Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste jongelui!

Na het verschijnen van ons laatste artikel begint de herinnering aan de ontmoetingsdag van „Vrienden van Bewaar het Pand”, te Zw’olle, weer wat te verbleken. Degenen, die niet hebben kunnen komen op deze dag, hebben uitvoerig kennis kunnen nemen van hetgeen gezegd is. Daar zo ongeveer alles breedvoerig is verslagen in ons blad. Uit de reakties, die we hier en daar mochten vernemen, is wel gebleken, dat dit zeer tot genoegen van de lezers is geweest. Velen konden niet komen, vanwege de verre afstand of werk wat men doen moest, en nu heeft men dan toch alles zo ongeveer mee kunnen maken, wat er die dag is verhandeld. Alleen de goede sfeer, die er heerste, die is moeilijk op papier weer te geven. Die moet je eigenlijk proeven. En degenen die deze sfeer geproefd hebben, die zeiden als uit één mond: Dat smaakt naar meer. Laat ik de zodanigen gerust stellen. Want de commissie van redaktie van Bewaar het Pand, heeft besloten om in het voorjaar, in april 1972, weer zulk een dag te houden. En dan maar weer in het zuiden van het land, om het in de nazomer nog eens te doen in het noorden van het land. Al is het dan niet in het uiterste noorden, maar dan toch wel op een zodanige plaats, dat degenen, die in het noorden wonen, toch kunnen komen.

Deze dagen zijn nuttig om elkander vast te houden en meer aan elkander verbonden te worden, rondom de waarheid, die naar de Godzaligheid is. Daar moeten ook jonge vrienden en vriendinnen van doordongen worden. Gelukkig mogen we veel jonge mensen ontmoeten, die als het over de „praktische-bevindelijke waarheid” gaat, nog luisteren willen. De waarheid, toegespitst op het hart, spreekt altijd nog aan. Omdat, ook al wil men er openlijk niet voor uit komen, het geweten toch zegt, dat het de waarheid is.

Dat is het grote tekort in heel veel gevallen, waar de waarheid nog verkondigd wordt. Men vertelt dan nog wel ware dingen, maar het blijft allemaal op een afstand. Men wordt persoonlijk met de waarheid niet meer gekonfronteerd. Het wordt niet genoeg op het hart gebonden. Dat is de oorzaak, middellij kerwijs natuurlijk, dat de waarheid zo weinig kracht doet. Ik schrijf „middellijkerwijs”, want uiteindelijk kan niet één prediker de waarheid, hoe zuiver hij deze ook brengt, en met hoeveel ernst hij deze ook voordraagt, de toepassing daarvan geven in het hart. Dat kan de Heere alleen door Zijn Heilige Geest. Jongens en meisjes, vraagt daar toch, voor alle dingen, veel om. Want de bediening van de Heilige Geest is zo nodig. Als we die missen, dan kan het gebeuren, dat we onder een zuivere verkondiging mogen verkeren en dat we daar genoeg aan hebben. We gaan dan met „onze kerk” op stap en met „onze dominee”, terwijl men vergeet, dat het ene nodige steeds gemist wordt. En dat is het feit, dat de mens wederom geboren moet worden. Dit feit zal bij een ieder plaats moeten hebben. Want tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het koninkrijk Gods niet zien, laat staan ingaan. Hij blijft dan voor eeuwig buiten. Alleen door wedergeboorte worden we waarlijk burgers van het koninkrijk Gods.

Een ieder mag zich dus wel af vragen: Ben ik wedergeboren? Een vraag overigens, die zich gemakkelijker laat stellen, dan dat deze door jonge mensen te beantwoorden is. Ik geloof dat verschillenden van jullie daar wel mee zitten, n.l. met de vraag: Waaraan kun je nu weten of je wedergeboren bent of niet? Ik hoop dat dit bij jullie allemaal een hartevraag is. Dan is dit er een bewijs van, dat de zaak je belangstelling heeft. En dat is ze echt wel waard. Want ons eeuwig wél of ons eeuwig wee is er mee gemoeid. Dat wil met andere woorden zeggen: Als ik wedergeboren ben, dan ga ik voor eeuwig verloren. Het onderscheid tussen deze twee eind-bestemmingen is zo ontzaggelijk groot, dat dit nooit met woorden is uit te drukken.

En toch moeten jullie daar maar eens over proberen na te denken. Daar wordt in deze oppervlakkige tijd wat al te vlug overheen geleefd. Want laten we eerlijk zijn: Wie denkt er in deze tijd nog aan God, aan de dood, aan de eeuwigheid. O zeker, gelukkig zijn er nog die dat doen, maar die worden door hun omgeving, dan al heel gauw bekeken, als mensen waar wat aan mankeert. Het is dan met him verstand niet in orde. Want een normaal mens, alzo is de algemene gedachte, maakt zich over deze dingen geen zorgen. En zeker een jong mens niet. Waarom zou hij ook? Men is jong en gezond en men heeft het goed, en dan over zulke „zware” dingen te gaan lopen prakizeren, daar zou je wat van krijgen. Men blijft dan liever gezond! Laat een ander tobben. En laten wij eten en drinken en vrolijk zijn..... Dan heb je tenminste nog wat aan je jonge leven. Dat is toch al zo gauw voorbij en dan is het later nog tijd genoeg om, zo nodig, er aan te denken. Maar men denkt en hoopt dat het nooit nodig zal zijn. Daarbij komt nog, zo redeneert men verder, als je naar de kerk gaat, één keer op een zondag, want twee keer, dan krijg je te veel van het goede, dan behoef je toch geen zorgen te hebben? Dan leef je toch netjes. Je bent tenslotte toch ook weer niet zo slecht als degenen, die nooit in de kerk komen en hun leven slijten in kroegen en bioscopen en andere plaatsen van openbaar zondig vermaak. Je doet uiteindelijk, zij het dan op jouw manier, je best. En dan komt het best terecht. Zo nauw zal God het heus niet nemen. Daarbij komt nog, dat de Heere Jezus voor de zondaren gestorven is. En dat moet je geloven, zegt de dominee. En de juffrouw op school heeft het ook gezegd. En de meester zei het ook al. Wat hebben we tenslotte nog meer getuigen van node? Als het dan nog niet in orde iSj dan weet ik het niet meer. Ach ja, natuurlijk, je hebt altijd mensen, waar het nooit goed is, die hebben altijd wat te kritizeren. Dat zijn van die zwartkijkers, die moet je maar een beetje uit de buurt blijven. Nee, ik maak mij geen zorgen.

Zo zijn er helaas velen, die „zorgeloos” door het leven gaan omtrent hun eeuwige staat. Men houdt zich op de been met een klein beetje godsdienst en neemt met hart en ziel deel aan het dienen van de wereld. De één is dan een dolle vriend of vriendin van de sport. Dat is goed voor je lichaam, daar wordt je gezondheid door bevordert. De ander gaat er naar kijken. Dat geeft een goede ontspanning. En dat is weer gezond voor je geest. Dat de sporters ten aanzien van de supporters half of bijna helemaal naakt ten tonele verschijnen, wat dan weer een bron vormt voor velen van allerhande kwaad — een mens is maar een mens — (David kwam door het zien van een zich badende vrouw tot een diepe val) daar is men helemaal niet op bedacht. Of misschien ook wel. Want er zit toch echt voor het vlees wel iets aantrekkelijks in, om vanwege lichamelijke schoonheid een „aangebedene” te zijn.

Laat een ieder die dit leest bedenken dat er niet voor niets in de bijbel staat: „Laat ons, als in de dag, eerlijk wandelen, niet in dronkenschappen, niet in slaapkameren en ontuchtigheden, niet in twist en nijdigheid: maar doet aan de Heere Jezus Christus, en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden”. Rom. 13 : 13, 14.

Een derde zoekt zijn vermaak op straat. Hij slentert overal heen. Men stapt dan tenslotte een kroeg binnen. Heel stoer. Men durft echt wel. Toen ik daar bij een zekere gelegenheid tot jonge mensen eens iets van zei, toen kreeg ik ten antwoord: Je mag toch wel een biertje drinken, dominee? Daar zit toch geen kwaad in? Nu, dat er in dat „biertje” kwaad zit, dat geloof ik ook direkt niet. Ik ben geen geheelonthouder, al zie ik het nut van deze vereniging wel in, gelet op al het kwaad wat er uit een „biertje drinken enz.” voort komt. In de eerste plaats deugt de gelegenheid al niet, die men om dat „biertje te drinken” bezoekt. Want daar let men over het algemeen niet zo erg op z’n woorden. Daar wordt gevloekt. Daar wordt een hoop herrie geschopt. Daar staat een grammofoon keihard te spelen, kortom, men kan daar van alles vinden, waardoor men met ziel en lichaam naar het verderf gevoerd wordt.

Als deze dingen overbodig waren, zou ik er niet over hebben geschreven. Maar omdat ik weet dat dit in de beste kringen voor komt, daarom acht ik mij geroepen, om onze jonge vrienden en vriendinnen te waarschuwen, voor al datgene wat we hebben genoemd en voor nog veel meer wat niet is genoemd, maar wat wel op hetzelfde vlak ligt.

Wie in deze dingen zijn vermaak nog zoekt, moet weten dat hij nog niet wederom geboren is. Hij is nog een vriend der wereld. En wie een vriend der wereld is, die wordt een vijand van God genaamd. En dat kan aan het eind niet goed uitkomen. Want God als een vijand te moeten ontmoeten, dat betekent: Voor eeuwig verloren! Dat de schrik des Heeren jullie mocht bewegen tot geloof. Een volgende keer verder. Mijn ruimte is weer gevuld.

Jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 november 1971

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 november 1971

Bewaar het pand | 4 Pagina's