Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samensmelting.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samensmelting.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eenigen tijd geleden meldden wij, hoe ook te Leiden pogingen werden aangewend om de drie stukken der Gereformeerde Kerk, die daar onder den min sierlijken naam van A, B en C nog naast elkaar voortleven, tot eenheid te brengen.

Gelijk overal levert dat ook in de sleutelstad wel eenige moeite op. De conservatieve naturen meenen, dat men het best doet met alles te laten zooals het is. Alle verandering brengt beroering te weeg en men had het nu zoo vredig en rustig. En de zwaartillende broeders zien allerlei leeuwen op den weg: het beginsel van 34 zal worden verloochend; valsche leer zal worden ingevoerd; de finantieele lasten zullen vermeerderen, de theologische school zal er door lijden.

Ds. Wisse heeft nu in een flink geschreven brochure, die onder den titel: De plaatselijke Vereeniging der Gereformeerde Kerken bij Donner's boekhandel het licht zag, nog eens duidelijk uiteengezet, wat de plaatselijke vereeniging eigenlijk zeggen wil, wat het Gereformeerde beginsel eischt, waarom de ingebrachte bezwaren geen steek houden, en welke lichtzijden de vereeniging aanbiedt. Al schreef Ds. Wisse vooral met het oog op plaatselijke toestanden, toch zal deze populaire uiteenzetting ook voor andere kerken goeden dienst kunnen doen.

Een enkele proeve moge dit bewijzen.

Ds. Wisse heeft uit Gods Woord nog eens aangetoond, hoe daar van meer dan een gemeente op één plaats nergens sprake is en het beginsel van de eenheid van Christus' lichaam eischt, dat op elke plaats ook maar één openbaring van dat lichaam wezen mag, en toont dan aan, hoe ook onze uitnemendste theologen hierover nooit anders hebben gedacht:

Gij vraagt mij: maar sluit dat beginsel hu ook in, dat de gemeenschap der heiligen ook in het uiterlijke en zichtbare zoo nauw mogelijk moet vertoond worden ? Ik antwoord: wel gewis. Dat is altijd de opvatting geweest van onze Gereformeerde theologen, zoo Brakel, Comrie, v. d. Kemp, Groenewegen en alle anderen. In hun tijd was vanzelf de toestand van heden (2 of 3 kerken in één stad) niet aanwezig. Maar wat zij over de gemeenschap der heiligen in hun tijd hebben gezegd bewijst klaar, dat zij krachtens hun ingenomen standpunt naar Gods Woord niet anders zouden gedaan hebben, dan ook voor dezen zichtbaren vorm van eenheid hebben geijverd. Immers wie voor algeheele éénheidsopenbaring is, zondert dan ook niets, en geen enkel geval daarvan uit. Onze geëerde tegenstanders zullen dan ook moeten bewijzen, dat zij op grond van Gods Woord recht hebben, om voor de gebodene eenheids openbaring, nu eens ten opzichte van het kerkelijk leven, en het een-kerkeraad-hebben, eene uitzondering te mogen maken.

Onze vaderen hebben altijd gesproken in den geest der grootste samenbinding, zonder menschelijke uitzonderingen. Hoor maar eens, lieve lezer, wat mannen als Justus Vermeer, v. d. Kemp, Brakel enz. hebben gezegd. En zeg dan niet: ja, maar toen was het de Hervormde Kerk nog. Want wat in hunne dagen de Hervormde Kerk tuas, is thans de Gereformeerde; wat destijds dus gold van de Herv. Kerk geldt nu van onze Gere f. Kerk.

Zoo zegt dan Justus Vermeer, in zijne bekende en geliefde verklaring van den Catechismus, bij Zondag 21, dat

„men lust tot vereeniging moet hebben met de Kerk (in haar zichtbare openbaring) zoo lang zij de letter zuiver bewaart; overmits de Kerk ook wel haar gure wintertijden heeft; en wanneer ze ziek is of ongesteld, dan is verlaten een bewijs niet van liefde nog vereeniging; en 't komt niet voort \x\Xxs\s.txgeest en Jeven, maar uit trotschheid en meédoogen loosheid"

Iets verder zegt hij: „Vereeniging moet er zijn met de teerste vromen."

En eindelijk roept hij uit:

„Tot Gods volk is mijn wensch; dat.... zij meer kracht van genade en des geloofs krijgen, om zoo nuttiger in de Kerk te worden, om meer lasten van uwe eigene ziel, van uw huis, van de Kerk in het gemeen, van onze Kerk (de Gereformeerde), land en stad, geloovig te kunnen dragen, om met zaken voor den Heere rf< ? {> r te kunnen werken. O! draagt elkanders lasten, en vervult alzoo de wet Christi."

Tot zoover de bekende Vermeer.

Hoor nu ook eens, wat de eerwaardige en godzalige, bij ons allen geliefde Van der Kemp zegt in zijne Catechismus verklaring.

Hij zegt aldus:

„Om deze nauwe vereeniging uit te druk ken, wordt ze vergeleken bij de dicht ineen gesloten steenen van Salomo's Tempel, i Petr. 2 : 5. Ze zijn als burgers van eene stad, huisgenooten van een huis, Efeze 2 : 19. Tafel vrienden die van één brood eten, i Kor. 10:17, en leden van één lichaam, zijnde tot één lichaam verzoend, Efese 2 : i6f(5) In dat onderling eigendom, en daar uit • eene werkelijke gemeenschapsoefening aan en met elkaar uit kracht van die vereeniging: iet anders dan het eene lid aan het andere lid des lichaams eigendom heeft en gemeenschap mede oefent. Zoo spreekt Paulus Efeze 4:25: ij zijn elkanders leden. Fraai verklaart hij d t door dien ouderlingen dienst en die hulp die 't eene lid aan het andere besteedt, I Kor. 13:14—27. En dit onderlinge eigendom, en deze gemeenschapsoefening wordt getoond in het vernemen naar elkanders welstand, die aantrekkelijkheid van een anders ongelegenheid; ziet het Neh. 2:10; Hebr. 13:3. Daarom is men straks gereed, om alles tot hulp bij te brengen; 't zij dan door bezwijkende zielen met goede en troostelijke woorden te ondersteunen 't zij dan door den nooddrufiigen zijne goederen mede te deelen, waarin de eerste Kerk te Jeruzalem zeer uitmuntte, zonder nochtans eene algemeene gemeenschap van goederen te hebben; 't zij dan door alle dienstplichten elkander toe te brengen. Verneemt men dat het den heiligen welga, men verblijdt zich met de blijden, gelijk men weent met de weenenden. Ziet alles Rom. 12; 4—10 VS. 13, 15, '16. Ja deze gemeenschap wordt niet slechts in het verborgen geoefend, maar ook in 't openbaar. Zoo doet men in de openbare bediening van 't Woord en de Sacramenten i Kor. 10:16, 17; in de onderlinge bijeenkomsten Hebr. 10:25 en in de - gemeenzame verkeering met de Heiligen, al zijn ze dan nog zoo gering gelijk David 2 Sam. 6:20, 21, 22, hij was toch een gezel aller die den Heere vreezen Ps. 119:63."

Tot zoover Van der Kemp.

Dan hebben we nog Vader Brakel. We zullen hem hoop ik toch ook niet alle bevoegdheid tot oordeelen ontzeggen. Wel aan dan, hoort, hoe Vader Brakel in zijn „Redelijke Godsdienst" handelende van de Kerk, aldus zegt:

„Gelijk de Kerk afgescheiden is .van anderen, zoo is ze vereenigd met elkaar, gelijk blijkt uit het woord Gemeente zelf; 't welk uitdrukt hare gemeenschap aan elkaar. Het blijkt uit hare afgescheidenheid; uit de vergelijkingen; zij wordt genaamd een huis 't welk door vereenigde steenen opgebouwd wordt; een lichaam, 't welk uit vele vereenigde leden bestaat; een kudde, welke niet verstrooide maar bij elkander vergaderde schapen uitmaakt; een Koninkrijk in hetwelk de onderdanen te zamen zijn tot bescherming van elkaar. Deze vereeniging geschiedt I. Door omhelzing van dezelfde waarheid. Hand. 2:41. „Die het woord gaarne aannamen, werden gedoopt; " II. Door vereeniging met met die allen welke dezelfde waarheid omhelzen en belijden; belijdt iemand die waarheid alleen uiterlijk met den mond, dat komt op he? nzelven aan; het oogmerk en het hart der ware vereeiiigden is zich te vereenigen met de ware belijders en belevers van de ivaarheid. Hand. 4:32. De menigte van degenen die geloofden was één hart en één ziel. Neh. 10:28, 29, Al wie zich van de volken der landen hadden afgescheiden tot Gode's wet, die hielden zich aan hare broederen. Johannes 17 : 21, Dat zij allen één zijn, i Cor. i : 10. Dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij te zamen gevoegd zijt in eenen zelfden zin, en in een zelfde gevoelen. III. Door denzelfden Geest, 2 Cor. 4 : 13. Dewijl wij nu denzelfden geest des geloofs hebben, i Cor. 12 : 13. Wij allen zijn door eenen geest tot een lichaam gedoopt. Eén geest is in hen allen; één geest bezielt hen allen, verlicht, wederbaart en heiligt hen allen. Daarom hebben ze dezelfde natuur. Gelijk nu zoekt gelijk en vereenigt zich met gelijk. IV. Zij zijn vereenigd door onderlinge liefde en vrede. Efeze 4 : 2. 3. Verdragende elkander in de liefde; u benaarstigende te behouden de éénigheid des geestes door den band des vredes. Col. 3 : 14. Doet aan de liefde, dewelke is de band der volmaaktheid. V. Zij zijn vereenigd door beooging' van één en hetzelfde intrest, namelijk, de eer van Christus, haar hoofd. 2 Cor. 8 : 23. Zij zijn eene eere Christi. VI. Hieruit ontstaat eene onderlinge gewilligheid om elkaar te helpen en alles met elkaar uit te staan, ja, voor elkaar het leven te laten, i Cor. 10: ; 4, Niemand zoeke dat zijns zelfs is, maar een iegelijk zoeke dat des anderen is. Joh. 3 : 16, Wij zijn schuldig voor de broeders het leven te stellen."

Tot zoover Vader Brakel.

Ge zult mij wel willen toegeven, lieve lezers, dat deze mannen, godzalige Schriftonderzoekers en in de Gereformeerde waarheden alleszins bekwaam, nog met wat meer gezag mogen medespreken dan allerlei lieden, die maar praten over voordeel of nadeel, geld, opkomst, enz.

Ge zult hoop ik bemerkt hebben, dat zij op 't zelfde beginsel staan als wij; n. 1. ze meenen ook dat de Kerk evenzeer in haar zichtbare inrichting niet zoo weinig mogelijk, of ter helfte, maar zoo veel mogelijk de nauwe gemeenschap en eenheid moet openbaren. Waaruit dan ook vanzelf voortvloeit, dat de ineensmelting op deze zelfde lijn ligt, en naar het beginsel is.

Ook de opstellers van den Heidelbergschen Catechismus, Ursinus en Olevianus, wijzen op dit beginsel der uiterlijke eenheid.

Zoo zegt Ursinus in zijn bekend Schatboek:

„Wij gelooven dat er altijd zal zijn eene zichtbare gemeente, en dat deze met Christus en onder elkander een gemeenschap hebben, .... en dat ze door denzelfden Geest in onderlinge liefde en gemeenschappelijk gebruik der gaven tot een lichaam te zamen wassen, "

En dat nu door dat „lichaam" ook wordt bedoeld eene zichtbare eenheid der menschen, dit blijkt uit hetgeen Casper Olevianus zegt in zijne „Verklaring van de Geloofsbelijdenis", nl.:

„De gemeenschap der heiligen geeft te kennen eene inwendige en een tcitwendige gemeenschap, waardoor de leden der zichtbare Kerk door de bediening der profetische en apostoUsche leer, mitsgaders der Sacramenten, tot een volkslichaam geroepen zijn."

Het is goed, dat zulke getuigenissen aan ons volk worden voorgehouden.

Daarom namen wij deze breede citaten over.

Niet, alsof het gevoelen van vader Brakel, van der Kemp of van wie ook voor ons beslissen zou.

Maar omdat deze mannen met hun klaar en helder inzicht in de Schrift slechts vertolkt hebben, wat God de Heere zelf in Zijn Woord ons leert.

En voor dat Woord heeft ieder zich te buigen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 april 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Samensmelting.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 april 1904

De Heraut | 4 Pagina's