Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BART EN KEES.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BART EN KEES.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ruth.
NEGENTIENDE SAMENSPRAAK.
Toen zeide hare schoonmoeder tot haar: Waar hebt gij heden opgelezen en waar hebt gij gewerkt? Gezegend zij die u gekend heeft. En zij verhaalde hare schoonmoeder, bij wien zij gewerkt had, en zeide: De naam des mans, hij wien ik heden gewerkt heb is Boaz. Toen zeide Naomi: Die man is ons nabestaande, hij is een van onze lossers.
Ruth 2 : 19-23.

Bart. Het was waarlijk een leerzame avond, waarvan onze tekstverzen getuigen; ook leerzaam voor ons en voor al Gods volk. Kom, gaan we in gedachten naar Naomi's woning en luisteren we naar de woorden van deze wijze vrouw en van hare dochter. Letten we eerst op:
Het onderzoek dat zij instelt.
Kees
. We zagen Ruth met haar rijken buit thuis komen.
Bart. Als een verstandige moeder begint Naomi maar niet dadelijk te eten van hetgeen dat Ruth voor haar meebracht. Eerst onderzoekt zij hoe haar dochter aan dit alles gekomen is: „Waar hebt ge opgelezen, waar hebt gij gewerkt?"
Kees. Ik geloof, dat het wel goed zou zijn, als de ouders dat meer deden, naar de herkomst vragen van hetgene dat hun kinderen thuisbrengen en waar ze geweest zijn, waar ze vandaan komen.
Bart. Ja, jongen, als dat gebeurd was, dan waren veel jonge menschen voor diep zinken bewaard gebleven.
Zoo doet nu ook een voorzichtig geestelijk verzorger. O zeker, ook die zijn verheugd, als die kleintjes met zoo'n schoot vol thuiskomen. Maar toch willen zij ook gaarne de herkomst weten. Waar zijt gij geweest, waar hebt gij opgelezen, waar hebt ge gewerkt?
Kees. „Gewrocht" staat er in mijn Bijbel.
„Waar hebt gij gewrocht?"
Bart. „Gewrocht" zegt eigenlijk „gedaan"; het beteekent „gewerkt". Het oplezen in Gods huis is ook „werken". Werken met geest en verstand; als het goed is, moet het geloofswerk zijn.
Kees. Zou Naomi haar schoondochter niet vertrouwd hebben, omdat zij zoo naar de herkomst vraagt?
Bart. Men kan aan Naomi's vraag wel hooren, dat het niet uit wantrouwen ging. Er is een groot verschil tusschen moederlijke bezorgdheid en wantrouwen. Voor twee dingen hebben opvoeders zich te wachten, n.l. zij moeten hun kinderen niet kwetsen door wantrouwen, maar hen ook niet bederven door blind vertrouwen.
Kees. Door beide zijn veel kinderen bedorven; door het laatste nog meer dan door het eerste.
Bart. Dat is in het natuurlijke en in het geestelijke waar. Daarvoor wacht zich Naomi. Dat blijkt uit die bede waarin zij Gods zegen afbidt over den onbekenden weldoener, zeggende: „Gezegend zij die u gekend heeft". Naomi vermoedt dus wel, dat er een weldoener de hand in heeft gehad, die Ruth kende.
Kees. Misschien kon Naomi dat wel aan haar hart voelen.
Bart. Tenminste, als er zoo'n geestelijke Ruth thuis komt, dan kan men wel voelen dat er de Heere, de groote Weldoener, de hand in heeft gehad. Hij toch kende die ziel al in de stille eeuwigheid; Hij kent ons in al onze nooddruft; en eenmaal zal Hij al Zijn Naomi's en Ruths openlijk erkennen voor de Zijnen.
Kees. Men zegt wel: „Ondank is 's werelds loon", dat is dan toch niet altijd waar.
Bart. In dit geval is het zeker niet waar. Naomi bidt 's Heeren zegen af over den weldoener van haar en Ruth, zonder dat Boaz het weet. En dat gebeurt wel meer, daar gaan wel meer gebeden op voor weldoeners in 't verborgen. En de hemel weet, hoeveel zegen in het hart en huis genoten wordt, als een vrucht van die gebeden. De Heere zegt, dat als de armen tot Hem roepen, Hij hen zeker zal hooren; en zou Hij dat doen, als zij iemand aanklagen, en niet, als zij voor iemand Zijnen zegen afsmeeken?
Kees. Ik geloof dat beide wel kennelijk ondervonden wordt, als daar maar meer acht op gegeven werd.
Bart. Hooren we nu naar:
Het verhaal dat Ruth doet.
O neen, Ruth is in 't geheel niet vertoornd over het onderzoek dat Naomi doet.
Kees. En dat gebeurt helaas nog al eens.
Bart. Ja wel, vele jongelieden zijn als het kruidje-roer-me-niet, men mag hun niets vragen of zij vinden het vreeselijk. Maar ik vind dat een slecht teeken en zeer verdacht ook.
Zoo is het ook met een jong Christen. Als het recht is, dan schuwen zij het licht van het onderzoek niet. Mits men geen onderzoek doet, uit meesterachtigheid, dat toch legt hun een slot op den mond.
Kees. O zoo. Ik ben blij dat ge dat eens zegt! Ik geloof dat het de roeping is van meer geoefenden om ons te onderzoeken. En daar ben ik zelfs op gesteld, dan kan men aanwijzen wat verkeerd is en ons raad en bestuur geven. Maar er zijn er die willen dat we aan hen rekenschap geven van de hoop die in ons is en zij hebben hun stok al klaar om te slaan; en als men dan iets zegt, niet in de woorden die zij er voor gebruiken, dan slaan ze ook. En zulk slaan vindt ik geen „weldadigheid"!
Bart. Zulke menschen sterven meestal een harden dood; let daar maar eens op. Maar hooren we nu wat de tekst van Ruth getuigt: „En zij verhaalde haar schoonmoeder, bij wien zij gewerkt had", enz. Ge kunt dus wel denken wat en hoe Ruth vertelde. Met welke zucht in haar hart zij 's morgens de deur uitging. Hoe ze op dien akker kwam en zich daar thuis voelde. Hoe die heer van dat veld haar toesprak en wat zij toen gevoelde. Hoe hij haar aan den maaltijd noodigde, enz. enz. En.., dat zijn naam is Boaz.
Kees. Wat zal die Ruth gepraat hebben!
Bart. Dat kunnen we wel denken. Zoo gaat het immers altijd, ook in de genade. O, als men dan eenmaal aan het vertellen is van Boaz en Zijn goedheid en gulheid, dan is het als de dichter zegt: „Dan vloeit mijn mond steeds over van Zijn eer, Gelijk een bron zich uitstort op de velden". En dan luisteren de Naomi's met klimmende belangstelling. En vooral, als het over onzen Boaz gaat. Ja, dan is er blijdschap in het hart en huis van Naomi; want Naomi weet van dien Boaz veel meer dan Ruth nog vermoed heeft! Letten we maar verder op:
Het geheim dat Naomi ontdekt.
„Die man is ons nabestaande, hij is een van onze lossers", zegt Naomi.
Zie Kees, dat was nu de vrucht van het openhartig verhaal van Ruth. Had zij op de vragen van Naomi schroomhartig gezwegen, dan zou voor Naomi, en nog veel minder voor Ruth zelf, dit geheim ontdekt zijn. Leer hieruit openhartig te zijn. Jonge Christenen mogen aan de oude gerust hun hart bloot leggen en hen omtrent hun ontmoetingen raadplegen.
Kees. Maar dan moeten die oude wijzer zijn dan zij zelf.
Bart. O zeker. De reden die tot deze ontdekking leidde was ook de bekendheid van Naomi met Boaz. Zij, die oude Bethlehemietische kende Boaz. Toen zij dan ook maar zijn naam hoorde, sprong haar hart op en breekt zij uit in zegewenschen, zeggende: gezegend zij hij den Heere, die Zijne weldadigheid niet heeft nagelaten aan de levenden en aan de dooden. Merk hier op, dat als men de overblijvenden van een overledene weldoet, dan doet men dit ook aan die overledenen. De levenden, waarvan Naomi spreekt, zijn Naomi en Ruth en de dooden, dat waren die in Moab waren gestorven. Kees, ik denk, dat Naomi geheel het geheim van Boaz hart doorgrondde. Die woorden die hij tot Ruth sprak en zijn milde behandeling van haar.... Neen, zij aarzelde nog om tegen Ruth te zeggen wat zij er van denkt.... alleen zegt ze: Die man is ons nabestaande, hij is een van onze lossers. Meer zegt ze nog niet, maar zij denkt veel verder.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 1934

De Saambinder | 4 Pagina's

BART EN KEES.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 1934

De Saambinder | 4 Pagina's