Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gemeentebestuur (30)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeentebestuur (30)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

door C. den Uil, Hendrik Ido Ambacht.

DE ONTVANGER

Artikel 2 van de gemeentewet zegt dat er in elke gemeente een secretaris en een ont\ anger is. Het doet wat vreemd aan dat de gemeentewet ook aan de ontvanger een afzonderlijke bespreking wijdt, terwijl er toch in het gemeentelijk apparaat, behalve de secretaris, veel belangrijke functionarissen zijn aan te wijzen, over wie niets is bepaald, zoals b.v. de directeuren van openbare werken en die van energiebedrijven. De oorzaak hiervan moet in de historie worden gezocht. Vóór de Franse tijd beheerden de bestuurders in het algemeen de gemeentelijke gelden zelf, In de praktijk werd op de duur duidelijk behoefte gevoeld aan een verantwoorde financiële administratie, waarbij een scheiding moest worden gemaakt tussen administratief en geldelijk beheer, voor welk laatstgenoemd beheer een ambtelijk ontvanger gewenst bleek, die destijds een zekere mate van zelfstandigheid had, onder meer hierin tot uiting komende, dat het personeel, dat de ontvanger terzijde stond, in zijn dienst was.

Sedert de totstandkoming van de gemeentewet - nu 130 jaar geleden - is de ontvangersfunctie door maatschappelijke en administratieve ontwikkelingen dermate uitgehold, dat men in veel gemeenten de naam , , ontvanger" niet meer tegen komt. Daarover straks nog wat meer.

Omdat de gemeentewet toch nog altijd de ontvanger kent en een aantal bepalingen daaromtrent bevat, is een korte bespreking daarvan toch wel op haar plaats.

Een serie bepalingen, aan de secretaris gewijd en daarbij besproken, is eveneens op de ontvanger van toepassing en wel t.a.v. de volgende onderwerpen:

1. benoeming, schorsing en ontslag (art. 113) 2. eisen van benoembaarheid (art. 114) 3. verboden bloedverwantschap of zwagerschap in de eerste of tweede graad of huwelijk tussen de ontvanger en de burgemeester (114). Te nauwe familiebetrekking tussen secretaris en ontvanger wordt niet verboden. 4. absoluut onverenigbare betrekkingen (art. 114) 5. relatief onverenigbare betrekkingen met dien verstande dat het de ontvanger niet verboden is ambtenaar bij het bestuur van 's rijks belastingen te zijn (art. 114) 6. instructie (art. 114) 7. jaarwedde (art. 114) 8. verboden handelingen (art. 114) 9. woonplaats (art. 114) 10. beëdiging (art. 115). De ontvanger is volgens art. 120 belast met de invordering van alle inkomsten en ontvangsten der gemeente en zorgt dat die behoorlijk geschiedt. Als de vordering (geen belasting zijnde) niet normaal kan worden geïnd, zullen andere gerechtelijke maatregelen moeten worden genomen. Is een bedrag beslist niet invorderbaar, dan kan oninbaarverklaring volgen, waartoe de raad alleen bevoegd is.

Wat de privaatrechtelijke inkomsten betreft, moet de ontvanger blijkens een uitspraak van de Hoge Raad aangemerkt worden als lasthebber van de gemeente. De gemeente kan op grond daarvan een eventuele gemachtigde van de ontvanger rechtstreeks aanspreken.

De ontvanger bepaalt zelf niet wat hij heeft in te vorderen. De raad is bevoegd voor de invordering voorschriften te geven, b.v. bij de instructie. Ten aanzien van de inning van plaatselijke belastingen is sinds 1970 de Invorderingswet van toepassing. Aangezien deze materie daarin volledig is geregeld, past het niet hieraan in de instructie aandacht te schenken. De invordering van de onroerend-goedbelastingen geschiedt door de rijksbelastingdienst.

Artikel 121, , Door hem (de ontvanger) geschieden alle belastingen uit de gemeentekas. Hij betaalt, behalve in het geval, vermeld in artikel 262, niet dan op bevelschriften, die hetgeen te betalen is en, voor zover niet bij algemene maatregel van bestuur van deze verplichting ontheffing wordt verleend, de post der begroting, waaruit de betaling moet geschieden, vermelden en op de wijze, in artikel 261 voorgeschreven, getekend zijn."

Bevelschriften worden door burgemeester en wethouders afgegeven en door de voorzitter en één der wethouders getekend. Met het geval, vermeld in artikel 262, wordt bedoeld die situatie, dat burgemeester en wethouders weigeren bevelschriften (mandaten) tot betaling van door de wet verplichte uitgaven af te geven. Gedeputeerde staten kunnen dan, de raad gehoord, bij een besluit de betaling bevelen. Dit besluit geldt dan als bevelschrift.

De ontvanger draagt geen verantwoordelijkheid voor het feit, dat een uitgaaf ten onrechte wordt bevolen of niet overeenstemt met de begrotingspost of het bedrag van de begroting overschrijdt. Voor dit alles zijn burgemeester en wethouders verantwoordelijk. Zij bevelen immers de betaling. Een tweede uitzondering is nog, dat in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden de gelden, nodig voor de uitbetaling van kostwinnersvergoeding aan dienstplichtigen, kunnen worden voorgeschoten uit de gemeentekas."

Artikel 123: , , Van de door hem voor de gemeente ontvangen inkomsten en ge­ dane uitgaven houdt hij geregeld boek en doet hij jaarlijks rekening aan burgemeester en wethouders. De boekhouding en de rekening worden ingericht volgens voorschriften, door Ons, Gedeputeerde Staten gehoord, te geven.

In de rekening of de daarbij behorende bescheiden worden alle ontvangsten en uitgaven van het dienstjaar, waarover zij loopt, vermeld, met inbegrip van die, welke door andere rekenplichtige ambtenaren zijn gedaan."

De in het tweede lid bedoelde voorschriften zijn de Boekhoudvoorschriften 1951 en de Rekeningsvoorschriften 1931, welke beide meermalen zijn gewijzigd. De ontvanger is op grond van deze bepalingen ondergeschikt aan burgemeester en wethouders, aan wie hij rekening moet doen.

Artikel 127: , , Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis van de ontvanger wordt hij vervangen op de wijze, bij zijn instructie te bepalen.

Het bepaalde in het eerste lid geldt mede ingeval de bediening van secretaris en die van ontvanger van dezelfde gemeente door dezelfde persoon worden bekleed.

Die, buiten het geval van ongesteldheid van de ontvanger, met de waarneming zijner bediening, gedurende meer dan een maand onafgebroken is belast geweest, heeft voor die tijd op de daaraan verbonden jaarwedde aanspraak."

Uit het tweede lid blijkt dat de cumulatie secretaris/ontvanger zich niet tevens uitstrekt tot de plaatsvervanger. Het derde lid bevat dezelfde regeling als voor de secretaris geldt. Op grond van artikel 127a kan ook van artikel 127 afgeweken worden.

De raad, burgemeester en wethouders en de ontvanger hebben alle bemoeienis met de gemeentefinanciën. De raad voert het financieel beleid, burgemeester en wethouders het administratief/ financieel beheer (zij bevelen immers de betalingen uit de kas) en de ontvanger het geldelijk beheer. Oorspronkelijk was het gehele geldelijk beheer en ook de aansprakelijkheid daarvoor bij één persoon ondergebracht, namelijk bij de ontvanger, zij het dat in de grotere gemeenten vaak sub-ontvangers onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam waren.

Ondat de maatschappelijke ontwikkeling-met name de totstandkoming van overheidsbedrijven voor energie, water, grond enz. - zich niet kon laten knevelen door enkele strak omlijnde comptabele regelen, die met deze ontwikkeling geen rekening hielden, zag de regering zich in 1909 genoodzaakt het inmiddels weer vervallen artikel 122 in de wet op te nemen, op grond waarvan de raad, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, terzake van met name genoemde inkomsten, ontvangsten en betahngen andere regelen kon stellen. Dit opende de weg voor - of liever gezegd: dit sanctioneerde de bedrijfsadministra­ reeds bestaande ties.

In 1931 kwam als aanvulling op artikel 122 artikel 252 tot stand, dat de volledige grondslag voor de bedrijfsbegrotingen en - rekeningen vormde en waardoor toezicht op het gehele bedrijfsbeheer ontstond. In veel gemeenten werd de ontvanger tevens benoemd tot kassier van de bedrijven, zodat langs een omweg de geldstroom overeenkomstig de oorspronkelijke bedoeling toch weer langs één kanaal ging.

De administratieve ontwikkeling stond intussen niet stil. Was de ontvangersfunctie door de totstandgekomen bedrijfsadministraties al flink uitgehold, deze uitholling nam door het in gebruik komen van doorschrijfmachines en later van (office)cumputers nog veel grotere vormen aan. Immers met deze apparatuur kunnen bevelschriften en bank- en giro-opdrachten in één handeling worden vervaardigd, hetgeen betekende dat weer een stuk ontvangerswerk op de afdeling financiën ter secretarie werd verricht. In verscheidene gemeenten werd ook de gemeenterekening al door die afdeling vervaardigd. Geen wonder dat reeds meermalen stemmen waren opgegaan om de ontvanger uit de wet te schrappen.

Bij de wet van 2 maart 1966 is daarop artikel 127a in de wet opgenomen. Weliswaar is de ontvanger niet geschrapt, maar de raad kan thans, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, regelen stellen met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en het kasbeheer der gemeente, waarbij met afwijking van de op de ontvanger betrekking hebbende bepalingen, één of meer ambtenaren worden aangewezen, die met de taken van de ontvanger worden belast. Deze ambtenaren behoeven niet de titel , , ontvanger" te dragen en op hen zijn ook niet de hierboven onder 1 t/m 10 genoemde voorschriften van toepassing. De verplichte aanwezigheid van een ontvanger is dus opgeheven, maar de functie (de te vervullen taken) is gebleven. Als regel wordt thans de chef van de afdeüng financiën tevens met de ontvangerstaken belast en draagt hij dan de naam van , , comptabele". Eén van zijn personeelsleden fungeert dan als kassier, zodat scheiding van administratie en kasbeheer in stand blijft. Bij deze nieuwe regelen kan zelfs van

de Boekhoudvoorschriften worden afgeweken en is het gebruik van mandaten zelfs niet meer vereist, maar de Rekeningsvoorschriften zijn van kracht gebleven ter wille van de goede uitvoering van de Financiële-Verhoudingswet 1960 en de statistiek van de gemeente-financiën.

Artikel 127b Dit artikel bevat een afvloeiïïigsrege- Ung voor gemeente-ontvangers wier functie tengevolge van een nieuwe regeUng voor de financiële administratie overbodig is geworden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1981

De Banier | 8 Pagina's

Gemeentebestuur (30)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1981

De Banier | 8 Pagina's