Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De schoolstrijd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De schoolstrijd

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(4.)

De eerste Chr. Scholen.

Zoals we zagen in ons vorige artikel, werd er meestal wel authorisatie verleend voor het oprichten van een bijzondere school, wanneer de aanvraag uitging van „het Nut" of van een diaconie, voor het oprichten van een armenschool.

In het jaar 1841 was zo, dank zij de ijver van Ds S. van Velzen, pred. bij de Afgescheidenen, te Amsterdam een diaconieschool geopend. Door op deze school ook kinderen toa te laten van niet-armlastigen, was dit in feite de eerste vrije Chr. school. Hoewel het natuui'liik een grote dwaasheid was, dat alleen de mogelijkheid opengelaten was om aan de kinderen der armen Chr. onderwijs te geven, was de toelating van andere kinderen eigenlijk een wetsovertreding, die oogluikend toegelaten werd.

De eerste plaats waar het gelukte om na veel teleurstellingen authorisatie te verkrijgen voor een gewone bijzondere school, dus geen diakonie-school, was Nijmegen, waar de actie stond onder leiding van Mr v. d. Brugghen. Deze school werd in 1844 geopend. Daar men in Nijmegen uit vele plaatsen van het land aanvragen kreeg om inlichtingen over de te volgen gedragslijn bij het oprichten van nieuwe scholen, werd al snoedig ongericht het „Nijmeegs Schoolblad", waarvan Mr v. d. Brugghen de redacteur was.

Langzamerhand kwamen er nu enkele scholen bij, maar de authoriteiten werkten tegen, zoveel ze konden. In 1846 volgde een school te Den Bosch. In 1849 werd een school geopend in den Haag. waarvoor men maar liefst 6 jaar om authorisatie had gebedeld. In Zwolle duurde dit. nroces 8 jaar (van 1843 tot 1851) en in Goes van 1850 tot 1853.

Uit deze opgegeven jaartallen blijkt overduidelijk de kennelijke onwil der authoriteiten om toestemming t.o geven. Het openbare onderwijs was immers goed? Wat wilden die dwepers toch?

De grondwet van 1848.

Des te ergerlijker w? s deze tegenwerking omdat de grondwet sedert 1848 de vrijheid van Onderwijs toestond. In dat jaar was namelijk onder drang van de gebeurtenissen in het buitenland plotseling een grondwetswijziging gekomen in zeer liberale geest. Met betrekking tot het onderwijs werd daarin bepaald, dat het geven van onderwijs vrij was, behoudens het toezicht van de Overheid en een onderzoek naar de

bekwaamheid en de zedelijkheid van de onderwijzers. Dit nieuwe artikel van de grondwet maakte het nu ook nodig, dat er een nieuwe onderwijswet kwam. Want nog steeds was de onderwijswet van 1806 van kracht, welke wet authorisatie voorschreef, terwijl de grondwet nu vrijheid waarborgde. Blijkbaar was de grondwetgever onder de drang van de gebeurtenissen wat al te vrijgevig geweest; want de nieuwe onderwijswet heeft niet minder dan 11 jaar op zich laten wachten. Als er in de volksvertegenwoordiging naar gevraagd werd, werden de vragers met een kluitje in het riet gestuurd.

Men mocht nu tenminste verwachten, dat de wet van 1806, wat betrof de authorisatiebepaling, toegepast werd in de geest van de nieuwe grondwet. Het tegendeel was waar: let slechts op bovengenoemde jaartallen! De gemeentebesturen bleven hen, die om principiële redenen een bijzondere school aanvroegen, tyranniseren, ondanks een ministrieële aanschrijving.

In de jaren tussen 1848 (toen de nieuwe grondwet dus vrijheid waarborgde) en 1857 (toen de nieuwe L.O.wet kwam) zijn er in het gehele land slechts 20 Lagere scholen bijgekomen.

De wet van 1857

In 1857 kwam dan de nieuwe L.O.-wet. En de verwachtingen van de vrienden van het Chr. onderwijs waren wel bijzonder hoog gespannen! Geen wonder, want de nieuwe minister van onderwijs was niemand minder dan Mr van der Brugghen uit Nijmegen, hierboven genoemd.

Vóór Mr v. d. Brugghen met ziin wetsontwerp in de Kamer kwam had hij er met Groen van Prinsterer over gesproken. Die beiden leken het eens te zijn en v. d. Brugghen rekende in de Kamer op de steun van Groen en Groen rekende op een onderwijswet in zijn geest.

Ze hebben elkaar echter verkeerd begrepen. Wat zijn toen die beiden teleurgesteld en — wat zijn al de voorstanders van het Chr. Onderwijs teleurgesteld door de wet van v. d. Brugghen. Het was een liberale wet — gegeven door een anti-revolutionnair!

In 1854 nog had v. d, Brugghen geschreven, dat de uitdrukking „Christelijke deugden" in de wet van 1806 wartaal was, wanneer men deze verbond aan godsdienstloos onderwijs.

Maar als minister handhaafde en verdedigde van der Brugghen deze uitdrukking, die door Groen bestempeld werd als „onzedelijk woordenspel", ja „heiligschennis". Thans verdedigde v. d. Brugghen de neutrale staatsschool, die volgens hem daarom toch wel Christelijk kon zijn in de ware zin des woords. De zaak van hot Christendom en van het Evangelie was er een van dc Kerk en niet van de Staat. Hij aanvaardde dus de neutrale staat. Ziin wet stond het wel toe om godsdienstonderwijs te geven op de openbare school, doch buiten de schooluren. De authorisatie-aanvrage verviel natuurlijk (dat moest wel krachtens de nieuwe grondwet) en v. d. B. heeft in zijn wet de mogelijkheid willen opnemen om subsidie te geven aan de bijzondere school, welke school hij het kanaal achtte voor de Christelijke opvoeding.

De wet werd aangenomen, echter zonder laatstgenoemde subsidiebepaling, daarvoor zorgden de Conservatieven en Liberalen; twee loten van de oude revolutiestam, wel felle tegenstanders van elkaar, maar veelal één in de bestrijding van het Christelijk onderwijs.

Uit protest tegen deze wet nam Groen zijn ontslag als lid van de Tweede Kamer en aan v. d. B., met wien hij jaren had samengewerkt, kende hij de vriendennaam niet meer toe.

Toch had dit „betreurenswaardig misverstand" een goede zijde. De Schoolstrijd bij het Gereformeerde volksdeel kon er zuiverder door belijnd worden. Was samenwerking met Ethischen, zoals Beets en v. d. Brugghen wel mogelijk en gewenst?

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1949

Daniel | 8 Pagina's

De schoolstrijd

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1949

Daniel | 8 Pagina's