Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De profeet Habakuk (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De profeet Habakuk (5)

Een serie bijbelstudies over de profeet Habakuk

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezen Habakuk 2 : 1-4 (met name vers 4)

Een bekende tekst

Deze keer ligt één van de meest bekende teksten uit de profetie van Habakuk voor ons, althans wat het laatste gedeelte betreft. Wij vinden deze woorden in het Nieuwe Testament driemaal als een citaat en wel in Rom. 1:17, Gal. 3 : 11 en Hebr. 10 : 38. Dat bewijst wel het grote belang van dit Schriftwoord. Habakuk 2 : 4 doet ons de korte inhoud horen van het Godswoord, dat de profeet op de grote stenen platen moet aanbrengen. De tekst moge zeer bekend zijn, als wij ze in haar geheel nemen, blijkt ze niet zo erg gemakkelijk. Voor de duidelijkheid — dus niet ter aanvulling — voeg ik enkele woorden toe.

Een tekst met tegenstellingen

Ziet, zijn ziel verheft zich, zij is niet recht in hem, hij gaat te gronde, hij komt om; maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. Wat blijkt nu? Naar de geest der profetie bevat de tekst een tegenstelling, die in drie onderdelen uiteen valt:1. niet recht staat tegenover rechtvaardig, 2. verheffing of opgeblazenheid staat tegenover geloof en 3. te gronde gaan of omkomen staat tegenover leven.

De profeet tekent hier in kort bestek twee levenshoudingen, twee levensbeginselen; bij de één is 't zus, maar bij de ander is 't zo. Wie , , die ander" is, is niet zo moeilijk vast te stellen; dat staat er, dat is de rechtvaardige.

Maar wie is nu „die ene", wiens ziel zich verheft en die niet recht is?

Niet recht

De weg van die ene is niet recht, dat wil zeggen er zitten bochten en kronkels in. Hij leeft niet zoals de Heere het vraagt in Zijn heilige wet. Wie is dat nu in het grote geheel van de profetie? Dat kan de Chaldeër zijn. Is hij niet schrikkelijk en vreselijk; zaait hij in zijn machtsontplooiing niet overal dood en verderf en houdt hij zijn kracht niet voor zijn god? Heeft Habakuk niet over hem geklaagd, ja, hem aangeklaagd in het eerste hoofdstuk vers 15-17? Met zijn opgeblazen ziel ging hij ver over de schreef van Gods wet. Maar met degene, die zijn ziel verheft en die kronkelwegen gaat, kan ook de goddeloze in Juda bedoeld zijn. Want waren het juist die goddelozen niet die de rechtvaardigen omsingelden, de wet niet achtten en het recht verdraaiden? Waren zij niet de oorzaak van het roepen van de profeet en van zijn vragen met betrekking tot de Godsregering? (Hab. 1 : 2-4).

Zo vallen beiden, Babel én Juda, onder dit veroordelende woord. Ook vandaag loopt de scheiding niet tussen de mensen die niet en die wel in de kerk zitten, nee, de scheiding gaat ook dwars door de kerkmensen heen. De richtende werkzaamheid van God treft niet alleen degenen, die buiten zijn en met God en godsdienst spotten, maar de wan in Jezus' hand is ook bestemd voor de eigen dorsvloer. Dit woord van de profeet is ten diepste een woord voor alle eeuwen en betreft een ieder, wiens ziel niet recht is in hem. Je ziel: dat ben je zelf, dat is je eigenlijke bestaan. En als de Heere nu het paslood van Zijn wet aanlegt in jouw leven, moet Hij dan ook van jouw zeggen: Niet recht? ! Jij gaat kronkelwegen en jij leeft niet voor Mij, meisje, jongen, maar je leeft voor jezelf?

Dan roept Hij je ook door dit woord tot bekering. Hij roept je om recht-vaardig te zijn, dat is vaardig tot het recht, om te zingen: Hoe lief heb ik Uw wet.

Rechtvaardig

Ja, dat zingen de rechtvaardigen. Wie zijn dat dan? In het Oude Testament worden de rechtvaardigen en de armen doorgaans in één adem genoemd. Dat moetje heel letterlijk nemen. De armen zijn dan niet een sociaal verschijnsel (ze hebben geen geld), maar ook en tegelijk een gods-

dienstig verschijnsel. Want hoe komt het dat ze geen geld hebben en dus arm zijn? Wel. luister. De rijken in 't land, de mannen van naam hadden maar één begeerte: nóg rijker worden. Hoe ze dat worden, zou hun een zorg zijn! Slinkse wegen haatten ze niet en kronkelwegen schuwden ze niet, want hun ziel was niet recht in hen. Uitbuiting en onderdrukking waren het gevolg. Wilde een arbeider z'n baas op zulke wegen niet volgen, dan kon hij z'n ontslag krijgen. Denk eens aan vandaag. Wil je geen zondagsarbeid verrichten? Wil je niet meehelpen aan abortus en/of euthanasie-? Dan ga jij maar weg en ik neem voor jou wel een ander. Kijk, zo was het ook in de dagen van Habakuk.

Onder zulke omstandigheden konden de getrouwen in het land slechts trouw blijven aan de Heere en Zijn dienst tegen de prijs van de armoede. Zo komen we de rechtvaardigen, de oprechten tegen als de armen. Voor hen is de Heere de enige Toevlucht: Heere, al moet ik dan alles verliezen, als ik U maar mag overhouden. Temidden van alle zorg en armoede blijkt zo'n rechtvaardige toch een mens te zijn met verwachting. Weetje Wie hij verwacht? De Koning, de Messias, Jezus. Wat is dat voor een Koning?

De Koning komt

De profeet Zacharia beschrijft Hem (9 : 9): iet uw Koning zal u komen, rechtvaardig en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel. Dus die Koning ziet er net zo uit als Zijn volk: echtvaardig en arm. Hoe nameloos arm is Christus geworden, omdat Hij vasthield aan de geboden van Zijn Vader. Daar hangt de Rechtvaardige, arm aan het kruis. Hij heeft totaal niets meer; zo lief heeft Hij Gods wet, dat Hij ten dode toe omsingeld werd door de goddelozen. Als ik U dan maar mag overhouden, o God. Maar hoor: ijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Dat dat nu de weg is waarin de gerechtigheid wordt aangebracht. Want nu mogen de rechtvaardigen, de God-vrezenden al arm zijn, ze mogen eten van Zijn brood en drinken van Zijn wijn; en in armoede en verdrukking klinkt het: ijn hart, vervuld met heilbespiegelingen, zal 't schoonste lied van ene Koning zingen. Dat is het lied des geloofs.

Geloof tegenover verheffing of opgeblazenheid

Deze tekst is één van de weinige plaatsen uit het Oude Testament, waar de religieuze verbondenheid aan God genoemd wordt met het woord „geloof'. De kern van het Evangelie is hier: het zich verlaten op het heil des Heeren en op Zijn genadevolle belofte in de Middelaar. Jezus Christus. Kijk, daar komen de rechtvaardigen, de armen, langs de tafelen, waarop Habakuk het Woord Gods heeft geschreven. Heere, zo vragen ze, hoe zullen we toch kunnen staande blijven, als U doortrekt met Uw oordelen, als de ballingschap komt? En 't is als lezen ze hier: Hoopt op de HEER', gij vromen; is Israël in nood. er zal verlossing komen; Zijn goedheid is zeer groot. Of: In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen. Dat is het geloof, als een werk en een gave van de Heilige Geest, dat ons de gerechtigheid van Christus toebrengt en ons doet leven uit het heil des Heeren. Als de Kerk niet leeft uit het geloof, dan versterft ze. De weg achter de Koning aan is geen gemakkelijke weg, maar 't is wel de rechte weg.

En wat stelt de goddeloze daar nu tegenover? Opgeblazenheid, want zijn ziel verheft zich. De inbeelding van die, die de Heere niet vrezen, gaat alle perken te buiten. Zij zullen dit visioen van Habakuk in hoogmoed verachten. Opgeblazen, dat kun je zijn buiten de kerk als Chaldeër. God heeft afgedaan, wie is heer over ons? Hoog van hart kun je ook zijn in de kerk, als je nog nooit door je knieën bent gegaan om in de belijdenis van je zondige kronkelwegen te roepen: zone Davids, ontferm U mijner. Daarom is ook het laatste deel van de tegenstelling zo aangrijpend.

Te gronde gaan staat tegenover leven

In het licht van het bovenstaande zul je „de toepassing" hiervan zelf wel kunnen maken. Recht of niet recht? De Heere zegt: Dit is de weg, wandel daarin. En de Koning zegt: Ik ben de Weg!

Vragen

1. Verklaar de uitdrukking: Waarachtig geloof raakt eerst het hart aan en daarna onze daden.

2. De geschiedenis van Naboth en zijn wijngaard (1 Kon. 21) is een levende illustratie van Hab. 2 : 4. Waarom?

3. Ook dit woord van de profeet staat midden in onze tijd. Iets daarvan kwam in deze bijbelstudie al naar voren. Diep dat eens verder uit, daarbij lettend op de ontwikkelingen in maatschappij en kerk.

4. Probeer het verband te leggen tussen Hab. 2 : 4 en de genoemde aanhalingen daarvan in het Nieuwe Testament.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1986

Daniel | 32 Pagina's

De profeet Habakuk (5)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1986

Daniel | 32 Pagina's