Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hongeren en dorsten naar de gerechtigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hongeren en dorsten naar de gerechtigheid

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

2.

Mattheüs 5 : 6. Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.

Het hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, die uit God is door het geloof, dat is Góds werk. Dat is een van de vruchten des Geestes. Daarom is ons eerste punt ook: een wonderlijk hongeren en dorsten. Het is niet uit de mens. Het is uit God, Die wonderen werkt. Een wonder van genade is het, als wij nog eens mogen ontmoeten een mens, hongerend en dorstend naar de gerechtigheid.

De gerechtigheid is dus verkrijgbaar. Het hongeren en dorsten er naar is echter geen vrucht van eigen akker. Het is een van de schone, rijpe vruchten des Geestes. O, bid dan ootmoedig om die Heilige Geest. Bid: Ontwaak, Noordenwind! en kom, Gij Zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien." (Hooglied 4 : 16).

En nu wordt het de vraag, die misschien leeft in uw ziel: hoe krijg ik er kennis aan? Op welke wijze wordt dat hongeren en dorsten opgewekt?

Het ware hongeren en dorsten wordt opgewekt' in de middellijke weg, nl. doordat de Geest door middel van het Woord het oog van de zondaar opent voor vier zaken.

Vooreerst ontvangt gij een gezicht voor de majesteit en heiligheid van God en van Zijn heilige Wet.

Vervolgens leidt de Geest onder de prediking, bij het lezen, bij de overdenking, onder het gebed in in de toestand van uw eigen hart.

Ten derde wordt het oog geopend voor het vruchteloze van al de pogingen, die nu in het werk worden gesteld. Wij gaan immers aan het werk, wij willen onze eigen gerechtigheid oprichten. De Heilige Geest laat u zien, dat gij er zo niet komt, dat dit is een echte Sisyphus-arbeid. Als Sisyphus dacht het rotsblok op de berg gebracht te hebben, dan rolde het pijlsnel weer naar beneden. Ja, zó krijgt gij te bezien al uw pogingen, om het zelf te doen.

En ten vierde verheerlijkt de Geest door het Woord voor uw zielsoog de borgtochtelijke gerechtigheid van Christus. De Zoon heeft het Zelf van de Geest gezegd: Die zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen" (Joh. 16:14). O, wat is dat een openbaring voor een schuldig, verloren zondaar. Welk een blijdschap temidden van diepe droefheid!

Bij een iegelijk nu, die zo een oog heeft gekregen voor het recht Gods, voor eigen ongerechtigheid, voor het vruchteloze van werk-gerechtigheid, voor de volkomen gerechtigheid van de Borg, Jezus Christus, wordt daardoor opgewekt het hongeren en dorsten naar de gerechtigheid.

Zulk een gevoelt zijn ledigheid, zijn gebrek, zijn schuld. Met de verloren zoon roept hij uit: ik verga van honger, ik heb gezondigd." Zo leert gij er over treuren voor de Heere, aldus klagend: O God, Gij zijt mijn God! Ik zoek U in de dageraad; mijn ziel dorst naar U, mijn vlees verlangt naar U, in een land, dor en mat, zonder water" (Ps. 63:2).

Nu ziet gij, dat alleen de gerechtigheid des geloofs, de gerechtigheid aangebracht door Jezus Christus, kan zijn de spijze en drank, waardoor uw ziel gespijsd en gelaafd wordt ten eeuwigen leven. Er is geen andere mogelijkheid.

En een waarlijk hongerende en dorstende wil ook niet op een andere wijze zalig worden, en ten hemel ingaan. Het is de begeerte van dezulken, om niet in eigen weg, maar in Gods weg naar Kanaan te reizen.

Hongerend en dorstend naar de gerechtigheid weet gij het: het recht Gods kan en mag niet worden gekrenkt. Gij hebt het lief gekregen. En daarom wilt gij met het Sion Gods slechts door recht yerlost worden. Al zoudt gij binnen kunnen komen zonder bruiloftskleed, gij zoudt er niet over durven denken. Gij zoudt er niet naar kunnen verlangen.

Het hongeren en dorsten naar de gerechtigheid is een sterk en vurig begeren. Er wordt ook gesproken van hongeren. En honger is een scherp zwaard. Al weten wij het gelukkig niet ten volle uit eigen ervaring, in de oorlogsjaren hebben wij er wel iets van gevoeld. En dorst, ook dat weten wij maar zeer ten dele, is nog veel erger. Er wordt dan ook gesproken van een brandende dorst. Hongeren en dorsten, het komt uit in de begeerte naar Gods Woord, in het verlangen naar de Zondag en naar de voorhoven des Heeren, naar de prediking van Gods Woord, in het bidden en smeken, in het zoeken en kloppen. Dan is het in waarheid:

't Hijgend hert, de jacht ontkomen. Schreeuwt niet sterker naar 't genot Van de frisse waterstromen, Dan mijn ziel verlangt naar God. Ja, mijn ziel dórst naar de Heer'.

De onbekeerde denkt wel eens: wat een ongelukkig bestaan toch, welk een weinig benijdenswaardige mensen! Neen, daar moet ik niets van hebben!

Zoudt gij gelijk hebben, gij, die zo denkt?

Het schijnt zo te zijn.

Maar, in waarheid hebt gij het geheel mis. Dit zijn zaken, waar gij geen verstand van hebt. Gij oordeelt als een blinde over de kleuren. Is de Heere Jezus niet de Waarheid Zelf? En Hij is het. Die verzekert, zo bemoedigend en zo krachtig:

Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, W& nt zij zullen verzadigd worden.

En onze ziel zegt: „zalig, ja onuitsprekelijk zalig!" Gij hebt de hemel in uw hart. En dat geeft zulk een zalig gevoel van vreugde en vrede. Sterk is de begeerte naar de gerechtigheid, die in Christus Jezus is. Hoe kunt ge dan somtijds met een biddend hart meezingen in de kerk, in de huiselijke kring of ook wel in de eenzaamheid van bos of veld:

De Heer' wou mij wel hard kastijden. Maar stortte mij niet in de dood; Verzachtte vaderlijk mijn lijden. En redde mij uit alle nood. Ontsluit, ontsluit voor mijne schreden De poorten der gerechtigheid; Door deze zal ik binnentreden. En loven 's Heeren majesteit.

Dit is, dit is de poort des Heeren; Daar zal 't rechtvaardig volk door treên Om hunne God ootmoedig t' eren. Voor 't smaken Zijner zaligheên. Ik zal Zijn naam en goedheid prijzen; Gij hebt gehoord, Gij zijt mijn geest Door Uw ontelb're gunstbewijzen Tot hulp en heil en vreugd' geweest.

„Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden." i

Zélig de hongerenden en dorstenden naar de gerechtigheid? Is dat werkelijk waar? Honger is toch zo'n scherp zwaard, en dorst is nog veel ondraaglijker. Hongerenden en dorstenden verkeren in een toestand van pijnlijk gemist, en dan toch zalig?

Zalig de hongerenden en dorstenden naar de gerechtigheid? En — zij moeten zichzelf aanklagen en veroordelen vanwege het verlies van de oorspronkelijke gerechtigheid reeds in het Paradijs bij de val in zonde. En — zij moeten vanwege hun vele ongerechtigheden zelf erkennen, dat God rechtvaardig zou zijn in het verdoemen.

Zalig de hongerenden en dorstenden naar de gerechtigheid? En — zij moeten al naar worstelen tegen hun verdorven aard. En — zij moeten met een Paulus klagen: , Het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet. Want het goede, dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik" (Rom. 7 : 18 en 19). O, welk een zware strijd! Gij kunt er wel eens zo moe van worden.

En dan toch zalig?

Ja, mijn lezer, want de getrouwe en waarachtige Getuige, Jezus Christus, zegt het: Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid.

Als ménsen u zalig spreken, dan moet ge dat maar niet zo direct geloven. Zij zeggen zo veel, waar ze niets van weten. Ach, maak er toch geen grond van, als iemand, die gij hoogacht, u de handen oplegt. Onze bede moet opstijgen tot de Heere: „Zeg Gij tot mijn ziel: Ik ben uw heil." En als wij dan door Hèm zalig worden gesproken, dan is het zo, zelfs al zou de hele wereld en de ganse hellemacht er tegen op komen, zelfs al zou Gods volk het betwijfelen, zelfs al zou uw eigen hart er dikwijls ongerust over zijn.

Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, ja zalig, want zij zullen verzadigd worden. Zij, dat staat in de grondtekst met nadruk voorop, zij zullen, zullen verzadigd worden. Zij en zij alleen, niet de wereldling, want de zwijnendraf der wereld geeft geen verzadiging. Niet de brave en deugdzame, die zich zo verzadigd gevoelt van en in zichzelf, want gij voedt u met as.

Niet de uitwendig vrome, die zo pronkt in zijn vrome mantel, want gij kent niet de ledigheid. Uw ziel walgt van het hemelse Manna. Gij droomt, dat gij hebt gegeten en gedronken, en uw ziel is nog ledig.

Niet de bij ogenblikken ontroerde door het gevoel, want het is bij u zo spoedig weer weg, en het laat niets achter. Het is als een morgenwolk, als een vroegkomende dauw, die, als de zon opgaat, verdwijnt.

Neen, zij, dat wil zeggen, die waarlijk ! hongeren en dorsten, zij, en zij alléén zullen verzadigd worden. Op hen rust het oog des Heeren in gadeloze ontferming. Hongerigen worden met goederen vervuld.

Zij zullen verzadigd worden. Dat is meer dan: zij móéten verzadigd worden. Ook dat moeten is waar. En goed is het reeds, als uw ziel iets gevoelt van het noodzakelijke, van het onmisbare van de gerechtigheid. Ja, dan dringt dat moeten u aan, zodat gij geen rust hebt. O, wat gevoelt gij diep de noodzakelijkheid van het leren kennen van een Borg, van het gespijsd en gelaafd worden ten eeuwigen leven!

Zij zullen verzadigd worden, dat is ook meer dan zij kunnen verzadigd worden. Ook dat, dat kunnen, de mogelijkheid van zalig te worden, van gespijsd en gelaafd te worden, is reeds zulk een troostrijke waarheid. In de weg der ontdekking komt een ziel in het onmogelijke terecht. Het is buiten hope. Bij uzelf alleen zonde en schuld. Bij God de gerechtigheid en de heiligheid, een verterend vuür. Zo wordt het onmogelijk, een omkomen. Maar, o, welk een troost is het dan, als gij een oog ontvangt voor het kunnen, als het mogelijk wordt, als gij van verre Hem krijgt te zien, die is het Brood des levens. Dat dringt op de knieën met smeking en geween. Dan wordt het een roepen om de kruimkens, die vallen van de tafel des Heeren.

Maar, zien is nog geen hebben.

Nu staat echter in onze zaligspreking niet alleen: zij móéten verzadigd worden, en ook niet alleen: zij kunnen verzadigd worden. Dat staat er óók, al is het niet met zoveel letters en woorden. Het staat er in, als gij tussen de regels doorleest. Er staat echter nog veel meer in. Het staat er zo uitdrukkelijk, zo duidelijk, zo muurvast: zij zullen verzadigd worden. O, welk een belofte! Welk een vastheid!

Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Zij zullen, want zij zijn gekenden, die Hij reeds in de stille eeuwigheid verordineerd heeft den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te worden. Dat weten de verordineerden zelf wel niet, het behoort tot de verborgene dingen. Maar, Die Jeruzalem verkiest, weet het wel. Hij vergeet er geen enkele. Geen klauw zal achterblijven. Op Zijn tijd, in de volheid des tijds voor elke ziel, komt Hij gewis: ij zullen verzadigd worden. Ter bekwamer tijd is het dan: En God hoorde hun gekerm, en gedacht aan Zijn verbond, en God zag hen aan, en God kende hen" (Ez. 3 : 24 v.). O, die liefde Gods, zij is een eeuwige liefde!

Zij zullen verzadigd worden. De vastheid van deze belofte ligt ook in het Middelaarswerk van Christus. Hij is voor hen geworden de Hongerende en Dorstende naar de gerechtigheid, zoals wij reeds hoorden. Hij heeft voor hen aan Gods gerechtigheid genoeggedaan. Hij heeft een eeuwige gerechtigheid aangebracht. Hij, de Hongerende en Dorstende naar de gerechtigheid. Hij is verzadigd geworden. De Vader heeft verklaard: an Mijne gerechtigheid* is genoeg gedaan. En de Borg wordt vrij gelaten uit de gevangenis des doods. Hij heeft de gerechtigheid verworven, en is er zo van verzadigd, dat Hij genoeg heeft voor allen, die in Hem geloven. Zij zullen deel hebben aan Zijn gerechtigheid. Rechtvaardigheid Gods in Hèm. „Welke overgeleverd is om onze zonden, opgewekt om onze rechtvaardigmaking" (Rom. 3 : 25). En dus alle hongerenden en dorstenden zullen verzadigd worden.

Zij zullen verzadigd worden ook, omdat er een Voorbidder is aan de rechterhand Gods. Christus is uw Voorspraak „als gij hongert en dorst naar de gerechtigheid. In de vierschaar Gods neemt Hij het voor u op. Als alles tegen u getuigt: satan, de wereld, de Wet, uw eigen hart, als gij moet verstommen en erkennen: ik heb verdiend te worden geworpen in de diepte van de hel, dan neemt Hij uw zaak over, en het is, pleitend op Zijn aangebrachte gerechtigheid, op Zijn dierbaar zoenbloed: „Vader, Ik wil niet, dat deze in het verderf nederdale; Ik heb verzoening voor hem gevonden." En, als deze Advocaat voor u pleit, dan volgt een vrijsprekend vonnis. Gij wordt vrijgesproken van schuld en van straf, en ontvangt recht op het eeuwige leven. En gij komt dit te weten door de Heilige Geest, Die het geloof in uw hart werkt. Hoe zou dan niet in vervulling gaan het: zij zullen verzadigd worden?

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 augustus 1950

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Hongeren en dorsten naar de gerechtigheid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 augustus 1950

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's