Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Praktijken op andere J.V.'s

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Praktijken op andere J.V.'s

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eén van de motieven, waarom we er huiverig van zyn om het contact met andere J.V.'s'op te nemen is, omdat daar dikwijls dingen gebeuren en praktijken heersen, waarvan we moeten zeggen: We hopen, dat het onder ons nooit zover zal komen!

Nu is mij gevraagd, een artikeltje te schrijven over: Praktijken op andere-J.V.'s. Dit zou dan moeten dienen als een baken in zee; als een aanwijzing hoe het bij ons niet behoort te zijn of te worden.

Eerlijk gezegd voel ik daar weinig voor. Tenminste niet in de zin, waarin men de titel van dit artikeltje bij eerste lezing zou opvatten. Een opsomming van: hier doen ze dit verkeerd; daar kan dat niet door de beugel; elders is het verenigingsleven op die manier geworden enz. Dit zou mij niet moeilijk vallen. Ik behoefde slechts een bloemlezing te geven uit de vele verslagen, die tot mijn beschikking staan.

Toch doe ik dat niet, om tweeërlei reden.

In de eerste plaats omdat ik niet de indruk wil vestigen, of het bij ons nu alles „blinkend goud" is, terwijl er bij anderen niet veel van deugt. Hoewel ik een stille hoop heb, dat er over het algemeen in ons verenigingsleven nog geen verkeerde praktijken zijn ingeslopen. In ieder geval worden deze niet door het H.B. goedgekeurd.

In de tweede plaats wil ik niet terecht komen in de onverkwikkelijke vraagrubriek van: Mag dit? Is dat wel geoorloofd? enz. Laten we toch goed zien, dat 'al die vragen opkomen uit een geheel verkeerde grond. Het doet ons denken aan de oudste zoon uit de gelijkenis, die er over klaagde dat zijn vader hem nog nooit enige vrolijkheid had bezorgd, ondanks zijn trouwe dienst. Lees dat stukje nog maar eens over: „Godsdienst zonder vrolijkheid" in nr. 10 van de eerste jaargang. Van nature zoeken we allen, dus ook onze jongelingen, naar vrolijkheid buiten of naast de godsdienst, niet kennende de vreugde die er gelegen is in de dienst des Heeren, zie Psalm 4 vers 8.

Helaas moeten we zeggen, dat waar over het alge-/ meen de ware vreze des Heeren weinig gevonden wordt, dit ook zo is onder de jongens die onze J.V.'s bezoeken. En als die samenkomen om. met elkander Gods Woord en de Belijdenisgeschriften te onderzoeken, dan doen ze op zichzelf een geoorloofd werk, ja een geboden werk. De Heere Jezus beval dit de Farizeeën, zie Joh. 5 : 39. Maar het is niet hetzelfde hoe we dit doen.

Doen we het om in kennis boven anderen uit te blinken? Om er door geëerd te worden in de Gemeente?

worden met gebed. Om daarvoor een beetje in de stemming te komen zingt men dan een couplet van het zgn. Bondslied (een Psalm zou zeker een te schrille overgang hebben) en werkelijk, men durft het dan aan om te gaan danken.

Ik hoorde eens iemand „van ons", die een jaarvergadering van dit genre had bijgewoond deze opmerking maken: Het was wel mooi en aardig ... maar de ds. had maar niet met dankgebed moeten sluiten.

Aan de ene kant: gelukkig als nog opgemerkt wordt, hoe deze dingen niet samen te voegen zijn: 't Is Christus en Belial! Aan de andere zijde: droevig, als onze mensen dergelijke vergaderingen bezoeken en het toch nog wel mooi vinden. Ga toch niet uit om „de dochteren des lands te bezien." Daarom ook geen afvaardiging naar zulke vergaderingen!

Hier ligt in de eerste plaats een taak voor onze besturen en met name voor de voorzitters om te waken voor een goede gang van zaken. Zijn zij zich steeds bewust van hun verantwoordelijkheid? Maar ook zou het ons tot blijdschap stemmen, als onze kerkeraden zich veel met de J.V.'s bemoeiden.

Laatst vertelde mij een ouderling uit één onzer gemeenten, hoe hem de nood van de jeugd op het hart gebonden werd. Hij was altijd tegen een J.V. geweest. Maar nu nam hij zijn mede-ouderling, met wie hij op huisbezoek zou gaan, mee naar de vergadering die juist die avond gehouden werd. Het werd door de jongens zeer op prijs gesteld en ook hijzelf had er geen spijt van. Zie, dat stemt hoopvol. Laten onze vergaderingen toch zo zijn, dat wij er het Volk des Heeren verwachten kunnen, zonder dat deze zich over de gang van zaken moeten bedroeven; maar integendeel, ze mochten vrijmoedigheid ontvangen om ook dat eenvoudige werk op te dragen aan de troon der genade. De a.mbtsdrager bovengenoemd deed dat de eerstvolgende Zondag in het midden der Gemeente.

Vrienden, beseffen we toch de kortstondigheid van het leven en het gewicht van de eeuwigheid. Laat dit temeer ons dringen, nu we horen dat er ook van onze "jongens reeds gevallen zijn in Indië. Jullie zijn nog hier, mógen nog opgaan naar Gods huis, mogen nog naar de Catechisatie, mogen nog samen Gods Woord onderzoeken op de vereniging. Die weldaden zijn groot. Bedenkt dat God er eenmaal rekenschap van zal afeisen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 maart 1948

Daniel | 8 Pagina's

Praktijken op andere J.V.'s

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 maart 1948

Daniel | 8 Pagina's