Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Preeklezen als liefdedienst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Preeklezen als liefdedienst

L. Drooger: "Je probeert preken uit te zoeken die ook de jeugd kan begrijpen"

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Honderden preken hebben ze al gelezen. L. Drooger (81) is ruim 46 jaar ouderling in de kleine Gereformeerde Gemeente in Stad aan t Haringvliet. J. de Bruine (82) staat een halve eeuw in het ambt, waarvan veertig jaar in de Gereformeerde Gemeente in Nederland te Bruinisse. H.P. Arens (42) leest in de Oud Gereformeerde Gemeente van Amersfoort elke zondag een preek, en het waren er ook wel eens twee. Waarop letten ouderlingen als ze een leespreek uitkiezen? En hoe lang duurt die zoektocht?

De eerste preek die ouderling Drooger las, was veel te lang. „Veel grote bladzijden, vol kleine letters. k Had natuurlijk geen enkele ervaring, dus van tevoren had ik het niet in de gaten. Gelukkig was er maar één persoon die er later iets van zei. Als een preek zo lang is, word je gespannen, je gaat vlugger lezen en daardoor heeft de gemeente moeite om het te verwerken. Van zulke ervaringen leer je wel.
Drooger las die eerste preek op zijn 35e verjaardag, 24 maart 1957. Toen de gemeente hem tot ouderling verkoos, bedankte hij aanvankelijk. De tweede keer kon hij er niet meer onderuit. Het aantal ouderlingen was inmiddels geslonken van drie naar twee en dat is sindsdien zo gebleven. Dat betekent: elke zondag lezen, beurtelings s morgens en s avonds, tenzij een predikant of student een of twee diensten voorgaat.
Een lijdenspredikatie over Joh. 18:2832 van ds. A.P.A. du Cloux was de eerste preek die Drooger voorlas. Tijdens de avonddiensten namen zijn medeouderling J. Maliepaard en hij in die begintijd de catechismusverklaring van ds. G.H. Kersten ter hand. Later wilde Maliepaard graag de catechismus van ds. J. Beukelman lezen. „In de biebeldruk (oude druk). Drooger durfde het niet aan. „Ik kan wel oude druk lezen, maar de vaardigheid om het vlot voor te lezen, had ik niet. Dus Maliepaard las het ene jaar de oneven zondagen uit Beukelman en ik de even zondagen uit Smijtegelt, en het volgende jaar las hij de even en ik de oneven zondagen, zodat de gemeente toch beide verklaringen helemaal te horen kreeg.

Hulp van buiten
De gemeente van Stad aan t Haringvliet dateert uit de negentiende eeuw. Groot is ze nooit geweest. s Zondags zijn er een kleine veertig luisteraars. Slechts een paar keer per jaar komt er een predikant of een student. „Voor grotere gemeenten is het vaak gemakkelijker om daarin te voorzien, en voor ons moet het financieel ook haalbaar zijn.
Toen ouderling Maliepaard niet meer kon voorgaan, zocht hij een eenvoudige leespreek uit voor een van de diakenen, die hem vervolgens s zondags voorlas. Drooger verzorgde in die tijd in beide diensten het openbare gebed. Later, toen Maliepaards opvolger W.P. Jelier plotseling was overleden, kreeg Drooger hulp van ouderlingen uit Middelharnis, die één dienst per zondag kwamen leiden.
De 81jarige Drooger is inmiddels het oudste gemeentelid. Van de 46 jaar dat hij in het ambt staat, heeft hij 43 jaar gecatechiseerd. In 2000 is hij ermee gestopt. Het preeklezen kan hij nog doen, hoewel hij soms last heeft van evenwichtsstoornissen. „Ik hoef de kerk niet in stand te houden; daar zorgt de Heere Zelf voor. Maar zolang als het nog gaat, heb ik geen vrijmoedigheid om ermee te stoppen.

Veel Hoogerland
Het register van gehouden en gelezen preken dat Drooger sinds 1957 bijhoudt, laat zien dat het aantal leespreken van oudvaders geleidelijk afnam. „Je probeert preken uit te zoeken die ook de jeugd kan begrijpen. Misschien vonden ze de oudvaders vroeger ook wel moeilijk, maar toen waren de jongeren niet zo vrij dat ze dat ook hardop zeiden.
De ene preek gaat dieper dan de andere, maar je kijkt toch of erin verklaard wordt hoe God Zijn genade uitwerkt in zondaarsharten. Je moet in een kleine gemeente overigens nog voorzichtiger zijn dan in een grote, zodat de mensen niet denken: O, daar bedoelt hij mij mee.
De ouderlingen van Stad lezen nogal eens series, zoals van de predikanten Heikoop, Hoogerland, Van der Poel en Verhoef. „We hebben hier veel van ds. A. Hoogerland gelezen. Die preken zijn zo eenvoudig, zo gunnend voor de jeugd, zo bevindelijk. Ik kijk tijdens het lezen de gemeente niet in, want dan ben ik van slag. Maar toch merk je onder zulke preken dat er goed geluisterd wordt.
Drooger begint kort na de zondag de volgende preek al op te zoeken. „Dat is iets heel persoonlijks. Soms lees ik er wel drie voordat ik een keus gemaakt heb. Het is wel gebeurd dat ik er geen licht in had, zodat mn vrouw zei: Jongen, je zult nog eens op de knieën moeten.
„Bij jou is het wel eens erg moeilijk, vindt mevrouw Drooger. „De preek moet volgens jou in geen jaren hier gelezen zijn. Maar na vier, vijf jaar weten de mensen dat echt niet meer.
„Soms was ik er s zaterdagsavonds nog mee aan t worstelen, zegt de Flakkeese ouderling. „Dat kan niet meer sinds we psalmborden hebben aangeschaft. Nu bellen ze s zaterdags al bijtijds, dus dan moet ik een keus gemaakt hebben. Dat geeft wel wat meer rust, zeker op mijn leeftijd. Het kan wel gebeuren dat je een preek hebt uitgezocht en dat er in de gemeente of in het land iets gebeurt waardoor je nog weer tot een andere keus komt. Maar het is in al die jaren maar één keer gebeurd dat ik een preek niet van tevoren gelezen had.

Emotie
Problemen zijn er in de lange geschiedenis van de kleine gemeente heel weinig geweest. „In kleine –overigens soms ook in grote– kerkenraden loop je het gevaar dat één ouderling heerser wordt. k Geloof te mogen zeggen dat we daarvan in Stad nooit veel last gehad hebben. We zijn altijd gemoedelijk met elkaar omgegaan. k Heb ook maar één keer meegemaakt dat iemand in de gemeente wat kritiek had, ook op het preeklezen. Als je dan moet voorgaan, zijn het niet de slechtste tijden, want dan heb je de Heere nodig. Het lag toen wel eens teerder dan later.
Een ouderling leest niet alleen voor de gemeente, maar ook voor zichzelf. „k Heb wel eens staan lezen terwijl mn eigen hart eronder verklaard werd. Ik ben nogal eens emotioneel, maar het zijn de slechtste diensten niet als je volschiet. Je moet natuurlijk wel verstaanbaar blijven, maar het is groot als het in de gemeente nog eens beslag mag leggen.
Soms heb je opening tijdens de voorbereiding en dan zegt het je niets meer als je s zondags staat te lezen. Maar het kan ook gebeuren dat het in de week zo ongevoelig ligt. Dan ga je koud naar de kansel. Maar als de preek jezelf dan eens een ogenblik gaat aanspreken, dan mag het soms zo meevallen.
De meeste preken kiest Drooger uit zijn eigen uitgebreide boekenverzameling. „In de kerk hebben we er ook wel wat staan, waaronder alle jaargangen van Uit den Schat des Woords. Slechts enkele uitgevers geven nog regelmatig prekenboeken uit. „Vooral voor de feestdagen is het wel eens moeilijk nieuwe preken te vinden.
De ouderling uit Stad aan t Haringvliet maakt de naam van een predikant bewust pas aan het eind van de dienst bekend. „Er zijn gemeenten waar dat vóór de preek gebeurt, maar dan gaan mensen bevooroordeeld luisteren. Vroeger noemden we hier de naam helemaal niet. Er was een vrouw die niet zo op de preken van ds. G. van Reenen gesteld was. Op een keer had ze zó mogen luisteren onder een preek. Later hoorde ze dat hij van ds. Van Reenen was; toen moest ze beschaamd zwijgen.

Trapkerkje
De gemeente van Stad heeft nooit een predikant gehad. De Oud Gereformeerde Gemeente in Nederland te Amersfoort had er drie, maar het is al 98 jaar geleden dat de laatste het preken moest opgeven. Sindsdien schaart de gemeente zich onder de leesdiensten. Slechts eens in de twee of drie jaar komt er een predikant een zondag naar het sfeervolle trapkerkje in de Muurhuizen, gebouwd op de eeuwenoude stadswallen. De gemeente telt ruim honderd zielen.
Elke zondagmorgen staat ouderling H.P. Arens op de kansel in het 129 jaar oude bedehuis. De andere ouderling leest s avonds de catechismuspreken. Tot twee jaar geleden werd er vanachter de katheder gelezen, zoals dat in Oud Gereformeerde Gemeenten vaker gebeurt. „Op de preekstoel ben je wat vrijer en tijdens het zingen kun je je wat meer ontspannen, dus het bevalt me goed. Maar voor de oudere mensen was het wel even wennen.
Arens was net 20 toen hij, in 1981, koster werd. In 1994 volgde de bevestiging tot diaken. Sinds 1998 is hij ouderling; enkele jaren was hij zelfs de enige. In december 1995 las hij zijn eerste preek, over Zondag 40. „Dat vergeet ik nooit meer. Van tevoren één brok zenuwen, tijdens het lezen viel het geleidelijk van me af.
In het gebouw achter zijn huis bij Leusden bevindt zich naast een kantoor ook een sfeervolle bibliotheekzaal. Uit zijn ruim 60 meter boeken koos Arens de bijna 600 preken die hij inmiddels las. „Je hebt er genoeg, maar toch is het elke keer weer een zoektocht. Die begint s zondags al direct na het middageten. Ik streef ernaar s maandagsavonds een preek te hebben. Er moet iets vallen, iets trekken. Soms denk je al bij de eerste preek: Ja, dit is hem. Andere keren gaan er dertig, veertig door je handen. Ik heb ook weleens een aantal boeken apart gelegd, maar dat werkt bij mij niet. Wat me de ene week aanspreekt, zegt me soms de volgende week weinig meer. Soms heb je tijdens de voorbereiding wat aan een preek, terwijl s zondags op de kansel de kracht zover weg is, dat je denkt: Waarom heb ik deze eigenlijk genomen? Maar het kan ook gebeuren dat tijdens het voorlezen de deur onverwachts openbreekt. Ik kan me gelukkig goed beheersen, want het is vervelend als je te emotioneel wordt.

Evenwicht
„k Lees nooit twee keer achter elkaar iets van dezelfde predikant. Ik zoek ook naar evenwicht. Als ik de ene keer een geschiedenis lees, pak ik de volgende zondag een tekst die wat meer op het geestelijke vlak ligt. Ik houd van de scherp afsnijdende preken van ds. Dorsman, J.W. Kersten, Shephard en Hooker. Maar als ik van hen iets gelezen heb, kies ik de volgende keer bewust voor een preek van bij voorbeeld ds. Van Reenen of Smijtegelt. Soms lees ik Philpot, maar die spreekt de onbekeerden zelden aan, dus de volgende keer kies je dan een Ryle, Edwards of Whitefield. Ik ben een liefhebber van de puriteinen, prakticaal en appellerend, maar als ik zon preek lees, kies ik de volgende keer een wat meer beschouwende preek. Misschien maak ik het zo wel erg moeilijk voor mezelf. Andere ambtsdragers zeggen wel eens tegen me: Wat maak je je toch druk? De Heere heeft maar één woord nodig. Maar wij zijn verantwoordelijk. Te gemakkelijk roept men: Niet door kracht, noch door geweld. Hàdden we maar meer heilig vuur!
Ik kan het nu eenmaal niet half doen. Dat geldt ook voor de voorbereiding. Als ik een preek gevonden heb, lees ik hem vier, vijf keer door. Je bent er de hele week mee bezig, s avonds, maar ook overdag, tussen de bedrijven door. Ik breng allerlei veranderingen aan. Ik begrijp best dat mensen daar beducht voor zijn. Zelf heb ik er wel vrijmoedigheid voor. Eerst schreef ik er met potlood van alles tussen. Nu zet ik er alleen symbooltjes naast, zodat ik weet: Hier moet ik improviseren. Ik vervang verouderde begrippen, om ergernis te voorkomen. Als Smijtegelt spreekt over een herberg, maak ik daar geen café of disco van, want die waren er toen nog niet. Ik noem het dan een plaats der ijdelheid. Paard en koets vervang ik niet door een auto, want dat kan niet bij een oudvader, maar ik maak ervan: het verkeer. Je moet mensen met beelden uit hun eigen tijd aanspreken; dat gebeurde bij de uitstorting van de Heilige Geest ook.
Zinnen die niet goed lopen, pas ik aan, of ik voeg er ter plekke verhelderende bijzinnen tussen. Er kan over God en de satan gesproken worden, waarna de volgende zin met hij begint. Wie is dan die hij? Een predikant kan met zijn vinger naar boven wijzen. Als ouderling doe ik dat maar niet. Dus vervang ik hij door degene die bedoeld wordt.
Ook inhoudelijk verander ik de preken. Maar k laat de essentie overeind; het wordt geen preek van Arens. Ik kijk de gemeente niet in, want de volgende stap is het maken van gebaren, en voor je het weet, ga je zelf verder en vergeet je in je boek te kijken.
Arens vist een boekje uit de kast. „Hieruit heb ik eens drie korte preekjes van Costerus aaneengesmeed, maar dat was een intensieve klus.

Datheen
De gemeente in de Muurhuizen zingt uit de berijming van Datheen. „Dat betekent dat je soms andere versjes bij de preek moet zoeken dan die erboven staan, want die komen uit de nieuwe rijm en de inhoud daarvan verschilt soms sterk van de oude berijming. In de preek laat ik de aangehaalde versjes uit 1773 meestal staan, want die kennen onze leden ook wel. Maar als een preek begint met We hebben zojuist gezongen..., dan klopt het al niet meer, dus daarop moet je bedacht zijn.
Binnen de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland geldt het dringende advies om alleen preken van vóór 1900 te lezen. Uit de lijst die Arens om de paar jaar aan de kerkvisitatoren voorlegt, blijkt dat hij zich daar niet bijzonder goed aan houdt. „Ik lees alleen preken van overleden predikanten, maar dat kunnen ook 20e-eeuwers zijn: ds. L. Gebraad, ds. G. van de Breevaart, ds. F. Bakker en predikanten uit de Gereformeerde Gemeenten. Ik zoek graag onbekende preken van onbekende predikers op. Ds. J. Schotel was er een keer bij; daar had niemand die ik achteraf sprak ooit van gehoord. Van tijd tot tijd lees ik bewust een preek in oude druk voor, om het bij te houden. Maar dat is soms wel zweten.
De Amersfoortse ouderling ervaart het preeklezen altijd als heel intensief. „Aan het eind van de dienst ben ik helemaal op; dan voel ik me leeggezogen. Drie jaar lang las ik twee keer op een zondag. s Avonds was ik gewoon ziek. Je gaat niet alleen de preekstoel op: de duivel gaat mee en kan je met allerhande dingen lastig vallen. Hij fluistert je in dat de mensen niet luisteren, dat je oor kriebelt, dat je neus verstopt zit en zo kan er zich van alles afspelen.
Als ouderling denken we overigens al gauw dat het van ons lezen afhangt. Hoe langer je echter ambtsdrager bent, hoe lager het afloopt. Je schiet zoveel te kort in de bewogenheid met de zielen die aan je zijn toevertrouwd. Zonder die bewogenheid worden we gewichtig en hoogmoedig. Ambtelijk werk is dienen; dienen in de kracht van de grote Ambtsdrager. Een gebed dat me nogal aansprak luidt:
O Heere, kom toch in Uw kerk weer
En sla de troon des satans neer.
O, almachtige en wonderdoende Koning,
Maak bij ons toch weer eens woning.

In het begin denk je nog wel eens: Dit is een mooie preek, en die zal ik toch eens met zóveel bezieling brengen, dat het vast wel wat nalaat. Maar je komt er in je eigen beleving steeds meer buiten te staan: het is de Geest Die met het Woord doet wat Hem behaagt. Hij geeft de vrucht, en dat is niet alleen voor de hoorders nodig, maar ook voor jezelf. En dat mag wel eens gebeuren ook.

Watersnood
Oogklachten, gevolgd door een staaroperatie, maakten vorig jaar een eind aan het preeklezen van ouderling J. de Bruine in de Gereformeerde Gemeente in Nederland van Bruinisse. Hij heeft het 39 jaar mogen doen.
De Bruine staat ongeveer een halve eeuw in het ambt. Rond 1948 (het precieze jaartal is niet meer te achterhalen, doordat de notulen tijdens de watersnood tenonder gingen) werd hij diaken in de Oud Gereformeerde Gemeente in Nederland te Oosterland. „Ik ging op huisbezoek met ouderling J. Stouten. Daar had ik grote achting voor. Begin 1953 was hij periodiek aftredend. Op de avond van de ledenvergadering woedde er een natte sneeuwstorm. Er kwam maar een klein koppeltje mannen op en daar zaten net degenen bij die Stouten niet moesten. Daardoor werd hij eruitgestemd. Dat greep me zo aan, dat ik zei: Jullie tasten God in Zijn eer aan, want deze man heeft zichzelf niet in het ambt gezet. Het zal te bezien zijn of we zondag wel kerk hebben. En de eerstvolgende zondag hadden we geen kerk: vanwege de watersnood zaten we thuis, op zolder.
Rond zijn achttiende jaar was De Bruine met het ambt werkzaam gemaakt: „Hetzij dat zij het horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen, want zij zijn een wederspannig huis... (Ezechiël 2:5) „Ik kreeg in die tijd catechisatie van oefenaar C. van de Gruiter, die toen op Bruinisse stond. Hij is er toen op gewezen dat ik in het ambt moest komen. Toen hij in 1939 terugging naar Oostburg, kwam hij ook op Oosterland afscheid preken. Voor de dienst kwam Van de Gruiter naar me toe. Waar loop jij mee? vroeg hij. Toen heb ik hem alles verteld. Op het gezelschap na de dienst vroeg hij me een psalmvers op te geven. Ik heb geen versje, zei ik. Toen gaf hij een vers voor mij op: Heer, ai, maak mij Uwe wegen door Uw Woord en Geest bekend...

Een leeg schip
„Ik weet hoe ik in het ambt gekomen ben, maar soms zie je zo je eigen tekort en nalatigheid, zegt de ouderling uit Bru. „De innerlijke bestrijdingen zijn zo hoog opgelopen, dat ik het diakenambt heb neergelegd. In het najaar van 1962 konden we een mooi huis in Zijpe krijgen, dus toen zijn we in Bruinisse gaan kerken, in de Gereformeerde Gemeente in Nederland, waaruit mn vrouw afkomstig was. In 1963 werd ik tot ouderling gekozen. Dat heb ik toen toch aangenomen, omdat ik wist hoe het ambt me opgebonden was.
Maar toen moest ik voor het eerst preeklezen. Dat had ik in Oosterland nooit gedaan. Het was alsof ik naar het schavot moest. De oude ouderling A. Verwijs merkte wel dat ik in de put zat. Toen we de kerk in gingen, gaf hij me een duwtje richting de preekstoel en zei: Een leeg schip wordt niet aangevallen, hoor. En ik heb het die eerste keer zo gemakkelijk mogen doen! Sommige mensen weten zich dat nòg te herinneren.
De gemeente in Bruinisse telt zon 650 leden en doopleden. De Bruine heeft ook in veel kleinere gemeenten gelezen: in Zierikzee (waar Bruinisse sinds 1982 een afdeling heeft), enkele keren in Melissant, toen de ouderling daar ziek was, en veertien jaar lang las hij beurtelings met andere Zeeuwse ouderlingen in Kruiningen, waar de enige ouderling getroffen was door de ziekte van Parkinson. „Op een keer lag David Hage, ouderling in SintAnnaland, ziek in Kruiningen. Dus ik moest er op bezoek, maar dat zag ik zo tegenop, want ik beschouwde hem als een grote in het Koninkrijk Gods. Toen ik bij Hage kwam, hoorde ik dat hij s morgens had gezegd: Degene die hier vandaag komt lezen, komt vanavond bij me kijken. Dat was een ogenblik tot bemoediging voor me. Dan is het ouderlingschap toch geen werk dat je zelf gezocht hebt en dat je in eigen kracht hoeft te doen.

Kwartier te lang
Ook in Bruinisse nam het lezen van de oudvaders af. Wel wordt om de paar jaar een oude catechismusverklaring gekozen. De Bruine las preken „van Smijtegelt, van Du Cloux, van Floortje (oefenaar Wulfert Floor) en veel van Lamain. Ook van ds. Ligtenberg sr. las ik graag preken, want daarin worden de gangen van het genadeleven helder verklaard. En van ds. M. Heikoop heb ik alles gelezen wat er verschenen is. Soms was ik s zondagsavonds al aan het zoeken voor de volgende zondag. Je wordt wel eens kennelijk naar een preek geleid, maar andere keren zit je met een tafel vol boeken zonder iets te kunnen vinden. Je bent zo afhankelijk van de zalving en bediening van Gods Geest. Soms nam ik een preek zonder er veel licht in te hebben, maar dan viel het soms nog mee. k Heb een keer duidelijk een overbuiging gekregen naar een preek van Smijtegelt over 1 Petrus 1:4. Waartoe en voor wie, dat weet je niet, maar de Heere doet met het Woord wat Hem behaagt. En je mag er zelf ook wel eens bij vallen.
Alle preken las ik van tevoren een paar keer over. Ouderling Verwijs adviseerde me: Twee keer voor jezelf lezen, en de derde keer hardop. Dus ik heb heel lang de preken thuis eerst een keer voor mn vrouw voorgelezen voordat ik het in de gemeente deed.
k Las eens een preek van Th. Clarisse over de Kolossensen. Dat was zon zuivere verklaring, maar de preek was een kwartier te lang. Daar had niet iedereen zin in: toen de anderhalf uur om waren, stonden er een paar mensen op en gingen weg. Maar het lag toen zo gemakkelijk voor mezelf, dat ik het kon verdragen. Je merkte onder het lezen soms dat er in de gemeente nog Aärons en Hurs waren. Wat is het groot als er onder het lezen eens liefde geschonken wordt. En de liefde zoekt zichzelf niet. Dat is zo nodig in het ambtelijke werk!

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 augustus 2003

Terdege | 88 Pagina's

Preeklezen als liefdedienst

Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 augustus 2003

Terdege | 88 Pagina's