ernstig gemeend, dan mag niemand zeggen: Ik kan er toch niets aan doen en daarom moet ik nu op een inwendige stem wachten. Neen, wanneer de Heere ons door het evangelie komt roepen, dan is dat een zaak waar we ernstig rekening mee zullen moeten houden, zoals de Heere ook ernstig komt roepen. Ook in de uitwendige roeping spreekt de Heere ons aan, dat Hij geen lust heeft in de dood des goddelozen, maar hierin, dat de zondaar zich bekere en leve.

Daarom moeten we ook de uitwendige roeping en de inwendige roeping niet van elkaar losmaken alsof ze weinig of niets met elkaar te maken hebben. De roeping Gods is niet tweeërlei, maar één. En die ene roeping Gods kan al dan niet worden opgevolgd. Maar wanneer ze opgevolgd wordt is dat een vrucht van het werk van de Heilige Geest. Hij moet immers oren geven om te horen en alle leven is uit Hem.

En daarmee wordt ook de verantwoordelijkheid van de mens niet opgeheven. Hetzelfde Woord Gods wordt verkondigd en de een hoort en de ander hoort niet. dat laatste is de verharding van die mens, die moedwillig zijn oor en zijn hart toesluit voor de verkondiging des evangelies en niet buigen wil voor het Woord der genade.

We willen in een volgend artikel nog nader op deze dingen ingaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 september 1955

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De roeping

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 september 1955

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's