Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De blijvende les van Pascal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De blijvende les van Pascal

Dr. P.C. Oele: „Ook in de apologetiek moeten we nooit de noodzaak van de werking van Gods Geest vergeten"

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De grote verhalen, gebaseerd op een vaste wereld- en levensbeschouwing, zijn uit de tijd. Die situatie stelt christenen voor de vraag hoe de confrontatie met ongelovigen aan te gaan. Een driedelige serie over getuigen in een Babel-cultuur. Dr. P.C. Oele: „Een beroep op de Bijbel is in de confrontatie met ongelovigen niet eenvoudig, maar mag nooit zinloos worden genoemd.

Aan de universitaire Gorlaeus Laboratoria in Leiden, waar hij zijn promotie-onderzoek verrichtte, werd dr. P.C. Oele geconfronteerd met de pretenties van de natuurwetenschap. In een omgeving die geen enkele rekening hield met een Intelligente Ontwerper achter de kosmos, laat staan met de God van de Bijbel.
De overstap naar de reformatorische scholengemeenschap Guido de Brès in Rotterdam was in dat opzicht een grote verandering. Toch bleef Oele de ervaringen uit de eerste vijf jaar van zijn loopbaan met zich meedragen. Reden waarom hij zich niet alleen tot de inhoud van de scheikunde beperkte, maar voor vwo-leerlingen in de bovenbouw ook een serie lessen over de geschiedenis van de natuurwetenschap in relatie tot filosofie en religie ontwikkelde. Om toekomstige studenten toe te rusten, en hen wapens in handen te geven voor de confrontatie met ongelovige wetenschappers, die een professionele beoefening van de wetenschap onverenigbaar achten met het geloof in een God die het heelal schiep en nog steeds onderhoudt.
„Opvallend in onze samenleving is de enorme overschatting van de wetenschap, alsof die het antwoord op alle vragen biedt. Wetenschap is een menselijke bezigheid, met zn grenzen en beperkingen. Je gaat veel te ver als je suggereert, zoals Nobelprijswinnaar t Hooft doet, dat je met de fysica de hele werkelijkheid kunt beschrijven. Het beeld dat de wetenschap van de werkelijkheid geeft, is een abstractie. Ik heb aan generaties leerlingen gedoceerd dat water H2O is. Maar als ik die formule op het bord schrijf, worden mn vingers niet nat. Een vis kan er niet in leven. En als ik met mn vrouw op een mooie zomeravond op het strand van Katwijk sta, en ik zie daar die glinsterende watermassa onder een ondergaande zon, dan denk ik geen moment aan H2O. Het wezen van de dingen leert de natuurwetenschap ons niet.

Is uw boek En daar was licht bedoeld als een reformatorische variant van De dingen hebben hun geheim, van Van den Beukel?
„Voor een deel zou je het zo kunnen zien. Eerst geef ik een beschrijving van de geschiedenis van de natuurwetenschap, in relatie tot de filosofische en religieuze opvattingen in die tijd. Ik wil de lezers daardoor laten zien hoe de secularisatie zich in de wetenschap heeft voltrokken. De grote natuurwetenschappers van de 17e eeuw waren allemaal praktiserende christenen, die aan hun werk een apologetische spits gaven. Ze plaatsen hun wetenschappelijke bevindingen in het kader van de verwondering over de grote werken van God. Tegenover de atheïsten en de deïsten. Tijdens de Verlichting krijgt het deïstische standpunt in de natuurwetenschap de overhand. In de 19e eeuw moet ook dat wijken en wordt God volledig ter zijde geschoven. In de 20e eeuw heeft dat proces zich alleen maar voortgezet.
Zon historisch overzicht biedt Van den Beukel niet. Daarnaast zijn er zeker parallellen tussen onze boeken. Ik heb grote waardering voor de wijze waarop de pretenties van de wetenschap in De dingen hebben hun geheim worden gerelativeerd. Daar kan ik me van harte in vinden. Maar met alle respect voor Van den Beukel, zijn levensbeschouwing is niet de mijne. Het heeft me wel eens verbaasd hoezeer deze man ook in onze kringen op een voetstuk wordt gezet. Zijn visie op de Bijbel is zeker niet gereformeerd.

In uw boek beschrijft u een aantal grondhoudingen ten opzichte van wetenschapsbeoefening, zoals het positivisme en het pragmatisme. Welke daarvan heeft het denken van christen-wetenschappers het sterkst beïnvloed?
„Ik denk het pragmatisme. Een groot gevaar is dat we, wellicht onbewust, een scheiding aanbrengen tussen het christelijk geloof en ons wetenschappelijk handelen. Ook christen-wetenschappers wekken meer dan eens de indruk dat we door de toepassing van wetenschap en techniek alle problemen in de maatschappij kunnen oplossen en allerlei natuurlijke en maatschappelijke processen kunnen beheersen.
Zelf ben ik steeds kritischer geworden ten opzichte van de vooronderstellingen, de resultaten en de pretenties van de wetenschap. Die moet ons leiden tot verwondering over de grote werken van God en mag dienen tot nut van de mensheid. Als dat niet het geval is, krijgt de wetenschap anti-goddelijke trekken. Door de geschriften van hoogleraren als R. Hooykaas, E. Schuurman, G.Ch. Aalders, J. Klapwijk, W.J. Ouweneel en M.J. Paul zijn mijn ogen daar meer en meer voor opengegaan.

Wat is de oorzaak van het door u aangeduide dualisme onder christen-wetenschappers?
„Het komt vaak voort uit de onjuiste gedachte dat met name techniek een neutraal terrein is. Daarin zie je gelukkig wel een kentering optreden, door het werk van de Stichting voor Reformatorische Wijsbegeerte. We kunnen het alleen maar toejuichen dat die inmiddels aan meerdere universiteiten leerstoelen heeft, en dat ook veel studenten uit de gereformeerde gezindte de colleges reformatorische wijsbegeerte volgen. Het is nodig dat ze oog krijgen voor het gevaar van technicisme, zoals Schuurman het noemt. Dat technicisme is kenmerkend voor onze Babel-cultuur, waarin voor God geen plaats is en de mens met zijn kennen en kunnen centraal staat.
Als christen-wetenschappers in hun denken en handelen een scheiding aanbrengen tussen geloof en wetenschap, is er iets fundamenteel mis. Ze hebben een onjuist beeld van wetenschap en techniek, of aan de relatie met God ontbreekt het een en ander. Het valt niet te ontkennen dat geloof en wetenschap twee verschillende gebieden zijn, maar ze houden wel verband met elkaar. Professor van Nieuw Amerongen heeft er terecht op gewezen dat er twee klippen zijn. Aan de ene kant de neiging om geloof en wetenschap op een krampachtige wijze met elkaar in overeenstemming te brengen. Je ziet dat nogal eens bij aanhangers van het creationisme, die soms de indruk wekken dat ze met hun wetenschappelijke resultaten de geloofwaardigheid van de Bijbel moeten vergroten. Dan wordt de menselijke ratio toch weer boven de Schrift gesteld.
De andere klip, die je vaker in reformatorische hoek aantreft, is die van een volkomen scheiding van geloof en wetenschap. Het omzeilen van beide klippen vraagt een levend geloof, in de dagelijkse omgang met het Woord. Alleen dat houdt ons staande. In mijn boek heb ik een anekdote opgenomen uit het leven van professor Wisse, die in Leiden filosofielessen wilde gaan volgen bij de befaamde professor G.J.P.J. Bolland. Bolland ontraadde hem dat, omdat hij daardoor zijn geloof zou verliezen. Waarop Wisse antwoordde. Of wat ik voor geloof aanzie zou ik werkelijk verliezen, maar dan is het geen geloof geweest, òf het is wel waarachtig geloof en dan kunt u het mij niet afnemen. Het ware geloof staat op een vast fundament.

De hoogbegaafde natuurwetenschapper Pascal leek geen last te hebben van het spanningsveld tussen geloof en wetenschap. Had dat te maken met de context waarin hij wetenschap beoefende of met zijn persoon?
„Het laatste. Pascal spreekt steeds over de rede en het hart. Met de rede bedoelt hij het menselijke denkvermogen, dat binnen de wetenschap een overheersende rol speelt. Wanneer hij over het hart spreekt, heeft hij het over het gegeven dat de mens contact heeft met de realiteit. Het hart is tegelijk het instrument waarmee de gemeenschap met God wordt ervaren. Pascal stelt vervolgens dat het hart zijn redenen heeft die de rede niet kent. De rede wordt zo ondergeschikt gemaakt aan het hart, dat de gemeenschap met God mag ervaren.
Voor Pascal was het verstand een afhankelijk instrument, onderworpen aan het Woord van God. Daarom heeft hij in zijn dagen al geprotesteerd tegen de verabsolutering van natuurwetenschappelijke methoden. Hij bepleitte een benadering van de werkelijkheid waarbij ook het hart, het geloof betrokken wordt. Zo komt er ruimte voor een religieuze en esthetische benadering van de werkelijkheid. Pascal kende een diepgeworteld christelijk geloof in de werkelijkheid van het geschapene, ook als dat onbegrijpelijk en onbegrepen is. Daarin is hij tot op de dag van vandaag actueel.

Welke betekenis kent u toe aan apologetiek?
„Apologetiek kan omschreven worden als de wetenschap die het christelijk geloof met redelijke argumenten verdedigt. Die verdediging strekt zich uit naar twee kanten: weerlegging van onjuiste beschuldigingen en werving om de naaste voor Christus te winnen. Daar kunnen we nooit te veel betekenis aan toekennen. In mijn boek heb ik geprobeerd om het gezag van Gods Woord te verdedigen tegenover het vermeende gezag van de moderne wetenschap. Er is wel enige overeenkomst met de apologetiek die Pascal heeft bedreven tegenover de denkbeelden van de filosoof Descartes.

Hoe zinvol is een beroep op de Bijbel in een volledig ontkerstende samenleving?
„Een beroep op de Bijbel is in de confrontatie met ongelovigen niet eenvoudig, maar mag nooit zinloos worden genoemd. Ook in de apologetiek, waarin we een gepast gebruik mogen maken van de rede, moeten we de noodzaak van de werking van Gods geest niet vergeten. Tegelijk moeten we bedenken dat een christelijke levenswandel vaak meer uitwerking heeft dan woorden.
Als het gaat om de aanpak van apologetiek, kan ik kan me vinden in MacGrath.
Die stelt dat christenen vandaag te veel vertrouwen op het gezonde verstand en de westerse filosofische traditie, terwijl men de voor de hand liggende theologische hulpmiddelen over het hoofd ziet. Een eerste taak van de apologetiek is volgens MacGrath het vaststellen van de algemene moeilijkheden die mensen verhinderen om te geloven. Wanneer die duidelijk in beeld zijn gebracht, kan gericht worden nagegaan wat de Bijbel ons op dat punt aanreikt.

Hoe komt het dat de gereformeerde gezindte vrijwel geen apologeten kent?
„Als je naar buiten treedt en de confrontatie met ongelovigen zoekt, moet je heel goed op de hoogte zijn van wat er leeft in de samenleving. Dat betekent dat je kennis moet nemen van heel veel zaken en opvattingen die op gespannen voet met het christelijk geloof staan. Dat vraagt nogal wat. Iets soortgelijks zie je bij de beoordeling van moderne literatuur. Wil je dat goed doen, dan moet je door die boeken heen kruipen. Ik kan me goed voorstellen dat dat bij mensen grote weerstand oproept.
Een andere oorzaak is wellicht dat we de handen vol hebben aan het bij elkaar houden van de eigen kring en de toerusting van onze eigen mensen.

Onderzoekers die in hun werk uitgaan van de Bijbel als Gods openbaring worden volgens u door de wetenschap genegeerd. Hoe is dat te rijmen met het feit dat de prestigieuze NWO-Spinozaprijs vorig jaar werd toegekend aan prof. dr. C. Dekker, die niet onder stoelen of banken steekt dat hij gelooft „in de Schepper Die deze wereld gewild heeft en in een God Die deze wereld bestuurt.
„Professor Dekker is een briljant wetenschapper, dat moeten ook ongelovige collegas erkennen. Men kon niet om hem heen. Dat laat zien hoe belangrijk het is dat christelijke academici de voorhoede niet schuwen, maar hun christen-zijn daar openlijk belijden.
Een vraag blijft voor mij of Dekker die prijs ook had ontvangen als de resultaten van zijn onderzoek haaks hadden gestaan op het huidige paradigma: de algemeen aanvaarde aanpak van wetenschappelijk onderzoek. Je ziet vaak dat onderzoeksresultaten alleen als wetenschap erkend en aanvaard worden, wanneer ze passen binnen dat aanvaarde paradigma. De problemen ontstaan wanneer dat niet het geval is. Zo zijn kwalitatief hoogwaardige artikelen door wetenschappelijke tijdschriften als Nature en Science geweigerd omdat ze onderzoeksresultaten bevatten die niet pasten in het paradigma van de evolutie. Daaruit blijkt overigens ten volle dat ook de wetenschapsbeoefening van niet-christenen allerminst neutraal is.

Zouden de reformatorische scholen meer aandacht moeten besteden aan toerusting van aankomende studenten voor de confrontatie met andersdenkenden?
„Daar wordt momenteel al heel veel aandacht aan besteed. Met name het nieuwe vak ANW biedt vele en goede mogelijkheden. Ik ben wat dat betreft zeker niet negatief gestemd. Het is mijn verlangen dat deze lessen ertoe mogen bijdragen dat toekomstige academici uit onze kring de wetenschap leren zien in het licht van Gods Woord. Met die motivatie ben ik ook aan mijn boek begonnen. Ik heb het biddend geschreven.

Volgende keer: dr. Bart Jan Spruyt en drs. Ton van der Schans.


En daar was licht
Tientallen jaren doceerde dr. P.C. Oele scheikunde aan de reformatorische scholengemeenschap Guido de Brès in Rotterdam. Met name in de bovenbouw van het vwo probeerde hij niet alleen de technische kant van het vak over te dragen, maar plaatste hij het ook tegen de achtergrond van religie en filosofie. Toegespitst op de vraag hoe een christen de bevindingen van de natuurwetenschap heeft te beoordelen.
Om het door de jaren samengestelde lesmateriaal voor langere tijd vruchtbaar te maken, werkte Oele het uit tot een lijvig boekwerk. Het eerste deel biedt een beknopte beschrijving van de geschiedenis van natuurkunde, scheikunde en sterrenkunde, en de invloed die religie en filosofie daarop hebben gehad. In het tweede deel wordt uiteengezet wat (natuur)wetenschap is, hoe men daarin te werk gaat en op welke wijze verkregen resultaten beoordeeld moeten worden. Het laatste deel gaat in op de confrontatie tussen scheppingsgeloof en evolutionisme.
Kernboodschap van het boek is dat objectieve wetenschapsbeoefening niet bestaat, en dat de boodschap van Gods Woord gezaghebbend is op alle levensterreinen. De probleemstelling en theorievorming worden altijd beïnvloed door de wereld- en levensbeschouwing van de wetenschapper. Met waardering citeert de auteur prof. dr. C. Dekker, hoogleraar moleculaire biofysica aan de TU Delft. „Ik wil wetenschap bedrijven vanuit een theïstisch perspectief en me niet laten dwingen in het keurslijf van het materialistisch-atheïstisch wereldbeeld. God is sinds de Verlichting in de wetenschap taboe verklaard, je moet je daarin beperken tot fysische parameters. Met zijn boek wijst Oele een uitnemender weg.

N.a.v. En daar was licht - inleiding in de wereld van geloof en wetenschap door dr. P.C. Oele; uitg. De Groot Goudriaan, Kampen, 468 blz., prijs ca. € 24.90;


Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 februari 2004

Terdege | 116 Pagina's

De blijvende les van Pascal

Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 februari 2004

Terdege | 116 Pagina's