Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christinnereis is voor jong en oud

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christinnereis is voor jong en oud

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door de kaart te raadplegen, werden de reizigers van te voren gewezen op de gevaarlijke plaatsen om die in acht te nemen, daar de vijand alles in het werk stelde hen ten val te brengen. „Hoe nodig is het,” dachten zij, „het andere pelgrims op ’t hart te binden die kaart mee te nemen als geschenk van de Heere, en telkens te raadplegen.”

Zo trokken zij met de grootste voorzichtigheid steeds voort over de Betoverde Grond zonder bedwelmd te worden tot slapens toe. Kwamen met die opmerkzaamheid aan een ander prieel, dat aan de grote weg was geplaatst om reizigers daarin te lokken. In dat prieel nu zagen zij twee mannen. Zorgeloos en Overmoedig genaamd. Zij hadden tot hiertoe de reis volbracht, maar daar zij vermoeid waren, hadden zij zich hier neergevlijd om uit te rusten, en waren in een vaste slaap geraakt. Toen de pelgrims hen daar zagen, bleven zij staan en schudden het hoofd, ziende in welk een treurige toestand die twee zich bevonden.

Terstond overlegden zij wat zij doen zouden, of zij verder door zouden gaan en hen laten slapen, of dat zij naar hen toe zouden gaan en hen trachten wakker te maken. Zij besloten echter naar hen toe te gaan en hen te wekken, d.w.z. als zij konden, maar met de nodige voorzichtigheid ten einde niet zelf in de verzoeking te komen om op deze plaats rust te nemen.

hen bij hun namen, (de gids scheen hen te kennen,) hun bij hun namen, (de gids scheen hen te kennen,) maar er kwam geen geluid noch antwoord. Nu nam de gids hen bij de schouders en schudde hen, maar hij kon ze niet wakker krijgen. De één zeide als in een droom: „Ik zal u betalen als ik geld heb!” De ander zeide: „Ik zal vechten zolang ik mijn zwaard nog kan vasthouden.” Hierop begon één van de kinderen te lachen.

Blijkbaar wordt door deze marmen de ware rust niet gesmaakt. De kreten van uit hun onderbewustzijn getuigen van angst. Als de één zijn toevlucht heeft genomen tot zijn onmacht en de ander tot zijn sterkte, dan komt dat op uit vijandschap tegen de Heere. In het eerste is vijandschap tegen vrije genade, en m het tweede tegen de onvoorwaardelijke onderwerpmg aan de Heere. De innerlijke behoefte aan vrije genade tot verzoening door voldoening, wordt gezocht door aUe oprechte pelgrims, daar zij leren buigen voor de majesteit van Gods recht, uit liefde tot Hem. Maar dat schijnt hier gemist te worden, daar zij naar de mens gesproken, ondergaan in de slaap der zorgeloosheid.

Nu vroeg Christinne: „Wat betekent dit?” „Zij spreken in hun slaap,” sprak Stoutmoedig,” en of gij hen nu door schudden of duwen zoudt willen doen ontwaken, zij zullen op geen andere wijze antwoorden. Het is met hen gesteld als met zorgelozen, van wie in oude dagen getuigd is: „Gij zult zijn gelijk één die in het hart der zee slaapt, en gelijk één die in het opperste van het want sluimert. Men heeft mij geslagen, zult gij zeggen, en ik ben niet ziek geweest; men heeft mij gebeukt, en ik zal liet niet gevoeld; wanneer ik zal opwaken, zal ik hem nog meer zoeken. (Jij weet, wanneer mensen in hun slaap spreken, zeggen zij wel iets, maar hun woorden zijn noch ue taal der reue, noch die van net gezond veistand. Hun woorden zijn even onsamennangend als het leven van een pelgrim overeenstemt met liet nederhggea aan deze piaats. Dus het gevaarlijke voor aiien, die onnadenkend de reis aanvaarden en van de twintig, die zo zorgeloos zijn, vaart er uauwehjks een beter oij dan deze nier. Want deze Betoverde Urond is een der laatste middelen, die de vijand van de pcigruns bezit, en daarom vindt gij dit uier, waar’ de weg bijua ten einde is, opdat hij er te meer voordeel van trekken zou. Want, zo overlegt de vijand bij zien zeü, wanneer zullen die dwazen meer geneigd zijn om te rusten dan als zij de tocüt bijna ten emde nebben gewacht. Daarom hgt deze .betoverde Urond zo dient bij Beulah en naDij net euide van de reis. En zo moeten de pelgrims goed toezien, opdat net hun met ga als dezen en zij aan t emde van de weg m zulk een vaste slaap geraken, dat memand hen kan wakker krijgen. riier rs gesproken van reizigers naar liet berooide land, die vanuit de slaat der ellende met waren gekomen tot de staat der genade. De innerlijke ge-lootsgemeenseliap met Christus werd door nen met gezoem, En nu ontmoeten wij hen in een diepe slaap van zorgelooslieid. Hun spreken is geUjk aan de spraak van degenen die zich bevinden m een kennelijke staat van dronkenschap, en vandaar dan ook die wartaal. Zulke mensen zijn klaar voor de eeuwigneid, doen met aan zeiibeproevrng, weten met wat net is te luisteren naar dit woord: „Zo schik u, o Israël, om uw God te ontmoeten.” En zie zij gaan onder m de slaap der zorgeloosheid.

Met de gedachte dat zij zouden ontwaken in de eeuwige Heerlijkheid, zijn zij wakker geworden in de buitenste duisternis, .ben mens kan m zijn godsdienstige verbeelding geheel versteend zijn, zodat de ernstige vermaningen geen vat meer op hem hebben.

De ware pelgrims begonnen hier te beven van ontroering, want de levenden beseiien het wat het inhoudt te menen in te gaan en niet te kunnen, eeuwig de heerhjkneid des Heeren te zullen derven. Um toch maar met te vallen in de slaap van die verschrikkelijke zorgeloosheid, wensten zij door te gaan en smeekten de gids licht te ontsteken, opdat er tenminste enig schijnsel mocht vallen op hun pad. Hij stak dus een hcht op en dit hielp hen aamnerkehjk, ofschoon de duisternis zeer groot was. Maar het profetisch woord dat zeer vast is, brak door de duisternis heen om veilig voort te trekken. Doch de kinderen begonnen vanwege de bedwelmende dampen zeer uitgeput te worden en nepen tot Hem, Die de Vriend der pelgrims is, om hun weg wat gemakkelijker te maken. En toen ze een eind weegs verder waren, stak er een krachtige wind op, die de mist verdreef, zodat de lucht begon op te klaren. Zo waren de Betoverde Gronden nog wel niet ten emde, doch zij konden nu eikander en de weg beter onderscheiden.

Toen ze er eindelijk bijna over waren, werd hun oor getroffen door een geluid, dat plechtig klonk als van iemand, die bidt. Zij gingen op dat geluid af en nu zagen zij een man, die op de grond geknield lag, en met opgeheven handen en ten hemel geslagen ogen, ernstig scheen te smeken tot de Heere. Zij kwamen dichterbij, maar konden niet verstaan wat hij zeide, en nu bleven zij eerbiedig staan tot hij geëindigd had met smeken. Nauwelijks had hij met bidden opgehouden of hij stond op en begon met spoed te lopen in de richting van de Hemelstad. Maar nu riep Stoutmoedig hem toe: „Hé daar vriend, gun ons uw gezelschap, want gij gaat zeker evenals wij naar de Hemelstad.” Daarop bleef de man staan, en wachtte tot zij bij hem waren. Niet zodra had Eerlijk de man gezien of hij zeide: „Ik ken hem.” Toen zei Verdediger der Waarheid: „Wel, wie is het dan?” „Het is iemand,” hernam hij, „die uit dezelfde streek als ik afkomstig is. Zijn naam is Standvastig, en hij moet een uitnemende pelgrim zijn!„

Zodra zij elkaar nabij gekomen waren, zei Standvastig tot de oude Eerlijk: „Zo, vader Eerlijk, zijt gij daar?” „Welzeker,” klonk het antwoord, „evengoed als gij zelf hier zijt.” „Hoezeer verheug ik mij,’ sprak Standvastig, „dat ik u op deze weg mag ontmoeten.” „En hoe zeer verblijd ik mij, dat ik u op uw knieën heb mogen zien,” hernam de ander, Toen bloosde Standvastig en zeide: „Wat, hebt gij mij gezien?”

„Ja, ik zag u,” zei de ander, „en mijn hart heeft er zich over verheugd.” „Wat dacht gij dan wel?” vroeg Standvastig. „Wat ik dacht,” zei Eerlijk. „Wat zou ik anders denken, dan dat wij een eerlijk man op onze weg gevonden hadden en spoedig zijn gezelschap zouden genieten!”

’t Is groot elkander te mogen ontmoeten aan de troon der genade in het smeken om ontferming. In de grond der zaak zijn wij allen even arm en hulpbehoevend. Een ellendig en arm volk heeft de Heere zich doen overblijven en die zullen op Zijn naam betrouwen.

Nijkerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1971

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De Christinnereis is voor jong en oud

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1971

Bewaar het pand | 4 Pagina's