Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar Hem zult gij horen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar Hem zult gij horen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer twee miljoen Egyptenaren om de berg Sinai’ gestaan hadden, dan zou toch niemand van hen iets van deze stem hebben vernomen; doch hier was het volk, tot hetwelk de Heere zeide: „Ik ben de Heere, uw God”. Deze hun God, Die Zijn Wet liet horen uit het vuur, gaf hun ook die schrikkelijke doodsangst.

Velen zijn er onder ons, die uiterlijk de Wet kennen en geleerd hebben, zonder evenwel de stem Gods zó in het vuur vernomen te hebben, dat zij daardoor van doodsangst niet wisten waar te blijven. Tot dezen zeg ik, dat al wie leven uit God ontvangt, een tijd kent, waarin hij de stem van God in zulk een donder en bliksem, in zulk een vuur vernomen heeft, zoals eertijds de kinderen Israëls. Ik wens degene geluk, wie de stem Gods, de stem Zijner Wet zó in de oren gedonderd heeft of dondert, dat hij daardoor geheel verschrikt en als doodgeslagen is.

„Gij zult geen andere góden voor Mijn Aangezicht hebben! …. Gij zult niet begeren”, — dat is de stem van de levende God uit het midden des vuurs!

Dit gebod en verbod moet bij u waarheid worden; het recht der Wet moet in u vervuld zijn.

Wat heeft God aan uw ganse christendom, als gij voor zulk een stem niet beeft en uitroept: „Wee mij. Hier hoor ik tot mij het woord: Gij zult niet begeren, gij zult niet dit, gij zult niet dat! …. En ik ben een afgodsdienaar, een moordenaar, een hoereerder en echtbreker, een dief en rover, een lasteraar van God en van mijn naaste, een weerspannige, en…. ik kan niet geloven;…. ik heb de eeuwige dood verdiend”.

Ik herhaal het: Wat heeft de levende God aan al dat praten van uw geloof, als gij u vleit met dingen, die toch bij u geen waarheid, geen werkelijkheid zijn! De Wet laat zich niet in een graf werpen. Die mens bedriegt zichzelf, die Gods stem verneemt en niet verbrijzeld wordt, die niet verslagen in angst des doods belijdt: Dit „gij zult niet” is niet bij mij. De zodanige misleidt zijn hart wie het er niet om te doen is, dat dit „gij zult niet” bij hem in vervuiling gekomen zij.

Waarheen dan nu, opdat dit bij u in vervulling gekomen zij? De berg der heiligheid óp met uw verontschuldigingen? met uw goede voornemens, met u in acht-nemen voor verdere zonden? Wie er lust toe heeft, die wage het, maar hij zal verpletterd worden. Naar God wilt gij heen? naar God met berouw, met boete, met vele tranen? Maar Hij spreekt in een vuur en in een gloed van toorn, die u verteert! O, welgelukzalig hij, die met een verbrijzeld en verslagen hart, bij het gevoel zijner verdoeming, buigend onder het recht Gods, in doodsbenauwdheid het woord verneemt: „Uit het midden van u heb Ik een Profeet verwekt, naar Hem zult gij horen”.

God laat Zich met geen zondaar in. Zijn Geest kan Zich niet inlaten met het voor Hem verdoemde vlees. Maar God in Zijn ontferming geeft en heeft gegeven een Profeet, naar Hem moeten wij gaan. Deze Profeet houd ik u voor; Zijn Naam is: Jezus Christus.

Wie zich vervloekt en verdoemd gevoelt, wie in zijn doodsangst beeft voor de stem van de heilige God, die hore deze Profeet, gelijk God het heeft bevolen. Wie niet in de overeenstemming is met de Wet, die is de eerste dood gestorven; wie echter Hem, deze Profeet, niet hoort of wie Hem veracht, die sterft de tweede dood; wie Hem hoort, die ademt Hij van Zijn lippen eeuwig leven in de ziel; van deze neemt Hij weg de drievoudige dood.

Wat weten wij zonder deze Profeet van God? Slechts dit: Hij is een verterend vuur, en wij zijn verloren.

Wat doet deze Profeet als gij bij Hem ter school gaat, u door Hem laat onderwijzen?

Hij bestraalt u met Zijn wonderbaar licht, Hij openbaart Zichzelf aan u als de Waarheid, en gij ziet al de banden der duisternis en der onkennis van God van u afgeworpen. Hij openbaart u de ganse zaak uwer zaligheid, de ganse raad Gods, hoe dat alles waarheid is in Hem, de Heere Jezus, en Hij geeft u Zijn Geest. Hij neemt de blindheid, de aangeboren onwetendheid van u weg; Hij leert u, dat deze in vuur en gloed sprekende God, deze rechtvaardige Rechter door Hem uw Vader is; dat Hij Zelf aan Diens gerechtigheid voldaan heeft, en dat Hij dit „Gij zult niet” voor u vervuld heeft. Voorts leidt Hij u in de hoofdstukken Zijner leer, hoe Hij voor u van God is uitgezonden; hoe Hij is geworden uit een vrouw, geworden onder de Wet; hoe Hij een vloek geworden is voor u, om u van de vloek der Wet te verlossen, en hoe Hij u een eeuwige zegen, eeuwige gerechtigheid, eeuwig leven heeft aangebracht van de Vader, — zodat er geen verdoemenis voor u is, omdat Hij u in Zich heeft opgenomen. En zo brengt Hij u naar Gethsémané, voert u voor de geestelijke en voor de wereldlijke rechterstoel; Hij neemt u met Zich op Golgotha, aan het kruis, in het graf; Hij staat met u op uit de doden, vaart met u op ten hemel. Alsnu verrast Hij u, zeggende tot u: Zie, dit Mijn paradijs is het uwe; gij hebt de verlossing van al uw misdaden in Mijn bloed; gij hebt recht op de liefde Mijns Vaders, recht op de erfenis. En met dit Zijn onderwijs, waarin Hij gedurig het geloof in uw hart werkt, herschept Hij u, geeft u Zijn gezindheid, ook Zijn Geest, en werpt aldoor Zijn licht, het licht Zijner genade, op dit „Gij zult niet”, opdat gij gedurig op Hem ziet, u aan Hem houdt, — en zo zult gij niet alleen doen, maar zo doet gij werkelijk de goede en heilige en volmaakte wil Gods, zonder dat gij het weet. Genoeg, dat gij dit éne weet: Zonder U, o mijn Profeet, mij van God gegeven, vermag ik niets”.

Vervloekt is het volk, dat de Wet niet bewaart, dat deze Profeet niet hoort en niet gelooft! Gezegend is het volk, dat bij Hem ter school gaat en alleen dit weet, dat het zonder Hem niets weet en ook niets vermag! O, welk een goede, geduldige Leraar is Hij! „Spreek, Heere, Uw dienstknecht hoort!”

einde van een preek over Deut. 18: 15–19

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar Hem zult gij horen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's