Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De diepste motivatie voor een opleving van de kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De diepste motivatie voor een opleving van de kerk

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

'.. .laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, (...) met volharding de wedloop lopen die vóór ons ligt. Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus' Hebreeën 12 : l-2a

J.W. Maris

De noodzaak van een doelbewust christelijk leven zal meer dan wellicht ooit te voren moeten leven in de gemeente.

Mogelijk is het in de eeuwen die voorbij zijn wel redelijk gewoon geweest om christen te zijn, althans om 'christelijk' te zijn. Dat is nu minder het geval, en het hoort in toenemende mate minder tot het verwachtingspatroon van de mensen die ons omringen. Mensen die naar de kerk gaan, mensen die bidden, mensen voor wie de naam van de Here Jezus betekenis heeft, worden niet automatisch meer in een christelijk patroon overeind gehouden door hun omgeving. Waar in dorpen en - figuurlijk gesproken - op andere eilanden dat nog zo lijkt te zijn moeten we ons niet vergissen. Wat blijft er over van het christen-zijn van iemand die buiten de vertrouwde omgeving terecht komt? Is er iets van een ruggegraat die zich ook dan blijft opheffen? En wat is het dat binnen de gemeenschap nog zo gezamenlijk overeind wordt gehouden?

Het wegvallen van een christelijke cultuur in onze ethisch, sociaal en politiek veelszins 'paars' geworden samenleving moet ons niet alleen maar verontrusten. Er kan ook een reeks 'eye-openers' in zitten voor de gemeente van nu.

De gemeente in de tijd van de apostelen kon niet leven bij vanzelfsprekende tradities - die waren er eenvoudigweg nog niet. Ze moest het hebben van de

rechtstreekse vermaning van en de persoonlijke gehoorzaamheid aan de apostoUsche woorden en geschriften. Althans, zo staat het er in een groot deel van het Nieuwe Testament voor'met de gemeente.

Toch is er een gemeente die een heel eind in de buurt komt van een stolling van de geloofsgoederen in vormelijke regels van traditionele snit; die treffen we aan in de brief aan de Hebreeën. Dat blijkt uit de vele waarschuwingen: at ontvangen is in Christus moet niet worden prijsgegeven; men zal niet moeten afvallen van de levende God en niet ongehoorzaam moeten worden (3 : 12-14; 4 : 11). Het gevaar van afvallen van het geloof wordt herhaaldelijk genoemd, en dat van traag worden (6 : 6, 12), terwijl daarentegen de aanmoediging klinkt de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vast te houden, en op elkaar acht te geven en elkaar aan te sporen (10; 24-25).

Alsof het eerste vuur is bekoeld, de eerste liefde weggeëbd, de eerste ijver voor de Here en zijn dienst afgezakt. Christen-zijn dreigt een manier van leven te worden zoals er immers wel meer zijn. Het zal allemaal zo'n vaart niet meer lopen. En de gelovigen maken ook niet zo'n vaart meer.

De relevantie van de brief aan de Hebreeën voor de kerk hoeft dan ook niet bewezen te worden in een tijd van zorg over teruglopende ledentallen, van tegenvallend kerkbezoek, van predikantsplaatsen die niet meer kunnen worden vervuld, van kerkgebouwen die worden gesloopt en van jongeren die verklaren dat 'het' ze niets meer zegt.

Zeker - dit is niet het hele beeld; er staan ook andere dingen tegenover. De brief aan de Hebreeën heeft niettemin actualiteit.

Die actualiteit is ook gelegen in de remedie. Die staat er in. Tegenover de vermaning om niet te verachteren in de genade staat de aansporing om te volharden. Volharden is wellicht het meest kenmerkende woord van deze brief.

Nadat dat woord al een aantal keren gebruikt is wordt dezelfde zaak nog eens in geconcentreerde vorm aan de orde gesteld in het beeld van de wedloop aan het begin van hoofdstuk 12.

Geen traagheid, maar hardlopen. 'Laten wij (...) afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt.' Een appèl tot een krachtig christen-zijn. Het is alle inspanning waard. Het past bij het christen-zijn om een doel in je leven te hebben waar je met de totale inzet van je bestaan op af gaat. Het verdraagt zich niet met het wezen van het evangelie om traag te zijn, of om af te haken. Als je er iets van begrepen hebt, doe je dat niet. De schrijver aan de Hebreeën schrijft aanstekelijk; daartoe heeft de Heilige Geest Zelf hem dan ook aangestoken.

Men zou even kunnen denken dat het een wat activistische vermaning tot

volhouden is, tot het zoeken naar een nieuwe veerkracht door verslapte christenen.

Als we het zo lezen missen we echter de diepste drijfveren die Gods Woord hier aangeeft.

De motivatie tot een hernieuwd en doelbewust christen-zijn blijkt uit twee geheel met elkaar samenhangende elementen te bestaan.

Het is de verwijzing naar het werk van de Heilige Geest in de hele geschiedenis van het heil die ons uit de Heilige Schrift bekend is. In Hebreeën 11 is de rode draad van de heilsgeschiedenis getekend aan de hand van het begrip geloof. Het geloof vooral benadrukt als een houvast van geheel eigen aard, een houvast aan God, aan Zijn beloften, dat het zelfs uithoudt wanneer de feiten van het leven een tegengestelde boodschap afgeven. Zo was het bij Abraham, bij Sara, bij Mozes en al die genoemde en ongenoemde (11 : 32-38!) anderen. Ze leefden bij de 'Umwertung aller Werte' die het geloof met zich meebrengt alleen maar omdat God het heeft gezegd. Dit geloof kan er zelfs tegen dat er van gezegd wordt dat deze allen het beloofde niet verkregen hebben (11:39)!

En zo vormen ze met elkaar een wolk van getuigen bij de aansporing van de in gevaar van verslapping verkerende gemeente die in de brief aan de Hebreeën wordt aangesproken. Ze zijn als het veelkoppige publiek aan weerszijden van de renbaan waarop de gelovigen hun levensrace moeten lopen. Hun aansporingen klinken uit de veelkleurige situaties van aangevochten gehoorzaamheid, van geloof zonder te weten waar uit te komen, van verdrukking en zelfs van martelaarschap; en evenzeer van overwinning op vijanden en op de dood, ook van het wel verkrijgen van de vervulling der belofte (11:33), hoewel dat laatste nog niet het uiteindelijke doel van de beloften bevatte. Bij allen stond nog de toekomst uit. Dat is de motivatie van de getuigen om rondom ons te staan. Hun 'volmaaktheid', hun laatste uitzicht op grond van de beloften, was er niet 'zonder ons' (11:40)! Niet zonder de gemeente van het Nieuwe Testament dus, wier bestaan door de God der eeuwen ook tot in de twintigste eeuw, en misschien wel de eenentwintigste, na Christus wordt uitgebreid.

We worden hiermee geplaatst voor een katholiciteit van het geloof die de hele wereldgeschiedenis bestrijkt. We worden naast Abraham en Mozes en David en de profeten gezet om te delen in hun beproeving, hun aanvechting, en tegelijk in hun verwachting.

En wanneer dan wordt gezegd: 'Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus', dan is meteen duidelijk dat in Hem ook het diepste geheim van de volharding van de gelovigen van het Oude Testament gelegen is.

Deze Jezus is het onuitgesproken en onzichtbare middelpunt waar de in He-

breeën 11 met het woord ge/oo/gekarakteriseerde heilsgeschiedenis heenwijst. Het is vanwege Hem, dat de gelovigen van voorheen niet zonder ons het einddoel van volmaakte vervulling bereikten.

Dat mag onze motivatie om gemeente te zijn met een herkenbaar en levend doel voor ogen, compleet maken en een zeer diepe grond geven: Zien op Jezus. Hij is ook het geheim van ons geloof, van onze volharding, en van de opleving in de kerk die nu nodig is.

Worden we hier in de wedloop van het christelijk leven gestuurd met de vermaning Jezus na te volgen? Dezelfde weg te gaan als Hij, die als voorbeeld voor ons zó de weg van Golgota ging dat wij daaruit moed kunnen grijpen om ook stand te houden in de aanvechtingen? De brief aan de Hebreeën heeft ons ruimschoots iets anders getoond. Jezus is de hogepriester. Hij heeft Zichzelf eenmaal als een smetteloos offer aan God gebracht, de ene offerande voor de zonden. De vrijmoedigheid, de verzekerdheid en de volharding zijn er voor de gelovigen slechts vanwege het bloed van Jezus.

'Ons oog gericht op Jezus' heeft geen betekenis dan vanwege die radicale boodschap van de verzoening van de schuld. Daarom heet Hij ook de Leidsman en de Voleinder van het geloof. Met Hem alleen is er het begin. Voor de wolk van getuigen rondom, en voor ons. Vanwege het kruis van Golgota mocht Henoch wandelen met God, mocht Abraham naar een onbekend land der belofte, en kreeg hij met Sara nog een kind toen het niet meer kon. Vanwege de hogepriester Jezus Christus mogen mensen vandaag gaan geloven. Hij maakt dat mensen ook in deze geseculariseerde paarse tijd mogen weten een toekomst te hebben, de grote toekomst van Zijn Rijk. En om dezelfde reden, om datzelfde werk dat volbracht is, heet Jezus ook de Voleinder van het geloof. Dat is heel wat meer dan een voorbeeld. Dat is de wetenschap van het geloof dat de toekomst al is gegarandeerd. De schuld is betaald. Het eeuwig leven is verworven. Wie in Hem gelooft weet waarvoor hij loopt.

Het kan niet anders dan een altijd vreemde vertoning zijn in de wereld. Houvast hebben aan de boodschap van het kruis. Laat ons oog gericht zijn op Jezus, de Gekruisigde en Opgestane. Daarin is de eindstreep van de wedloop zeker. Die boodschap blijft het geheimenis van de kerk. In de lijdenstijd - gevolgd door de heerlijkheid van het geloof in Zijn opstanding - zit altijd weer het hart van de boodschap.

Herleving - wat hebben we het nodig in de kerk. Ziende op Jezus. Wetend van de grondeloze diepte van de boodschap van zonde en genade. Het is volbracht.

De Voorloper vraagt ons Hem te volgen omdat Hij de Voleinder is.

Daarom gaan we voort. Met moed, vreugde en verwachting.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

Theologia Reformata | 357 Pagina's

De diepste motivatie voor een opleving van de kerk

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

Theologia Reformata | 357 Pagina's