Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkgeschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkgeschiedenis

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het proces der Tempelieren. Over het ontstaan van deze ridderorde hebben wij voorheen het een en ander geschreven.

In deze tijd was haar hoofdzetel niet meer in het Oosten maar in Parijs. Zij was ontzaglijk rijk, had grote invloed en was volkomen onafhankelijk van de staat. Deze toestand moest aan koning Philips de Schone, een zeer hebzuchtig, gewetenloos vorst een doorn in het oog zijn. Hij besloot dan ook een aanval op hen te doen en paus Clemens V moest daarbij zijn werktuig wezen.

Zeer kwamen de koning te stade de wilde geruchten, die over deze geheimzinnige orde in omloop waren: ketterij, toverij; wie lid der orde werd zou Christus moeten afzweren, het kruis met voeten treden; en nog veel ergerlijks meer.

De pijnbank werd nu in dienst gesteld om bekentenissen af te persen en zo het nodige te leveren tot beschuldiging.

De paus had — het was zeer goed te begrijpen — het hele proces liever in kerkelijke banen geleid; maar hier was de koning natuurlijk tegen.

Het eind van 't liedje was, dat Philips de Tempelieren liet gevangen nemen en veroordelen.

Honderden ridders, onder wie hun grootmeester, Jacques de Molay, kwamen op de brandstapel terecht (1307.)

In 1312 werd op het concilie van Vienne de schuld wel onbewezen geacht; maar de koning dwong de paus de orde op te heffen.

Johannes XXII (1316—'34). Deze opvolger van paus Clemens V voerde evenzeer een fransgezinde politiek.

Hij is vooral bekend geworden door de organisatie van het kerkelijk finantiewezen.

Wanneer men het lijstje van de bronnen van inkomsten ziet, dan begrijpt men, dat het pauselijke hof „zich tot de eerste geldmacht van Europa ontwikkelde." (Berkhof.) Het leidde echter ook tot allerlei kwade praktijken, want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad.

Tijdens het pontificaat van deze paus laait de strijd in de boezem der Franciscanen hevig op.

Er waren daar immers twee partijen ontstaan: de Spiritualen en de Conventualen. De eerstgenoemden waren de strengeren, die de armoede-practijk zo precies mogelijk wilden toegepast zien.

Er is zelfs met de inquisitie tegen deze groep opgetreden. De hele orde werd zelfs veroordeeld, omdat haar leiding verklaard had, dat Christus en de Apostelen, persoonlijk noch gemeenschappelijk, enig eigendom hadden bezeten.

Dit was volgens de paus — en wij kunnen dat begrijpen, gelet op zijn finantiële aspiraties — een ketterse stelling. Gevolg was, dat een deel der oppositie-

gToep Avignon verliet en zich bij Lodewijk van Beijeren voegde in zijn strijd met de paus. Hiervan zo aanstonds meer.

Maar het grootste deel keerde spoedig weer terug tot de gehoorzaamheid aan de paus. Een kleine groep bleef echter afgescheiden en vormde een nieuwe congregatie, nl. die der Observanten. Tot deze heeft te onzent behoord de welbekende pater Joh. Brugman, gerenommeerd volksprediker, groot vriend van de Broeders des Gemenen Levens.

Do strijd van de paus met Lodewijk van Beijeren (1314—'47.) Tegenover Frankrijk was de paus kruiperig. Maar de andere landen, vooral Duitsland, deed hij zijn vermeende apostolische overmacht voelen.

Zo deed hij in 1324 keizer Lodewijk van Beijeren in de ban, verklaarde hem eenvoudig voor afgezet, ontsloeg al de onderdanen van hun eed aan hem en bedreigde ieder, die hem toch bleef gehoorzamen met de ban.

Wij zien hier dus weer, dat de paus zich hield aan

het programma van vorige krachtige pausen: handhaving van de theocratische macht.

Maar Lodewijk verzette zich daartegen en kreeg van alle kanten steun.

Reeds in 1324 had hij zich in een geschrift op een concilie beroepen en veel Duitsers en vorsten schaarden zich achter hem; zo ook zijn schoonvader, graaf Willem III van Holland en Henegouwen.

Daarom was het zo jammer, dat hij zich in 1328 naar Rome begaf en tot Keizer liet kronen.

In 1338 hadden de duitse keurvorsten genoeg van die pauselijke aanmatiging. Zij bepaalden in een gehouden vergadering, dat de door hen gekozen koning geen goedkeuring van de paus nodig had en vanzelf keizer was; — want de Keizerlijke macht stamt alleen en onmiddellijk van Gk)d!

Wel deed een andere paus hem op 't eind van zijn leven weer in de ban en moest hij wijken voor zijn tegen-keizer Karei IV; maar het besluit van 1338 bleef gehandhaafd.

Nieuwe geluiden. Zij werden juist in deze tijd vernomen uit een aantal strijdschriften en bewezen dat men de pauselijke aanspraken op de wereldheerschappij moede was. Zoals het meer gaat in zulke gevallen, sloegen sommigen tot een ander uiterste over.

Op een paar van die strijdschriften dienen wij te wijzen want zij werken verhelderd op ons inzicht omtrent de verhouding van Kerk en Staat. Natuurlijk wil dit niet zeggen dat wij met die nieuwe inzichten geheel accoord kunnen gaan.

Dat zal wel blijken.

le. In 1324 verscheen, tot ondersteuning van keizer Lodewijk van Beijeren in zijn strijd met cle paus een geschrift, getiteld: Defensor pacis, d.i. Verdediger des vredes: Het was geschreven door 's keizers lijfarts. Dr Marsilms van Padua en de franse geleerde Johannes van Jandun.

Niet alleen bevatte het een serie zware beschuldigingen aan het adres van de paus, maar ook krasse ideeën, waarvoor de tijd echter toen niet rijp was. Pas 3 eeuwen later zouden ze wortel schieten. Het is eenvoudig een pleidooi voor de volkssouvereiniteit in Staat en Kerk! Revolutionnair dus. De vorst is de uitvoerder van de volkswil! De staat moet voor de uitwendige belangen der Kerk zorgen.

Niet de paus maar het concilie vertegenwoordigt de Kerk.

Het ging dus dwars tegen de strevingen der pausen in.

2e. Van Willem van Occam verscheen ook een geschrift, w r aarin hij Staat en Kerk stelde als 2 onafhankelijke machten. Van hoog en laag is dus hier geen sprake.

Als een van beiden te kort schiet moet de ander noodzakelijk de taak overnemen.

Niet de hiërarchie is de kerk, maar de gemeenschap der gelovigen vormt de kerk.

De laatste zin klinkt reformatorisch (verg. art. 27 van onze Gel. Bel.), maar is het daarom niet.

Immers Rome verstaat onder „gelovigen" heel wat anders dan onze G. Bel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1951

Daniel | 12 Pagina's

Kerkgeschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1951

Daniel | 12 Pagina's