Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bij krimp geen kramp

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bij krimp geen kramp

(de tweede dienst kerkordelijk onder de loep genomen)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is een hachelijke onderneming: iets schrijven over de kerkordelijke achtergrond van de tweede zondagse kerkdienst. Er is al zóveel over geschreven en over gepraat, kerkelijk en interkerkelijk. En haalt dat wel iets uit? Daarom een wat ontspannen titel. En om misverstand te voorkomen: zelf ben ik een groot voorstander van deze bijzondere dienst.

De tekst van de kerkorde

Over de tweede kerkdienst en de invulling ervan komen we alles te weten wanneer we drie artikelen van de kerkorde lezen, nl. de artikelen 64, 67 en 68.

In art. 64 staat de regel dat de gemeente op de zondag, ‘als de dag des Heren’, minstens (cursivering van mij, DQ) tweemaal samenkomt onder de bediening van het Woord. Art. 68 voegt daaraan toe dat in één van die diensten de Heidelberger Catechismus verklaard zal worden. En in art. 67 leest men, rond de vraag hoe het er op de feestdagen kerkelijk aan toe zal gaan,: ‘De kerken zullen de zondag, als de dag des Heren, heiligen naar Gods wet.’

Minstens twee keer… die woorden zijn in de kerkorde voor het eerst opgenomen in 1947. Het was een vervanging van de heel oude - en verouderde - tekst die men al in 1618/’19 leest bij art. 64: over de avondgebeden. Die gingen terug op de vespers die in de 16e eeuw in gebruik waren in de Rooms-Katholieke Kerk. In 1574 vond de synode van Dordrecht dat deze vespers zo snel mogelijk moesten worden afgeschaft. Maar dat bleek in de praktijk toch lastig. En zodoende bleef er tot 1947 een artikel over dat houden van ‘avondgebeden’ in onze kerkorde staan. Toen werd het vervangen door het huidige artikel waarin sprake is van het minstens twee keer per zondag samenkomen van de gemeente. Het is niet te achterhalen waarom het woord ‘ minstens’ erbij gezet is. Daar stoot men vaker op wanneer men de Acta van die synode ter hand neemt; het was een synode die heel snel allerlei regelingen trof, met groot vertrouwen in de wegbereiders van die regelingen. Zo ook voor de commissie die zich bezig hield met de wijzigingen op de kerkorde. Geen krampachtige synode dus! Waarschijnlijk heeft het woord ‘ minstens’ te maken heeft met het feit dat in verschillende gemeenten net na de tweede wereldoorlog nog drie keer per zondag kerk werd gehouden. In 1954 vermeldt ons kerkelijk Jaarboek voor het eerst de aanvangstijd van de kerkdiensten. Zo is daarin is te lezen dat er in Tholen nog drie diensten worden gehouden. Oud-Vossemeer heeft dat naderhand overgenomen, en is daarmee gestopt in 2009. Buiten ons kerkverband vindt men in een aantal Geref. Gemeenten en Oud Geref. Gemeenten nog een aantal gemeenten die deze traditie hoog houden, zeker in de zak van Zuid-Beveland.

De tekst van art. 67 klinkt mooi: ‘…heiligen naar Gods wet’. Het is eenvoudig duidelijk te maken dat onze goede God de gemeente op de rustdag oproept om zijn grote daden te gedenken. Maar veel gemeenteleden vragen: ‘Waar staat in de Bijbel dat we twee keer per zondag naar de kerk moeten?’

Ontstaan van de tweede dienst

Iedereen zal weten dat die traditie wortelt in een geschiedenis van eeuwen her. Al in de tijd van de Reformatie wordt ervan uitgegaan. Er wordt vaak verwezen naar de praktijk die Calvijn in Genève had: hij hield op zondag wel vier diensten. Eén daarvan, om 12.00 uur, was een soort publieke catechese, waar kinderen met hun ouders en leerkrachten werden verwacht. En wij beroepen ons graag op Calvijn. Maar tegelijk geldt dat wij onbekrompen gekomen zijn tot een inkrimping van zijn tradities op het gebied van de kerkdiensten: Calvijn hield immers dagelijks preken. Met andere woorden: we hebben hem niet ‘heilig verklaard’.

Men kan wel lezen dat de traditie van de twee diensten op zondag teruggaat op het brengen van morgen- en avondoffer in het Oude Testament (Ex. 29:38-46). Op de sabbat werd dat offer verdubbeld (Num. 28:9). Ongetwijfeld een mooie gedachte. Maar daarmee kan het nog niet dienen als norm voor onze huidige samenkomsten. Vele van deze ‘Mozaïsche’ regels onderhouden wij immers niet meer. En alles wat wij in de geest daarvan doen heeft geestelijke kracht, maar kunnen we niet terugvoeren op een actueel Goddelijk gebod.

Dat geldt bijvoorbeeld ook Hebr. 10:25, waar gesproken wordt over het niet nalaten van de ‘onderlinge bijeenkomst’. De Kanttekeningen verwijzen - terecht m.i. - naar de samenkomsten van de gemeente vanaf Hand. 2. Maar daarmee is niet de vraag beantwoord hoeveel dat er per zondag zullen zijn. De kerkenraad van Oud-Vossemeer kon indertijd dus geen Bijbels onderbouwde druk leggen op het bijwonen van alle drie kerkdiensten (en heeft dat bij mijn weten ook nooit gedaan). Redelijk onbekrompen kon hij het aantal in laten krimpen tot twee - al werd er in Delta Kontakt indertijd nog wel goed inhoudelijk over geschreven: men mocht er geen ‘verachtering’ achter zoeken.

De waarde van de tweede dienst

Men mag aannemen dat bij het onderstrepen van de twee kerkdiensten op zondag de kerk van de Reformatie de waarde daarvan hoog wilde houden. Daarbij kwam al snel de gedachte op om die tweede dienst te gebruiken om de kennis van de gemeenteleden - jong, maar zeker ook oud - te vergroten; die was immers minimaal. Vandaar het kerkelijke besluit dat daarin de Heidelberger Catechismus zou worden uitgelegd. Voor het eerst werd deze regel vastgelegd door de synode van ‘s-Gravenhage 1586: het zal ‘ordinaarlijk’ gebeuren, dat wil zeggen: in de regel. En zo staat het er nog steeds in onze K.O. Het laat zich immers denken dat er zondagen zijn waarin andere aspecten van het heil voorrang hebben. Maar daarbij blijft staan: de prediking waarin het thema uit de HC wordt aangereikt vormt volgens de kerkorde de rode draad voor de tweede dienst.

Wat mij betreft ligt de waarde van de tweede dienst echt in het leeraspect, dat dan meer aandacht kan krijgen dan in de morgendienst. Het is niet voor niets dat de kerkorde benadrukt dat de HC dan doorgelezen zal worden, ondersteund door de normerende woorden van de Schrift.

De weerbarstige praktijk

Inmiddels is wel duidelijk dat deze mooie traditie onder ons niet meer overal stand houdt. Verschillende kerkenraden hebben in de afgelopen jaren moeten besluiten om de tweede dienst niet meer te houden: er komen gewoonweg bijna geen gemeenteleden meer naar toe. En ook vele pogingen om dat tij te keren baten niet. De classicale vergaderingen die ermee te maken krijgen tobben erover, maar zijn tegelijk niet bij machte dat tij te keren. En zij leggen zich er noodgedwongen bij neer.

We zijn daarmee weer met een grote boog terug bij de tijd van de Reformatie, want ook toen was het vaak heel lastig om de dienst op verantwoorde wijze te houden. ‘Men gongh s’morgens in de kercke, ende de namiddaeghse predicatie begaven sy haer tot kaetsen, balslaen, klootwerpen, kaertspelen ende tot diergelycke ydele ende quade excertitien, ende s’avonts in de herbergen’, zo verzuchtte een collega van mij in de 16e eeuw.

En wij staan heden ten dage hierin niet eenzaam en alleen. Het kan bekend zijn dat ook bijv. in plaatsen waarin een PKN is met ‘Gereformeerde Bondssignatuur’ er soms een grote worsteling is op dit gebied, en dat soms al decennia lang. De GKv bepaalde in haar nieuwe kerkorde na stevige discussie dat de kerkenraad de gemeente oproept voor de kerkdiensten, ‘als regel tweemaal per zondag’ (artikel C36.1). Men ruikt de verlegenheid… Zowel de geschiedenis als het heden maken duidelijk dat er niets nieuws onder de zon is. Dat betekent niet dat we er niet bezorgd over hoeven te zijn, maar het kan ons wel ontspannen houden: de praktijk was en is en blijft weerbarstig.

Terzijde: voor zendingsgemeenten geldt overigens een speciale regeling; voor deze gemeenten heeft de synode in de kerkorde vastgelegd dat zij ‘minstens eenmaal per zondag’ kunnen samenkomen. ‘In andere samenkomsten - bij voorkeur op zondag - zal aandacht gegeven worden aan het onderwijs in de gereformeerde leer en de gereformeerde belijdenis’ (art. 21 lid 1g K.O.). De synode besloot dit in 2004 zonder enige kramp. Niet iedere inkrimping is blijkbaar onrustbarend.

De vraag laat zich stellen: moeten belijdende leden die de tweede dienst verzuimen onder kerkelijk vermaan komen? En moeten zij dan, wanneer zij niet op hun schreden terugkeren, onder de kerkelijke tucht gesteld worden, moet hen het avondmaal ontzegd worden? Een precaire vraag… Zelf ken ik geen kerkenraden binnen ons kerkverband die daartoe overgaan. De vraag is in ieder geval in afgeleide zin meer dan 30 jaar geleden wel eens ter sprake gekomen op een classisvergadering, toen een kerkenraad meldde dat hij bij het aannemen van belijdeniscatechisanten de eis stelde dat zij twee maal per zondag de kerkdiensten zouden bijwonen. Uit de vergadering klonk o.a. de vraag of die kerkenraad zijn belijdende leden dan van het avondmaal afhield bij eenmalige kerkgang per zondag. Dat was niet het geval, wel kwam het ter sprake op huisbezoek (vanzelfsprekend). Maar… kan men dan wel belijdeniscatechisanten het kerkelijk recht om avondmaal te vieren onthouden…? En een predikant zei eerlijk: ‘Dan kan ik zeker de helft van mijn belijdeniscatechisanten schrappen…’ Dit zit echt vast op wat we hierboven onder ogen zagen bij de Bijbelse gegevens. Tucht is niet de aangewezen weg, naar mijn overtuiging: men kan niet volhouden dat iemand die één keer per zondag ter kerke gaat, wanneer hij/ zij daar niet van af te brengen is, niet welkom is in het Koninkrijk - voor zover hier op aarde door een kerkenraad te overzien is. En volgens mij ziet iedere kerkenraad dat in, al of niet onbekrompen.

Natuurlijk zullen deze dingen ter sprake komen tijdens het huisbezoek, dat kan niet uitblijven. Maar laten de ouderlingen dat ook doseren: niet elk jaar weer opnieuw. Dat geeft een ongewenste kramp bij een ongewenste krimp, en het zoeken van geestelijk contact zal er alleen maar moeilijker door worden. En wees ‘onderscheidenlijk’: er zijn leden bij wie het louter en alleen bijwonen van de morgendienst het enige is wat hen nog bindt aan de gemeente; er zijn er ook die overigens volop hun gaven aan het gemeentelijk leven geven - en dat maakt wel verschil.

Ooit las ik dat het niet bezoeken van de leerdienst (afgezien van goede redenen, want die zijn er ook) weliswaar miserabel is, maar daarmee niet per defnitie censurabel. Daar voel ik mij nog steeds bij thuis: ik geef hoog op over de tweede dienst en wel op grond van het leren, dat daar uitgebreider kan gebeuren dan in de morgendienst. Dus: niet dwingen, maar dringen! Liever nog: positief lokken met een leerdienst waar pit in zit (daar zult u elders in dit nummer meer over kunnen lezen).

Het ambt en de tweede dienst

Vroeg of laat komt in gemeenten waar de tweede dienst afbrokkelt ook de vraag binnen de kerkenraad ter sprake: kan iemand die de tweede dienst niet (regelmatig) bezoekt gekandideerd worden als ambtsdrager? Ik weet dat er vele kerkenraden zijn die deze vraag met een stellig ‘nee’ beantwoorden. Anderen met een (al of niet) onbekommerd ‘ja’. En weer andere kerkenraden houden het zo lang mogelijk buiten de deur, maar op een gegeven moment ‘gaan ze om’: de kerkenraad is getalsmatig toch al zo moeilijk op peil te houden. En nog weer andere kerkenraden zeggen: dan maar vacatures, we houden dit principe hoog.

Ik benijd hen allen niet, je zult maar voor die lastige afweging staan… Ik pleit er ook voor dat kerkenraden elkaar hierin niet al te gemakkelijk veroordelen. Immers, wat vandaag geen kerkenraadsvraag is, kan er overmorgen een worden. Laat het wel een prángende vraag blijven. En graag pleit ik voor een inhoudelijke en niet een formele benadering: in het bevestigingsformulier voor ambtsdrager wordt gesproken over het waken voor dwaalleer en over het ‘zich gedurig oefenen in de overdenking van de verborgenheden van het geloof. En waar zou dat nu beter kunnen beginnen dan bij die diensten waar juist die zaken fundamenteel aan de orde komen? En dan past daar bij deze kandidaat ook een houding van bereidheid om dit ter harte te nemen bij, minimaal daar waar hij ‘op het rooster staat’. Wie weet wat voor mooie dingen er dan nog kunnen gebeuren.

Ds. Quant is sinds 1 januari 2016 emeritus predikant. Hij is voorzitter van het deputaatschap kerkorde en kerkrecht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2016

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

Bij krimp geen kramp

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2016

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's