Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Crematie II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Crematie II

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat zegt de Schrift?

In de schrift wordt niet gesproken over de crematie zoals wij die kennen. Soms is er sprake van verbranden van lichamen als noodmaatregel. In 1 Samuël 31:12 wordt gezegd dat de mannen van Jabes de onthoofde en overigens geschonden lichamen van Saul en zijn zonen verbranden. Waarschijnlijk omdat zij reeds in staat van ontbinding waren.

Wel is er sprake van de vuurstraf op erge zonden, zie Leviticus 20:14; Leviticus 21:9 en Jozua 7:25.

Verder kent de bijbel geen verbranding van overledenen. In Israël was dat geen gebruik ook al was er geen uitspraak die hierover als goddelijk verbod kon gelden. Wel is er sprake van dat met begraven worden als een onterende zaak soms als een straf gezien werd.

Wanneer er in de Statenvertaling soms, bij het overlijden van een koning, van een „branding” gesproken wordt, is hier geen sprake van de verbranding van de gestorvene. Het verband wijst duidelijk er op dat we hier te doen hebben met een soort ere-vuur. In de Nieuwe Vertaling blijkt dit duidelijk. Zie 2 Kronieken 16:14; 2 Kronieken 21:19 en Jeremia 34 5.

Soms werden hierbij specerijen verbrand. Zie 2 Kronieken 16:14.

Evenals het Oude Testament spreekt ook het Nieuwe Testament van het begraven van overledenen als regel van lijkbezorging.

Ook de oudste christelijke kerk koos de begrafenis als de meest geëigende Schriftuurlijke manier van verzorging van de overledenen, hoewel de wereld waarin men leefde ook wel de verbranding kende.

De Heilige Schrift spreekt ook herhaaldelijk van het: ontslapen, slapen, rusten en wachten van hen die „in den Here” gestorven zijn. Deze wijze van spreken, die volledig opgenomen is in de taal van het Christelijk geloof, vindt geen steun in de moderne ver-assingsmethoden.

Sprekend is ook in het Nieuwe Testament 1 Korinthe 15:35-44. Daar bouwt Paulus een vergelijking op tussen begraven en zaaien in verschillende trekken. De christelijke verwachting klimt daar uit boven de donkere werkelijkheid van het graf. Dit schriftgedeelte kan niet spreken bij de crematie-oven.

Tenslotte: wat het Evangelie zegt van net Paasfeest als de volkomen overwinning in Christus van zonde, dood en graf, getoond rondom een bepaald graf in de nabijheid van Jeruzalem, laat zich voor de christen niet denken rondom een crematie-oven of een urnentuin.

Het graf moge dan niet een wezenlijk element in het opstandingsevangelie zijn, het is wel een sterk bepalend element in het geloofsverstaan daarvan.

Waar deze gegevens uit de Schrift leven zullen ze invloed blijven oefenen op het kiezen van zijn positie ten opzichte van de crematie.

Standpunt van de kerken.

De kerken kwamen bij het opkomen van de crematie voor de vraag te staan of zij deze moesten afkeuren en of zij moesten weigeren bij de dienst in de aula de leiding te nemen.

In het algemeen komt hier de vraag naar voren omtrent de taak van de kerk bij de lijkbezorging van één van haar overleden leden.

De Roomse kerk heeft van oude tijden af de leiding genomen bij de begrafenis. Zrj oefent voluit de ambtelijke dienst daarbij en strekt de zielszorg over haar leden tot over dood en graf uit.

De Kerken hebben in en na de Reformatie een geheel ander standpunt ingenomen en zich daarin tegenover Rome gesteld. Zij zagen de begrafenis als een zaak van de familie. Zij schaffen de begrafenisdiensten, art. 65 D.K.O., af. Hoogstens wilde men een „ongepremediteerde” (onvoorbereide) vermaning tot de aanwezigen richten.

De begrafenis is geen dienst met een eigen bijzondere liturgie. De predikant is geen liturg, die de „dienst” leidt. Hij is pastor. De kerken hebben dan ook het liturgische gebed dat à Lasco in zijn kerkelijke liturgie voor de „begraving” gegeven had, geschrapt. Soms heeft de kerk zich verzet tegen het dragen van rouwkleding. Zij zag daar onzuivere motieven achter. Men zou in het licht van deze positiekeuze van de reformatorische kerken zich kunnen afvragen of het juist is dat in concept voor een beroepsbrief, D.K.O. bez. 102, het bevestigen van huwelijken en het leiden van begrafenissen in één adem genoemd wordt.

En nu de kerken en de crematie.

Roomse kerk. In 1886 achtte een pauselijke uitspraak deze voor de kerkleden een verboden zaak. Wie daarvoor koos ontving geen kerkelijke bijstand. In 1964 toen de crematie hand over hand in de wereld toenam, werd deze uitspraak verzacht. Wat de kerkelijke bijstand betreff kan er in de kerk wel een mis bediend worden en de eucharistie gevierd. In de aula van het crematorium mag wel een geestelijke aanwezig zijn maar hij is daar niet ambtelijk. Het kerkelijk gewaad is daarbij verboden. Het crematorium moet zorgen voor een mantel of een toga, waarin de geestelijke daar aanwezig is. In 1967 verscheen er in ons land een handleiding met korte gebeden en Schriftlezingen en ook liederen waaruit door de geestelijke gekozen kan worden. Het is geen kerkelijke vastgestelde liturgie. Het is maar een handleiding waaruit gekozen kan worden.

Wel echt een proeve van aanpassing van de Roomse kerk. Begrijpelijk dat onder Roomsen sindsdien de crematie sterk toegenomen is.

De Hervormde Kerk: Zij heeft over deze aangelegenheid nimmer een uitspraak gedaan.

In 1955 verscheen een Dienstboek (in ontwerp, en zó fungeert het nog altijd). Het heeft ontwerpen voor de liturgie waaruit gekozen kan worden.

Op biz. 323 geeft het onder de titel „Op de begraafplaats” enkele aanwijzigmgen voor wat bij de eigenlijke graflegging gezegd kan worden. Dit veronderstelt dus de aanwezigheid bij het graf. Deze handleiding kan ook aangepast worden bij een begrafenis op zee maar ze is absoluut onbruikbaar bij een crematie. Gezien de verscheidenheid van meningen binnen de Hervormde Kerk zal men wel niet gemakkelijk tot een eenheid van opvatting komen omtrent deze aangelegenheid. Er zal wel een verschillende praktijk gevolgd worden. Van bijna 3000 in 1968 klom het aantal zich hervormd noemenden, dat gecremeerd werd in 1974. tot ruim 6000.

De Gereformeerde Kerken: Hier viel wel een uitspraak over de houding van de kerken bij de crematie.

In de Kerkorde van de Gereformeerde Kerken stond: dat „de kerkeraden er toe zullen medewerken dat de leden der gemeente die gestorven zijn op Christelijke wijze begraven worden”. Toen de crematie toenam kwam de vraag op: moeten de kerkeraden ook medewerken bij een crematie? Is ver-assing geen christelijke manier van lijkbezorging? Dat hangt af van de grond waarom iemand voor crematie gekozen heeft. Uit ongeloof, of heeft iemand motieven die hij aan zijn geloofsbeleven meent te kunnen ontlenen.

De synode van 1961 adviseerde dat met de leden der gemeente van wie bekend is dat zij het voornemen hebben hun lichaam, na hun overlijden te laten cremeren, een pastoraal gesprek diende te worden gevoerd om hen er op te wijzen dat zij met dit voornemen zowel van de in de Heilige Schrift voorkomende gewoonte als van de oude christelijke traditie, van het begraven der doden, afwijken.

Voorts deelde de synode mede dat er geen redenen aanwezig waren waarom een kerkeraad zich niet bij een lijkbezorging door middel van crematie zou doen vertegenwoordigen, omdat de wijze van dodenbezorging de kerk niet van haar roeping kan ontslaan het evangelisch getuigenis van het eeuwige leven in Jezus Christus tegenover de openbaring van dood en vergankelijkheid te doen horen.

In hoeverre dit pastoraal gesprek over deze zaak fungeert, is mij niet bekend.

Andere Gereformeerde Kerken: De Christelijke Gereformeerde Kerken spraken nimmer over dit punt. Een bewijs dunkt mij dat in onze kerken de propaganda voor de crematie niet aanslaat. Om dezelfde reden spraken ook de Geref. Kerken vrijgemaakt, binnen en buiten verband, zich niet uit.

De christelijke begrafenis zoals die gesteund wordt door Schrift en traditie is daar regel.

Bekend is dat in Joodse kringen de crematie niet plaats vindt. In Liberale Joodse gemeenschappen is dit anders, maar ook daar is het aantal dat voor crematie kiest zeer gezring: 18 in 1974. Volgens mijn inlichtingen laat bv. het Leger des Heils zijn mensen vrij in de keuze voor wel of niet crematie.

Bij het licht der Schrift begraven.

Zoals reeds eerder in dit artikel gezegd is zal er in de toekomst steeds meer bij het toenemen van de crematie als lijkbezorging positie gekozen moeten worden.

Het zal straks zo zijn dat in grote plaatsen moeilijk een rustig kerkhof gevonden zal kunnen worden. Gemakkelijk wordt dan de crematie algemene regel en de traditionele begrafenissen uitzondering. Het grondgebrek in de Steden brengt mee dat centraal gelegen begraafplaatsen zo spoedig mogelijk „geruimd” worden. Een sprekend voorbeeld hiervan toont Apeldoorn.

Een centraal gelegen oude begraafplaats tegenover de velen van ons bekende Hervormde Kerk is geruimd en daarop is een schouwburg met restaurant gebouwd terwijl de rest tot parkeerterrein dient. Deze onbekende toekomst van een begraafplaats kan velen doen kiezen voor crematie.

Toch blijkt dat in de geschiedenis daar waar het Woords Gods invloed kreeg het begraven bewust gekozen werd. De oud-christelijke kerk deed dit. Niet dat de begrafenis noodzakelijk was met het oog op het geloof in de wederopstanding van het lichaam. Nadrukkelijk werd gezegd dat de martelaarsdood door verbranding of de verslinding door de wilde dieren in de arena met gevreesd werd met het oog op het opstandingsgeloof, evenmin was dat het geval met een begraven worden op zee dat veelvuldig voorkwam bij de vroegere scheepvaart.

Als regel koos het Christendom voor de eenvoudige begrafenis. Uit de inlichtingen die op mijn verzoek ds. H. P. Brandsma mij verstrekte bleek dat het Evangelie dat anderen en hij onder de Toraja’s verkondigde een verandering in de dodenbezorging bracht. De langdurige en kostbare begrafenisriten maakten plaats voor de eenvoudige christelijke begrafenis.

Gezien dit alles heeft, zo mogelijk, de keuze voor de begrafenis bij het licht der Schrift verre de voorkeur. Laat iemand zich cremeren dan behoeft hij daarom nog niet als niet-christen getekend te worden. Er is geen begrafenisgebod.

Een begrafenis bij schriftuurlijk licht zal de voorkeur blijven verdienen.

Omdat:

de Schrift herhaaldelijk spreekt van het slapen, rusten, wachten van hen, die in den Here gestorven zijn;

de christen, al weet hij zich gered in Christus en geroepen tot het eeuwige leven, het hoofd buigt onder het god-delijk oordeel: stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. Hij wil in dit proces niet ingrijpen;

omdat de christen zijn graflegging mag zien in het licht van het feit dat zijn Here het graf geheiligd heeft;

omdat het zaaien van het lichaam de verwachting, waarvan de Schrift spreekt, zeer reëel wordt bij de teraardebestelling;

omdat de werkelijkheden waarover de openbaring Gods spreekt in een eigen taal, niet past bij de moderne vernietigingsoven.

Deze conclusies behoeven niet te betekenen dat de predikant, als pastor, de familie niet zou mogen begeleiden en naar omstandigheden het Evangelie, dat een bijzonder licht geeft over de dood en het hiernamaals, niet zou mogen vertolken bij een crematie.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1977

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Crematie II

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1977

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's