Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Bron (229)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Bron (229)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ezechiël tekent een belegerde stad

"Neem een tichelsteen, ( ) en bewerp daarop de stad Jeruzalem". (Ezechiël 4:1)

Daar zit de profeet Ezechiël.

Voor hem ligt een tichelsteen, een soort kleitafel.

We herinneren ons nog wel hoe de Israëlieten in Egypte tichelstenen moesten maken.

Wat moet hij met die tegel?

Op Gods bevel maakt hij met een soort scherpe stift er een tekening op. Telkens krast de stift over de hard gebakken klei heen.

Al gauw blijkt dat het een tekening van een stad wordt. Er verschijnen muren, huizen en straten.

Dan gaat de profeet nog wat tekenen. Om de stad schetst hij soldaten met stormrammen, aanvalstorens en belegeringsmuren.

Het blijkt duidelijk dat het om een belegerde stad gaat. Blijkbaar willen vijanden de stad innemen.

Als Ezechiël dat oorlogstafereel op de tegel geschilderd heeft, neemt hij een ijzeren bakplaat. Die sterke plaat plaatst hij tussen de tegel en zichzelf in.

Dan trekt de profeet de wijde mouwen van zijn opperkleed op.

Nu kan hij de arm goed bewegen.

Dan strekt hij zijn arm tegen de stad uit en maakt een beweging alsof hij de stad overvallen zal.

De mensen kijken nieuwsgierig toe.

Ze begrijpen wel dat de profeet een bedoeling met dit alles heeft.

Dan kijkt de profeet de mensen aan en begint te spreken.

"Wat ik hier doe, " klinkt het eerbiedig, "doe ik in opdracht van de Heere. Jullie zullen wel begrijpen dat ik op de tegel Jeruzalem getekend heb.

Die soldaten stellen de Babyloniërs voor. Zij willen Jeruzalem innemen. Zal hen dat lukken? Zal Jeruzalem vallen?

Jullie denken dat Jeruzalem stand zal houden. Dat denken de koning en de soldaten in Jeruzalem ook.

En de valse profeten denken het ook.

Zij zeggen: "God zal Zijn stad en huis bewaren!"

Maar weten jullie wat de Heere zegt? Hij zegt dat de stad in handen van de vijand komen zal. Stad en tempel zullen verwoest worden. Dat heeft de Heere tegen Jeremia gezegd.

En hij heeft het ook tot mij gesproken.

Niet alleen spreekt Hij het, maar Hij laat het nu ook duidelijk door de tekening zien. Zien jullie de ijzeren bakplaat hier staan en weet je wat dat betekent? Zoals ijzer heel sterk is, zo heeft de sterke God vast besloten Jeruzalem te verwoesten.

En zoals ik met mijn armbeweging de stad wil kwaad doen, zo zal de Heere Zijn arm tegen Jeruzalem uitstrekken.

Mensen, God gaat van Jeruzalem een puinhoop maken.

Dat geloven de mensen in Jeruzalem niet en jullie geloven het ook niet.

De mensen in Juda zeggen dat het oordeel van de Heere alleen ons getroffen heeft. Zij denken dat hen geen kwaad overkomen zal.

Ja, er zijn mensen die bezit hebben genomen van onze huizen en landerijen.

Spottend roepen ze: "Laat die ballingen maar ginds in Babel blijven, want wij zijn er beter op geworden!"

Maar zij vergissen zich, want ook zij zullen het oordeel niet ontlopen. De koning, zijn wachters en soldaten verdedigen tevergeefs Jeruzalem, want de Heere zegt:

Vergeefs, o wachters, is uw vlijt. Zo God niet Zelfde stad bevrijdt. (Psalm 127:2)

O, het zal een vreselijke tijd voor de belegerde stad worden. Daar hebben de mensen van Juda het naar gemaakt.

Ze hebben, net als wij, de Heere verlaten, de afgoden gediend en de zon aangebeden.

Velen zullen door het zwaard, de honger of door wilde dieren gedood worden. Anderen zullen verbrand of door de pestziekte uit het leven worden weggenomen.

Oude mensen, jonge kinderen, mannen en vrouwen zullen Gods straf ondervinden. Zij die Jeruzalem vluchtend ontkomen, zullen kermend in de bergen dwalen. Wie gevangen wordt, zal als balling naar Babel worden weggevoerd. Hij zal dezelfde reis maken die wij enkele jaren geleden moesten maken.

Geloof toch het woord van de Heere, want de ondergang van heel Juda is nabij. Vaak heeft de Heere Jeruzalem en ons land uit grote gevaren willen verlossen. Maar dat zal de Heere nu niet meer doen...

Hij heeft gezegd: "Mijn oog zal niet verschonen en Ik zal niet sparen.”

Goud en zilver zullen helemaal geen waarde meer hebben. Het zal als slijk op de straten liggen.

Zo zal er een einde aan Juda en Jeruzalem gekomen zijn.”

Ezechiël is uitgesproken.

Hij heeft Gods boodschap meegedeeld.

De meeste ballingen kunnen het maar niet geloven dat de Heere Zijn heilige stad en Zijn heilig huis zal laten verwoesten.

Zal alles tot de grond toe worden afgebroken?

Zullen ook de andere mensen uit Juda in ballingschap worden weggevoerd?

Maar er zijn er ook die geloven wat de profeet zegt.

Door genade erkennen zij de straf verdiend te hebben.

Ze weten dat ze om hun zonden in Babel zitten en ze zijn bedroefd tegen de Heere gezondigd te hebben. Voor die mensen heeft Ezechiël een bijzondere boodschap. Hij mag hen in 's Heeren naam troosten dat de Heere hen weer in Israël terug zal brengen.

En het allerheerlijkste is, dat er dan mensen zullen zijn die de Heere met een oprecht hart vrezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 2005

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Uit de Bron (229)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 2005

De Wachter Sions | 8 Pagina's