Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KORT KOMMENTAAR

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KORT KOMMENTAAR

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vorige maal hebben wij het gehad over de herwaardering van de dood vanuit medisch oogpunt bezien. Nu wilden wij eens nagaan hoe Prof. Kuitert, hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, denkt over de dood. Want er is niet alleen een medische herwaardering van de dood, maar ook een theologische. In het maandblad „Voorlopig" zet Prof. Kuitert zijn gedachten over de dood uiteen. Prof. Kuitert heeft gebroken met, zoals hij het noemt, de traditionele visie op de dood. Voor die traditionele visie op de dood kan de Gereformeerde Dogmatiek van H. Bavinck model staan. Bavinck verklaart — in zijn dogmatiek, en zo schrijft Ds. G. H. Kersten in zijn Gereformeerde Dogmatiek er ook over - dat sterven alleen verklaarbaar is vanuit de ontaarding van de menselijke natuur. Bavinck ziet de dood als een van de gevolgen, die als straf op de zonde verstaan moeten worden. De voornaamste Schriftplaatsen waarop Bavinck zich beroept, zijn: Gen. 2 : 17, waar staat: „Ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven", en Rom. 5:12, waar Paulus schrijft: „Daarom gelijk door één mens de zonde in de wereld gekomen is en door de zonde de dood, en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, in welke allen gezondigd hebben".

Vervolgens zet Bavinck uiteen, dat sterven méér is dan een sterven van het lichaam. Echt leven toch is leven in de gemeenschap en gunst Gods. Waar de mens zich van God losrukte, trad aanstonds de dood in. Maar deze geestelijke dood staat niet los van de lichamelijke dood. De geestelijke dood wordt als het ware bezegeld in de lichamelijke dood. De lichamelijke dood maakt de geestelijke dood tot de eeuwige dood. De verlossing houdt dan ook in een verlossing van de geestelijke dood, die voltooid wordt in de verlossing van de lichamelijke dood.

En dan wijst Bavinck er met grote nadruk op, dat er een tijd geweest is, dat er geen dood was, de zogenaamde paradijstoestand. De dood is in de goede schepping „ingebroken". doordat de mens zondaar werd. Door de zonde is de dood in de wereld gekomen.

Met deze , -, traditionele visie op de dood", waarmee wij het uiteraard geheel eens zijn, wil Prof. Kuitert breken. Hij moet dat wel, want deze visie past niet meer in zijn denkschema. Wij zien hier weer bevestigd, dat wie vervalt tot een bepaalde dwaling, vanzelf komt van kwaad tot erger. In plaats van onvoorwaardelijk voor het getuigenis der Schrift te vallen, probeert Kuitert de Schrift naar zijn hand te zetten. Omdat Kuitert niet erkennen wil, dat er in de eerste hoofdstukken van Genesis historische werkelijkheden worden meegedeeld, raakt hij in de knoop met de schepping van de mens naar Gods beeld, met de zondeval en derhalve ook met de dood, die door de zonde in de wereld gekomen is.

De mens is, volgens Kuitert, niet onmiddellijk door God geschapen. Adam en Eva in de letterlijke zin van Genesis hebben nooit bestaan. In het scheppingsverhaal worden steeds verzamelnamen gebruikt: geboomte, gevogelte, gedierte. Adam betekent, volgens Kuitert, dus gemenste. God heeft dat „gemenste" geschapen via evolutie uit dierachtige wezens. Eert mens is een veredeld dier. Die menswording van het dier zou zich voltrokken hebben in subtiele overgangen van het nog niet-menselijke naar het menselijke, zich uitstrekkend over grote tijdruimten. Langzamerhand begon dat wezen zijn mensheid bewust te worden. Hij begon na te denken over de zin van het leven en van de dood. Want de dood is er, naar Kuitert beweert, altijd geweest. Er is geen moment aan te wijzen, dat de dood in de wereld gekomen is. Welnu, nadenkend over de dood, begon de mens dit natuurlijke verschijnsel te zien als een soort zonde-straf. Waar de zonde dan precies vandaan komt, is iets, waar Kuitert geen antwoord op weet. Doch wat de één niet weet, weet de ander. Immers op de forum avond in Harderwijk, belegd vanwege de Vrije Universiteit, maakte Prof. Mulder de opmerking, dat een christen niet moet willen weten waar de zonde vandaan komt. Prof. Lever geeft echter een duidelijker antwoord in zijn boekje: „Waar blijven wij? " Hij zegt daarin: „De mensheid is vanaf de eerste mensen geinfekteerd geweest met het kwaad."

Ik zou Prof. Lever willen vragen: Door wie is de mensheid dan geinfekteerd met het kwaad? En wanneer is dat dan gebeurd? Of heeft God soms de mens boos en verkeerd geschapen? Wat dat betreft laat de Heidelberger ons niet in het onzekere. Vraag 7 immers luidt: „Vanwaar komt dan zulke verdorven aard des mensen? " En dan wordt geantwoord: „Uit de val en de ongehoorzaamheid onzer eerste voorouders, Adam en Eva, in het Paradijs, waar onze natuur alzo verdorven is geworden, dat wij allen in zonden ontvangen en geboren worden". Maar ja, dit antwoord zal de hooggeleerde heren wel niet bevredigen, want de Heidelberger staat immers op het ouderwetse standpunt, waarmee zij juist willen afrekenen! De Heidelberger heeft in de Gereformeerde Kerk zijn tijd gehad. Met dat boekje is niets meer te beginnen. Waar komt men toch terecht, als men Gods Woord niet meer ziet als Gods Woord?

De dood is dus bij Prof Kuitert een heel normaal verschijnsel, dat nu eenmaal bij het menszijn hoort. Al zou er helemaal geen sprake geweest zijn van zonde, dan zou nog de mens zijn gestorven. Zoals de regenboog er altijd geweest is, zo is ook de dood er altijd geweest. En zoals de regenboog door kermis van de belofte teken werd van Gods trouw, zo is, toen de mens zondebesef kreeg, de dood geworden tot een teken van Gods toorn. Maar hoe maakt Kuitert het dan met teksten als Gens. 2 : 17 en Rom. 5 : 12? Ach, die teksten zijn altijd verkeerd uitgelegd. Want in Gens. 2 : 17 is slechts sprake van een oordeelsaankondiging, die in Gen. 3 : 19 dan nader wordt verklaard. Als wij dus de Schrift goed lezen, volgens Kuitert, dan wordt in Gen. 3 : 19 slechts vastgesteld, dat de mens sterfelijk is. Wederkeren tot de aarde is heel normaal, maar zwoegen, in het zweet des aangezichts brood eten, dat is abnormaal. Het oordeel, dat God dus aankondigt is, dat de mens voortaan zal moeten zwoegen voor zijn brood. Meer niet. En Rom. 5:12 dan? Ook aan die tekst kan men niet ontlenen, dat naar Paulus' inzicht het moeten sterven een gevolg van de zonde is. Kuitert maakt dus onderscheid tussen „het sterven" en „de dood".

Met „sterven" bedoelt Kuitert het biologisch sterven, dus het lichamelijke sterven, dat er altijd geweest is. „De dood" is echter iets, een macht, waardoor de mens niet zomaar van zijn medemensen wordt gescheiden, maar van God. Het is de scheiding van God, waarin de mens door de zonde gekomen is. „De dood" ziet Kuitert dus als de geestelijke dood. Welnu zegt Kuitert, Paulus stelt in Rom. 5 : 12 niet, dat „het sterven" door de zonde in de wereld gekomen is, neen, dat was er al, maar hij stelt, dat door de zonde „de dood" in de wereld gekomen is. Wij zouden dus Rom. 5 : 12 kunnen lezen als: door de zonde is het moeten sterven ALS DOOD in de wereld gekomen. Over het sterven hebben de gelovigen dan ook in de Schrift nooit geklaagd. Integendeel. Oud en der dagen zat zijn en dan sterven, hoort bij het ideale leven! Over „de dood" werd wel geklaagd. Paulus roept immers uit: Wie zal ons bevrijden uit het lichaam dezes doods? En dan antwoordt hij: „Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere". Het Evangelie van Jezus bevrijdt, zo zegt Kuitert, een mens van de dood.

Het moeten sterven gaat intussen gewoon door, doch Paulus ervaart dit niet meer als „dood", maar als gewin. Het gewin van het sterven is dan, dat men Gods heerlijkheid beërft. Op welke gruwelijke wijze toch wordt door Kuitert de Schrift verdraaid en ontkracht! Kuitert drukt tot op zekere hoogte de voetstappen van de aartsketter Pelagius, die ook stelde, dat de mens sterfelijk geschapen was. Maar als het sterfelijk zijn bij het menszijn behoort, komt er dan straks wel een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop Gods kinderen zullen wonen naar lichaam en ziel als volmaakte mensen? Of moeten deze beloften ook verwezen worden naar het terrein van de mythologie? Kuitert durft zover misschien nog niet te gaan. Maar als hij het niet doet, zullen anderen het wel doen. Als men het begin van de Bijbel loslaat, raakt men vroeg of laat de hele Bijbel kwijt.

En zelfs het Veluwse kerkvolk, dat als behoudend bekend stond, laat zich de Bijbel ontnemen. Immers aan het eind van de forumavond te Harderwijk, die door zo'n achthonderd mensen bezocht werd, kreeg Kuitert een daverend applaus. Het is te vrezen, dat ook het woord van Kuitert voort eten zal als de kanker. Het is een man, verdorven zijnde van verstand en verwerpelijk aangaande het geloof. 2 Tim. 3 : 8.

Amersfoort

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1969

De Saambinder | 4 Pagina's

KORT KOMMENTAAR

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1969

De Saambinder | 4 Pagina's