Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bladen uit mijn levensboek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bladen uit mijn levensboek

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit levensboek is spannend, humoristisch en diep ontroerend tegelijk. C.J. Hoekendijk (1873-1948) is de vader van de bekende professor J.C. Hoekendijk en de evangelist Karel Hoekendijk, grootvader van de onder ons bekende Hoekendijken. De levensverhalen geven ons een doorkijkje naar het zendingswerk in Indonesië in het begin van deze eeuw. Treffend verhaalt Hoekendijk de hoogten en de diepten van het werk. Indramajoe was zijn 'eerste liefde'. Hoekendijk is dan in dienst van de Nederlandse Zendingsvereniging. Er kwam een hartelijke band met de gemeente die vnl. uit Chinezen bestond en de gemeente groeide gestaag. Garoet, ten oosten van Bandung, werd voor hem een diepe teleurstelling. "Toen kwam die nooit te vergeten zondag, waarop ik 's avonds naar de kerk ging om het Evangelie te prediken, maar niemand, maar dan ook niemand kwam om het te horen. Zou ik dan de kerk moeten sluiten en onverrichterzake naar huis moeten terugkeren? Zelfs Pa Sanoesi (een tovenaar die altijd de diensten bijwoonde), ontbrak die avond" (p. 134). Dat werd voor Hoekendijk een 'wanhoopsweek'.

"..ik sprak met mijn hemelse Vader af, dat ik het nog een week zou aanzien. Wanneer het dan weer net zo was als nu, dat ik dan 's maandags aan het zendingsbestuur zou telegraferen om mijn ontslag. Ik wilde dan mijn werk, hoe lief ik het ook had, maar neerleggen, omdat God mij blijkbaar niet meer gebruiken kon of wilde" (p. 135).

Later, na zijn tweede verlof, kwam Hoekendijk bij de - door hem zelf opgerichte - Bond voor Evangelisatie in Nederlands Oost-Indië te werken. "Hadden wij jaren lang geschreid over de onvruchtbaarheid van onze arbeid, nu scheen er een dag van geweldige oogst te zijn aangebroken" (p. 145). Met veel vrucht gaf Hoekendijk zijn medewerking aan conferenties en lektuurzending. Toen hij in 1925 vanwege de gebrekkige gezondheid van zijn vrouw naar Nederland moest terugkeren, heeft hij dit werk hier voortgezet. In de crisisjaren is hij met Johannes de Heer het land doorgetrokken om overal de Maranatha-conferenties te houden. "Een Bijbels christendom is een gezond, een groeiend, een getuigend, een blij christendom en dat heeft het doodgepreekte Nederland brood-en broodnodig" (p. 213).

Het is verleidelijk om nog veel meer te citeren. Nog één passage uit de beschrijving van zijn jonge jaren. De aanloop tot zijn levensroeping draagt het onuitwisbare stempel van zijn moeder. Hoekendijk vertelt hoe hij een keer 'te vroeg' terug kwam van het schaatsen. "Onstuimig stormde ik de huiskamer birmen, doch ik zag moeder nergens. Eindelijk keek ik nog eens rustig in het rond en daar zag ik moeder geknield liggen voor haar stoel en zo verdiept in het gebed, dat zij mij helemaal niet had horen binnenkomen. Dit toneeltje werd diep in mijn ziel gegrift en is er nooit meer uitgegaan. Nu wist ik waar moeder de kracht en liefde en het geduld vandaan haalde om met heel haar grote gezin door de stormen heen te komen. Ik heb haar niet gestoord, heb mijn schaatsen maar stil thuisgelaten.. Tegen donker kwamen allen thuis en zat moeder weer als koningin op haar troontje en moest Arie - mijn oudste broer - telkens maar weer een andere psalm inzetten. Er lag iets van de glans des hemels op moeders gelaat en ik was de enige, die wist hoe die er op gekomen was" (p. 29).

Uitgever: Boekencentrum Aantal pagina's: 227 Prijs: 32, 50

Het manuscript van deze uitgave is in de 2e Wereldoorlog al gereed gekomen. maar nooit uitgegeven. Het is de verdienste van Dr Th. van den End dat hij de waarde van dit manuscript heeft gezien en met enkele aanpassingen en bewerkingen heeft laten uitgeven. Mevr M.L Timmerman-Hoekendijk gaf als laatst overgebleven kind van Ds. C.J. Hoekendijk toestemming voor deze publikatie.

Wanneer ik eens voor de troon van het Lam God zal danken voor het onbegrijpelijke voorrecht, dat Hij van zo'n Rotterdamse ondeugd een knecht in Zijn wijngaard heeft willen maken, dan zal ik nog wel eens extra mogen danken voor het grote geluk en de grote blijdschap, die ik in Zijn dienst heb gesmaakt. Nog altijd vind ik het fijn om de heerlijkheid des Heeren uit te jubelen en als er een arme tobber tot mij komt, die zich aan de Heiland wil overgeven, dan tintelt alles in mij van heilige vreugde, wanneer ik met hem mag neerknielen om hem tot Jezus te leiden. Ik hoop zo intens, dat de Heere mij tot het einde toe genade zal geven om van Hem te getuigen en zielen voor Hem te winnen. En nu moet ik maar wachten totdat het op Gods klok twaalf uur is (pag. 222).

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

Alle Volken | 20 Pagina's

Bladen uit mijn levensboek

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

Alle Volken | 20 Pagina's