Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HERVORMINGSDAG-31 OKTOBER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HERVORMINGSDAG-31 OKTOBER

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

De 3 le oktober is altijd weer een dag die ons noopt om erbij stil te staan en te gedenken de grote daden des Heeren die Hij eenmaal wrocht aan het einde van de donkere Middeleeuwen. Dik was de duisternis die toen alom heerste; de Godsdienst was ontaard in een grof bijgeloof en in plaats van het Woord Gods voerden allerlei menselijke instellingen heerschappij over het volk. In plaats van de rechtvaardiging des zondaars voor God alleen door het geloof werd gesteld de leer dat de mens door de werken gerechtvaardigd wordt, terwijl de leer van de aflaten tot gruwelijke zedenverbastering aanleiding gaf.

Paus Leo X en de aflaat

Reeds paus Urbanus II [paus vanaf 1088 tot 1099 na Chr.; red.] had deze aflaten ingevoerd. Allen die naar het beloofde land trokken om daar tegen de ongelovigen te strijden, werd vergeving van zonden beloofd. Ten tijde van de Hervorming zat sedert 1513 paus Leo X op de stoel te Rome. Leo X was uit het adellijk geslacht van de Medici, hetgeen in zijn neigingen en karaktertrekken ook tot uiting kwam. Hij was fijnbeschaafd in zijn vormen, maar hoogst zinnelijk; zijn hof had hij tot het schitterendste van wellicht heel Europa gemaakt. In zijn paleis werd alle praal en pracht gevonden die maar uit te denken was, terwijl geen Godsdienstig geloof hem ergens in belemmerde. De Godsdienst van het Christendom noemde hij de 'grote fabel', uit de oude tijd afkomstig, waarmede hij zich

moest inlaten, omdat hij er zijn machtige zetel aan dankte en daarom noemde hij de 'fabel van Christus' winstgevend. Dat sprak een paus uit die zich de 'stedehouder van Christus' durfde noemen! Door zijn geldverkwisting raakte de schatkist uitgeput en daar hij tevens de opbouw van de Pieterskerk te Rome wilde voortzetten, schreef hij een aflaat uit waarbij hij ieder die zijn onderneming met geld zou ondersteunen, daarvoor vergeving van de zonden aanbood. Deze aflaat, in 1517 uitgeschreven, zou van bijzondere kracht zijn en zich over de ganse Christenheid uitstrekken. De aflaat zou niet slechts gelden voor de levenden, maar zou ook voor de afgestorvenen in het vagevuur tot verlossing dienen!

Aflaathandelaar Tetzel

De keurvorst en de aartsbisschop van Mainz en Maagdenburg ontvingen de last om deze handel ook in Duitsland te laten drijven en dezen droegen de uitvoering hiervan op aan den Dominicanermonnik Tetzel [de orde van de Dominicanen in de roomse kerk had tot doel de bestrijding van de ketterijen door de prediking, de wetenschap en de inquisitie; red.]. Deze Tetzel was vroeger inquisiteur geweest, had reeds eerder aflaten verkocht en was dus voor dit doel een man van ondervinding. Hij was iemand met een verdacht verleden; vroeger was hij om een afschuwelijk misdrijf veroordeeld [door keizer Maximiliaan; red.] om, in een zak genaaid, verdronken te worden, maar aan [een] machtige voorspraak [aan keurvorst Frederik van Saksen; red.] had hij te danken dat dit vonnis niet ten uitvoer werd gebracht. Tetzel begon het Duitse rijk door te trekken, voorzien van een groot roodgevoerd kruis met het wapen van de paus erop.

Wanneer zijn stoet, bestaande uit muilezels met zakken vol aflaatbrieven, een stad naderde, werd de inwoners aangekondigd dat de 'genade van God en van de heilige Vader' voor hun poorten was verschenen. Monniken en nonnen sloten zich bij de optocht aan en in de kerk werd het rode kruis tegenover het hoogaltaar [hoofdaltaar; red.] geplaatst, terwijl een ijzeren kist ernaast bestemd was voor het geld. Dan begon Tetzel, als dominicaner gekleed, van de kansel de onschatbare waarde van de aflaten aan te tonen, waarbij hij zijn toespraak eindigde met: 'Haast u, komt en koopt, eer de kooptijd voorbij is; wanneer dit opgeheven kruis wordt tenedergelegd, is de tijd verstreken; dan sluit zich de hemelpoort; en dan zoudt gij, te laat, beginnen aan te kloppen en uw dwaasheid te betreuren dat gij verzuimd hebt uzelven te voorzien van die zegeningen, welke dan niet meer onder uw bereik zijn'! Zo sprak deze monnik, vervalsende het Woord Gods dat ons toeroept: komt, koopt en eet (...) zonder geld en zonder prijs [Jes. 55:1b]. Maar van dit Woord bleef het volk onkundig, het lag in de voor leken ontoegankelijke bibliotheken verborgen, geschreven als het ook was in de Latijnse taal.

Zelfs voor de zonden die nog bedreven moesten worden, reikte hij aflaten uit. De aan de paus betaalde vergiffenis verzoende zo volkomen met God dat er verder geen boete meer nodig was, en wat de overledenen betreft die in het vagevuur waren, van hen werd gezegd: 'Sobald das geld im kasten klingt, die seele in den himmel springt' (Zodra het geld in 't kistje klinkt, het zieltje in den hemel springt)! Geen wonder dat het volk op deze wijze aan de gruwelijkste zonden zich overgaf. Zo bijvoorbeeld kostte een aflaat voor moord acht, voor veelwijverij zes, voor kerkroof en meineed negen, voor toverij twee ducaten!

De aflaathandel door Luther scherp veroordeeld

In die tijd trad Luther, de monnik uit Wittenberg, op. Hoewel hij met romes kerk nog niet gebroken had (...), [veroordeelde] hij de aflaathandel in zijn predikaties en in de biechtstoel scherp (...), erop wijzende dat alleen voor die zonden een aflaat kon gegeven worden welke oprecht en met berouw waren beleden. Hij richtte zich zelfs tot een drietal bisschoppen, die van Mainz, Meissen en Lebus, maar men gaf hem een ontwijkend antwoord. Niemand durfde zich verzetten tegenover de duizenden monniken die Tetzel volgden. Totdat Tetzel ook naar Wittenberg kwam om in de stad van Luther zijn godslasterlijke praktijken voort te zetten. Duizenden stroomden naar Tetzel toe en zelfs waren er die zich op de aflaat van Tetzel beriepen, toen Luther hun geen absolutie [vergiffenis van zonden; red.] geven kon na de biecht. Woedend was Tetzel op de man die het gewaagd had zich minachtend uit te laten over de pauselijke aflaat. Een vuur werd op het marktplein ontstoken om aan te tonen wat gedaan moest worden met de man die dit 'heilig werk' dorst te belemmeren. De paus, zo zeide hij, had hem de macht verleend om alle ketters van dien aard te doen verbranden. Maar Luther, die steeds nog meende dat de paus en de bisschop van Mainz van de ongerechtigheden bij deze aflaathandel onkundig waren, zweeg niet. Hij wees het volk erop dat God van de zondaar geen voldoening eiste, daar Chris-

tus voor de zonden voldaan heeft en God de vergeving schenkt 'om niet', terwijl de kerk alleen vergeven kon de overtredingen tegen haarzelf begaan, maar niet die tegen God. Maar romes kerk was het meer eens met Tetzel dan met Luther.

De stoot tot de Hervorming

Zo brak de eenendertigste oktober aan. Op 1 november, allerheiligendag, zouden de relikwieën aan het volk door de priesters worden vertoond en ganse scharen stroomden naar Wittenberg om, zoals men meende, in het geloof te worden gesterkt en om de aflaat te verdienen, aan het bezoeken van de kerk verbonden. Het was dus overvol in Wittenberg aan de vooravond van deze roomse feestdag. Geen geschikter gelegenheid had Luther dus kunnen te baat nemen om zijn plan ten uitvoer te brengen. Gewapend met zijn 95 stellingen bewoog hij zich door de menigte en richtte zijn schreden naar de slotkerk van Wittenberg, waar hij de 95 stellingen aan de kerkdeur bevestigde met het aanbod om de volgende dag in een openbaar debat deze stellingen te verdedigen. Deze daad was de stoot tot de gezegende Kerkhervorming. In veertien dagen tijd waren de stellingen door heel Duitsland verspreid en niemand vertoonde zich de volgende dag om Luthers stellingen te weerleggen. Onder die stellingen luidde de 21e: 'De aflaatpredikers dwalen, die beweren dat de mens door de aflaat van de paus van alle straf verlost en zalig wordt'. De 32e: 'Allen die menen door aflaatbrieven zeker te zijn van hun zaligheid, mogen met hun leermeesters ter helle varen'! Zoals uit de andere stellingen bleek, [verwierp] Luther toen (...) het pausdom, het vagevuur en de verdiensten van de heiligen (...) nog niet. De daad van Luther werd dan ook niet door allen afgekeurd. Tal van monniken die in vasten en gebeden en zelfkastijding vrede zochten, waren het met Luther eens. Maar groter was het aantal hunner die meer behagen schepten in een vadzig en weelderig leven en die woedend waren over Luthers daad. Het werk van de Hervorming ging evenwel voort!

[Na veel strijd en langdurig zoeken van vrede voor zijn ziel in het doen van goede werken, tot zelfs het bekruipen op zijn blote knieën van de Pilatustrap te Rome toe, ging door Gods Geest gewerkt het Licht in de ziel van Luther op], toen het woord: de rechtvaardige zal uit het geloof leven [Rom. 1:17b] aan zijn ziel werd toegepast* } . Van [toen] af werd de vrije genade Gods zonder verdienste der werken, maar alleen door het geloof in Christus, door hem gepredikt en werd Luther in Gods hand gebruikt om de Reformatie van de kerk in te luiden.

Ten besluite

Aan deze dingen denken wij op de 31e oktober. Hoe onuitsprekelijk groot is de weldaad hiermede ons door God gegeven. Wat zou er van ons geworden zijn, indien de Hervorming nog niet ware uitgebroken? Indien de tijden der Middeleeuwen met zijn werken der duisternis niet waren opgevolgd door andere waarin Gods Woord als een licht op de kandelaar werd geplaatst? Hoe moest daarom ook deze dag ons niet brengen tot ware dankerkentenis voor Hem Die de Reformatie wrocht, ook in ons land. Maar ook verootmoediging en schuldbelijdenis, waar Nederland zover is afgeweken en Gods daden is vergeten. Een geslacht is weer opgestaan dat van de zuivere leer naar Gods Woord door onze vaderen gepredikt, is afgeweken. Dat enerzijds gelijk de atheïsten alle Godsbestaan ontkent, dat anderzijds gelijk de modernen Christus aanrandt in Zijn Zoonschap of ook naar remonstrantse en ethische trant zich wendt tot Pelagius. Maar het droevigst is nog dat zovelen die zich Gereformeerd noemen, de verschillen met rome niet zo groot achten dat deswege ook in rome de zaligheid zou te vinden zijn. Die het zeggen durven dat het slechts de kerkmuren zijn die ons scheiden en die menen, gelijk Bavinck [senator voor de AR, die leefde van 1854-1921; red.] aangaande Schaepman [prominent rooms staatsman in Nederland, die leefde van 1844-1903; red.] eens opmerkte, elkander in de hemel te zullen wederzien.

Die in de politiek met rome samengaan, menende dat daarmee de revolutie zou tegen te houden zijn. Met rome dat een heel ander Evangelie brengt dan de kerk der Reformatie. Hoe zou men dan met rome tegen de revolutie kunnen stellen het Evangelie, het volle woord Gods?

Die rome hielpen [hetgeen de antirevolutionairen deden; red.] om naar de paus een gezant te zenden; naar de paus die de Bijbelgenootschappen een pest noemt, die alle ketters zoals Luther, Calvijn en anderen vervloekt en wiens stoel [ook] dronken is geworden van het bloed der heiligen, welke om des geloofs wil werden uitgerekt, geradbraakt, gegeseld, geworgd, levend begraven, verdronken of verbrand (...)!

Ja, wat is er [nog] overgebleven van hetgeen de Reformatie ons bracht? Gewis, er is alle reden tot diepe vernedering voor den Heere, opdat Hij ons niet overgeve in de handen van onze vijanden. Mocht dit de vrucht zijn van de herdenking van deze dag, opdat het Hem behagen moge met Zijn Geest reformerend te werken in onze harten. Dan eerst zal het werk der Hervorming de rechte betekenis voor ons krijgen, wanneer ook wij leren kennen datgene wat de diepste drijfveer was van onze vaderen in hun strijd tegen rome: de genade Gods om niet!

Bron: 'De Banier', 30 oktober 1929

*) In deze alinea staan in de oorspronkelijke tekst wat feitelijke onjuistheden. Volgens de schrijver zou Luther niet vóór, maar pas na 31 oktober 1517 op zijn blote knieën de Pilatustrap te Rome beklomen hebben en ook toen pas door de woorden: de rechtvaardige zal door het geloof leven tot het Licht gekomen zijn, maar hierin heeft de schrijver zich vergist. De redactie heeft derhalve de vrijheid genomen om dit artikel hier op enkele punten te corrigeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 2001

In het spoor | 40 Pagina's

HERVORMINGSDAG-31 OKTOBER

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 2001

In het spoor | 40 Pagina's