Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Josafat van het spoor àf

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Josafat van het spoor àf

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

„Josafat nu had rijkdom en eer in overvloed en hij verzwagerde zich aan Achab. Maar Josafat zeide: s hier niet nog een profeet des Heeren, dat we hem vragen mochten? Zoudt gij de goddeloze helpen, en die de Heer e haten liefhebben? " (2 Kron. 18 : 1, 6, 19 : 2m)

Tot nog toe heeft Josafat het goed gedaan. Een sterk leger op de been gebracht. Grote verdedigingswerken aangelegd. De hoogten en de bossen verwijderd. Een einde gemaakt aan de afgoderij. De dienst van God uitgeroepen tot de enige ware... En het voornaamste is: hij zocht de God van zijn vaderen.

Was het maar zo gebleven... Maar helaas, het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen. Ook Josafat is - gelukkig maar tijdelijk - van het spoor afgeraakt.

1) een gewaagde verbintenis

Hoe is dat zo gekomen, dat Josafat de rechte weg kwijtgeraakt is? De Kroniekschrijver laat er geen misverstand over bestaan: hij verzwagerde zich aan Achab. Josafat die een politiek van zelfstandigheid heeft gevoerd tegenover het broedervolk Israël. Josafat die eerst bang was voor invloeden van buitenaf. Want hij wist heel goed dat daar, in het noordelijk rijk, de Baals werden gediend.

En ondanks dat doet hij wat nog geen enkele koning vóór hem heeft gedaan. Hij sluit een bondgenootschap met Israël. Met de meest goddeloze koning die Israël ooit heeft gehad: Achab.

Zeker, het is van Achab uitgegaan. Die wil het sterker geworden Juda liever te vriend houden. De strijdbijl maar begraven en proberen een coalitie te vormen. Want beide worden bedreigd door het grote Syrië, en samen sta je sterker.

Van Achabs kant bekeken goed te begrijpen, maar Josafat had er niet in mogen trappen. Hij had dat volk en die koning, die zich hebben losgescheurd van het huis van David, links moeten laten liggen. Niet omdat hij en zijn volk beter zijn. Maar omdat in Israël de ware God niet wordt gediend. Omdat Israël ongehoorzaam is aan het Verbond. Maar Josafat is dat blijkbaar vergeten, of hij vindt het niet zo belangrijk.

En naar oud gebruik wordt de coalitie bezegeld met een huwelijk. Josafat heeft een huwbare zoon, Joram, en Achab heeft een huwbare dochter, Athaha. Als die twee met elkaar trouwen is dat een prachtig symbool voor de verbroedering van Juda en Israël.

Als we de weg van de Heere verlaten kan daar alleen maar ellende uit voortkomen. Want er is geen huwelijk geweest in het koningshuis van Juda waaruit zoveel narigheid is voortgekomen als uit het huwelijk van Joram en Athalia.

Daar mogen we wel aan denken, als we contacten onderhouden met mensen van de wereld. Als onze jongens en meisjes aanlopen tegen jongelui die er heel andere opvattingen op na houden. Wat kunnen we elkaar meenemen, op de weg die van de Heere afvoert! En als een Godvrezend man als Josafat gestruikeld is, wie zou dan niet bang zijn voor zichzelf?

Je kunt erin terecht komen voor je er erg in hebt. Josafat zal ook niet ineens aangepapt hebben met Achab. Daar is hij naar toe gegroeid.

U weet hoe dat gaat. Ik hoef toch niet altijd nee te zeggen? Ik kan daar echt niets verkeerds in zien. En aldoor zijn we bezig de grenzen te verleggen. Vroeger kon je niet over een strootje heen, en tegenwoordig spring je over een berg. En tenslotte val je van het ene kwaad in het andere.

2) een gevraagd advies

Wie a gezegd heeft moet ook b zeggen. Is dat wel waar? Of is het de filosofie van de duivel? Als je één stap hebt gezet op de verkeerde weg, moet je er dan nóg één zetten, of moet je haastig op je schreden terugkeren?

Josafat heeft a gezegd en vervolgens zegt hij b. Want bij een staatsiebezoek aan Israël komt hij met de diplomatieke Achab overeen om een strafexpeditie op touw te zetten tegen Syrië.

Josafat vraagt niet of de Heere het goed vindt, of de Heere mee optrekt. Ja, op het laatste moment, dan schiet hem iets te binnen. Zouden we niet het woord van de Heere vragen? Het bloed kruipt toch waar het niet gaan kan!

Laten we maar niet op koning Josafat neerzien. Vragen wij ook altijd: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? Of maken we onze plannen en stippelen we onze weg uit en vragen we dan achteraf ook nog of de Heere het allemaal met Zijn zegen wil bekronen?

Ja, het is aan de late kant, maar Josafat heeft in ieder geval nog aan de Heere gedacht. Hij is zijn God nog niet helemaal vergeten. Achab heeft geen bezwaar. Profeten genoeg in Israël. Mondpraters die bij voorbaat de koning hun zegen geven. Gaat uw gang, koning Achab, het zal allemaal heel best aflopen.

Maar Josafat vertrouwt het niet. Is er niet nog een profeet van de Heere? Ja, zegt Achab, maar dat is zo'n dwarskijker... En tenslotte staat Micha daar in zijn eentje met zijn onheilsboodschap tegenover vierhonderd profeten die alleen maar zeggen wat de koning graag wil horen.

Wat een kansen laat Josafat voorbijgaan! Hij had moeten zeggen tegen Achab: die ene man heeft gelijk. Al die andere profeten praten je naar de mond, maar die ene man spreekt het Woord van de Heere.

Maar Josafat legt de waarschuwing van Mi- cha naast zich neer. Hij gaat toch zijn eigen weg.

Wie vindt het niet bij zichzelf terug? Gewaarschuwd door het Woord van de Heere en toch dóórgaan?

Josafat, de Godvrezende koning, kan onze leidsman niet zijn. Wel Hij, Die eeuwen later uit zijn geslacht is voortgekomen en Die in alle dingen Gods wil heeft gedaan. Die nooit afgeweken is van de weg die vóór Hem lag. Alleen ziende op Hem mogen we zeggen: ik zet mijn treden in Uw spoor, opdat mijn voet niet uit zou glijden.

3) een ongevraagde bestraffing

Het is nog goed afgelopen voor koning Josafat. Want samen zijn ze op het oorlogspad gegaan, koning Achab en hij. Maar Achab is gesneuveld en Josafat komt heelhuids thuis.

Zou Josafat het opgemerkt hebben? Het is onder gewone omstandigheden al een wonder wanneer we gezond thuis mogen komen. Van het werk, of van de vakantie. Daar staan we niet zo vaak bij stil... Maar zeker wanneer we, zoals Josafat, in levensgevaar zijn geweest, en dan ook nog door eigen schuld!

Het zou toch voor Josafat een wonder moeten zijn? O God, nu is Achab dood en ik leef nog!

Het is een genade van de Heere dat Hij een profeet naar hem toestuurt. De ziener Jehu staat de koning al op te wachten. Hij vraagt niet of de koning een ogenbhk tijd voor hem heeft. Recht-op-de-man-af doet hij zijn boodschap. En die boodschap liegt er niet om. Zoudt gij de goddeloze helpen, en die de Heere haten liefhebben?

De goddeloze! Daar is niemand anders dan Achab mee bedoeld. En die de Heere haten, dat zijn allen die bij Achab horen.

Koning Josafat, dat was toch geen partij voor u? U had het toch kunnen weten dat u niet moest omgaan met zulke mensen als Achab? Geen bondgenootschap sluiten, geen gezamenlijke oorlog voeren.

Dat kon toch niet goed gaan, u als Godvrezende koning, de helpende hand bieden aan de goddelozen? U die de Heere liefhebt, omgaan met mensen die de Heere haten?

Zeg mij, wie uw vrienden zijn! Zijn we in ons leven vrienden van de Heere geworden, dan kunnen we geen vriendschap sluiten met mensen van de wereld. Hebben we de Heere lief, dan kunnen we geen gemene zaak maken met mensen die de Heere haten.

Is er nog onderscheid tussen mensen die leven bij het Woord en mensen die midden in de wereld leven? Of zijn de grenzen tussen kerk en wereld vrijwel uitgewist?

Wie een vriend der wereld wil zijn is een vijand van God! Ja, eerlijk gezegd, dat zijn we van nature allemaal! Goddelozen, mensen die de Heere haten. Zo komen we op de wereld, als haters van God en van onze naaste. We zijn goddelozen, mensen die zonder God willen leven.

Wat een wonder, dat de Heere Zijn hefde uitstort in het hart van zulke goddelozen! Dan ga je pas zien hoe goddeloos je bent. En tegelijk krijg je die God, van Wie je je losgescheurd hebt, hef met heel je hart. Dan krijg je Hem nodig. Die gekomen is om vijanden met God te verzoenen.

Maar dan krijg je ook andere vrienden. Ik ben een vriend, ik ben een metgezel van allen die Uw Naam ootmoedig vrezen.

Soms komen er weer tijden - dat zien we bij Josafat - dat we toch weer lonken naar mensen van de wereld. Des te groter wordt het wonder dat we de vriendschap met Hem niet verliezen. Hij stuurt nog een profeet naar Josafat. En als het dan goed is zeggen we: Zou ik niet haten, Heere, die U haten?

Niet, dat we de ondergang van onze naaste op het oog hebben! Want als we God liefhebben krijgen we ook onze naaste lief. Maar als het erop aankomt, willen we nergens anders staan dan aan de kant van de Heere. Dan zouden we liever van alle schepselen afgaan en die laten varen dan ook maar in het minst tegen Zijn wil te doen.

Dat is een weg van vallen en opstaan. Een weg waarop we Hem volgen Die vijanden met God verzoent en Die voor de overtreders gebeden heeft.

Als we Hem kennen. Die méér is dan Josafat, dan zouden we alles geven voor Hem. En alles prijsgeven wat ons van Hem aftrekt.

Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart. Beproef mij en ken mijn gedachten. En zie of er bij mij een schadelijke weg is, en leid mij op de eeuwige weg.

W.v.G.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1993

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's

Josafat van het spoor àf

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1993

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's