Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CHRISTUS VOOR DE HOGE RAAD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CHRISTUS VOOR DE HOGE RAAD

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen verscheurde de hogepriester zijn klederen, zeggende: ij heeft God gelasterd! Wat hebben wij nog getuigen van node? Ziet, nu hebt gij Zijn Godslastering gehoord. Wat dunkt ulieden? En zij, antwoordende, zeiden: ij is des doods schuldig. Matth. 26 : 65 - 66

Daar staan ze dan eindelijk tegenover elkaar, de twee hogepriesters. Het moest er wel van komen, de ontmoeting kon niet langer vermeden worden. Nog maar een dag of acht geleden is de Hoge Raad ook bijeen geweest, toen heeft de voorzitter al gezegd dat het zo niet langer kon. En van dat ogenblik af heeft de Hoge Raad geen middel onbeproefd gelaten om Hem in handen te krijgen. Dat is dan nu vannacht gelukt. En het heeft nog niet veel moeite gekost ook.

De Almachtige heeft Zich als een Machteloze laten binden. En nu staat de Gebondene voor Zijn rechters. Midden in de nacht heeft Kajafas de Hoge Raad bijeengeroepen. Het hoogste rechtscollege in Israël. 72 rechters zullen moeten oordelen over dood of leven van Jezus van Nazareth.

Hier staan ze dan tegenover elkaar: de aardse hogepriester en de hemelse Hogepriester. De laatste uit de stam van Levi en de Enige naar de orde van Melchizedek. Nu gaat het eróp of eronder. In deze nacht zal de beslissing vallen. Wie zal voortaan hogepriester zijn, Kajafas of Jezus?

Wel, in deze nacht zal het hogepriesterschap van Aaron eindigen. Maar Jezus zal Hogepriester zijn tot in eeuwigheid. En Jezus wéét dat, maar Kajafas weet dat nog niet. Hij wordt alleen maar in beslag genomen door die ene vraag: hoe komen wij op de gemakkelijkste manier van deze Nazarener af?

Hij doet zijn uiterste best om een schijn van recht aan het proces te geven. Er zijn getuigen komen opdagen, maar de een zegt dit en de ander dat. Ze hebben alles afgezocht, maar niets gevonden. En Jezus bleef maar zwijgen...

En dan, ten einde raad, dwingt Kajafas de Beklaagde tot spreken. Bent U de Zoon van God of bent U het niet? Nu heeft hij de kern van de zaak geraakt. Want Jezus zal niet sterven op grond van lasterpraatjes, maar op grond van Zijn Zoonschap. En nü kan Hij niet zwijgen: Jawel, precies zoals u zegt, Ik ben de Zoon van God.

Nu is de spanning in de rechtszaal gebroken. Toen verscheurde de hogepriester zijn klederen.

1) geveinsde verontwaardiging

Kajafas is opgestaan. Hoe is het mogelijk? Jezus heeft gezegd dat Hij de Zoon van God is. Wat had Kajafas nu moeten doen? Aan de voeten van Jezus neervallen, smekend om genade. Maar nee, hij staat op, scheurt zijn kleed.

Kleren scheuren is een teken van rouw en droefheid. Wie zijn kleed scheurt wordt verteerd door innerlijke smart. Maar dat mag Kajafas niet doen, dat is hem als hogepriester ten enenmale verboden. Hij staat helemaal in de dienst van God. Hij mag zich niet laten ophouden door de dood, hij moet uitsluitend gericht zijn op het leven. Zelfs als hij op dit ogenblik de boodschap zou krijgen dat één van zijn familieleden overleden was, dan mocht hij nog geen teken van rouw maken.

Maar nü... Nu heeft Jezus gezegd dat Hij de Zoon van God is. Dat Hij straks in heer-, lijkheid zal zitten aan de rechterhand van de Vader en dat Hij zal wederkomen op de wolken des hemels. En nü scheurt Kajafas zijn kleed. Want dat is Godslastering. En dat is erger voor hem dan de dood van één van: zijn familieleden.

U weet toch wel, wil Kajafas zeggen, toen de maarschalk van de koning van Assyrië zulke godslasterlijke taal had gesproken, dat koning Hizkia óók zijn kleren scheurde? Wel, dat doe ik nu ook. Ik kan 1 het niet aanhoren dat een zoon van Israël zó de God van Israël lastert. Mijn hart wordt erdoor verscheurd van droefheid, daarom scheur ik mijn kleed. De eer van God is me méér waard dan mijn kleren...

Ja, hij speelt zijn rol uitstekend, de hogepriester. Hij doet alsof de eer van God hem ter harte gaat. Maar het is een rol, hij speelt toneel. Want hij is helemaal niet verbijsterd, helemaal niet bedroefd. Hij is blij dat ze eindelijk een formele grond hebben gevonden om Jezus ter dood te kunnen: veroordelen. Aan de buitenkant vertoont hij de heiligheid des Heeren. Maar aan de binnenkant wordt hij gedreven door de onheiligheid van de duivel.

Maar we wenden onze blik af van de aardse hogepriester en we kijken naar Hem Die de Hogepriester is tot in eewigheid. Want Kajafas staat daar met gescheurde kleren, maar Hij staat er met een gescheurd hart! Dat is lijden voor Hem, dat de hogepriester zijn kleren scheurt... om Hèm! Want Kajafas is niet zomaar een gewone Israëliet. Hij is de hogepriester, , de eerste en de grootste onder alle ambtsdragers van Israël.

De man met de gouden plaat op zijn voorhoofd: „Heilig voor de Heere". Die het schitterende hemelsblauwe kleed draagt met de granaatappelen en de schelletjes. En op zijn borst de efod met de namen van de twaalf stammen van Israël erin. De man die ieder eerbied inboezemt, want hij is de gezalfde des Heeren. En als waarachtig Mens is Jezus ook opgegroeid met die diepe eerbied in zijn hart voor Israëls hogepriester.

Dat was immers de man die altijd bezig was in die dingen van Zijn Vader? En wat ziet Hij - nu gebeuren? Dat diezelfde hogepriester Hem, de Zoon van God, buiten de kring van het Verbond stoot. Dat de hogepriester over Hem zijn kleren scheurt, alsof hij wil zeggen: U bent een zó onwaardige Israëliet dat ik niet anders kan dan rouw over U bedrijven.

Dat is lijden voor Hem. Hij is gekomen tot het zijne, maar de zijnen hebben Hem niet aangenomen. Hij is de Steen Die door de bouwlieden verachtelijk een plaats is ontzegd. De enige ware Zoon van Israël, buiten Israël gestoten, zogenaamd uit liefde voor God, zogenaamd op grond van de Wet van God.

Kajafas, een mens in zijn godsdienstigheid, die opkomt voor de eer van God en schermt met de wet van God. Maar die niet bukken wil voor de Zoon van God Die gekomen is om de eer van God te redden en de Wet van God te vervullen.

Zien we ons beeld in hem? Of hebben we nooit last gehad van die gedaante van godzaligheid waarmee we onze goddeloosheid camoufleren?

Als de Heere dat goddeloze masker afrukt,

dan scheuren we niet onze kleren, maar ons hart. Want ik was ook in die zaal van Kajafas, ik heb ook meegedaan om Hem te veroordelen.

En dan wordt het zo'n wonder dat Hij daar staat, de Hogepriester naar de orde van Melchizedek, Die volkomen zalig kan maken.

Zie op Hem, . Die het opschrift „Heilig voor de Heere" niet nodig heeft, want aan Hem is alles heilig. Die dat hemelsblauwe kleed niet nodig heeft, want Zijn gewaad is met bloed besprenkeld. Die de efod met de namen van de stammen niet nodig heeft, want Hij draagt alle namen van de zijnen in Zijn hart.

Die geen zonde gekend heeft heeft God zonde voor ons gemaakt...

2) zware beschuldiging

Hoor eens hoe vroom Kajafas is! „Hij heeft God gelasterd, wat hebben we nog getuigen van node? Ziet, nu hebt gij Zijn Godslastering gehoord".

De valse getuigen kunnen nu wel vertrekken. Hij heeft ze niet meer nodig. Hij heeft een beter, een sluitender bewijs vopr de schuld van de Beklaagde. Op grond van Zijn eigen woorden zal hij Hem laten veroordelen wegens Godslastering. Dat is volgens de Wet: Wie de Naam gelasterd zal hebben zal zekerlijk gedood worden. Jezus zal dus worden veroordeeld op grond van Godslastering, de zwaarste zonde die Israël kent. Niet omdat Hij een Godslasteraar is. Maar omdat Kajafas Zijn getuigenis voor Godslastering hoüdt.

Dat de Messias komen zou, dat gelooft Kajafas wel. Maar dat deze Jezus de Messias is, daar wil hij niet aan. Een lijdende Messias kan niet de Zoon van God zijn.

Kajafas wil wel een Koning-Messias Die komt met kracht en heerlijkheid. Maar hij wil geen Priester-Messias, Die komt in diepe vernedering. Waarom niet? Omdat hij geen Priester nodig heeft om zijn schuld bij God te verzoenen. Daarom staat het getuigenis van de lijdende Christus, Die zegt Gods Zoon te zijn, voor Kajafas gelijk met Godslastering.

Zo keert een mens in zijn godsdienst alle verhoudingen óm. Want niet Jezus is een Godslasteraar, wij zijn Godslasteraars. We zijn er al mee begonnen in het paradijs. Daar hebben we de duivel geloofd en God' tot een leugenaar gemaakt. Daar hebben we Hem aangetast in Zijn eer, in Zijn Naam, in Zijn liefde. En sinds die dag is heel ons bestaan vijandschap tegen God. Laat ons Zijn banden verscheuren en-Zijn touwen van ons werpen! Of we goddeloos zijn of godsdienstig, maar we hebben onszelf liever dan de Heere. En dat is Godslastering, want zo missen we het doel waartoe de Heere ons geschapen heeft, dat we leven zouden tot Zijn eer.

Hebben we dat weieens gezien dat we Godslasteraar zijn? Nooit gevloekt, nooit valse eden afgelegd en toch Godslasteraars.

En naarmate de Heilige Geest ons dieper aan onszelf ontdekt komen er zonden boven waar we geen vermoeden van hadden. Komen er woorden, vloeken op in ons hart waar we van schrikken. Begint het vuur van vijandschap tegen de Heere soms feller te branden dan ooit tevoren. En dan wordt het de vraag: kan zo'n Godslasteraar als ik nog zalig worden?

Zo krijgen we meer en meer Hem nodig Die Zich als een Godslasteraar heeft laten veroordelen. En hoe slechter we van onszelf denken hoe beter we van Hem denken. Want dan wordt Hij zo dierbaar Die Zich om mijnentwil voor Gods gericht heeft gesteld en al de vloek op Zich geladen heeft. Die Zich als een Godslasteraar heeft laten veroordelen opdat Hij mij van het oordeel zou kunnen verlossen en bevrijden.

3) eenstemmige veroordeling

Wat Kajafas niet kan worden ontzegd is de kunst om een vergadering te leiden. Of moeten we zeggen: de kunst om de leden van de Hoge Raad te manipuleren?

Godslastering, heeft hij gezegd. En daar is maar één straf voor: de doodstraf. Hij is des doods schuldig, roepen ze in koor.

Vroeger heeft Kajafas beweerd dat het nuttig zou zijn dat deze ene Mens stierf, nu zegt hij dat het noodzakelijk is. Toen ging het om de rust onder het volk, nu gaat het om de eer van God. Toen was het uit angst voor de Romeinen, nu is het zogenaamd uit vrees voor de Goddelijke gerechtigheid.

Maar ondanks dat opkomen voor het recht van God wordt dat recht met voeten getreden. Want dat doodvonnis is bevooroordeeld, het stond van tevoren vast. En het is onwettig, want de aanklacht is niet eens nader onderzocht.

En toch is hier recht gesproken. Boven dat spreekkoor uit „des doods schuldig" horen we de stem van het Goddelijk recht: „des doods schuldig". Het is de bekrachtiging v-an het vonnis, uitgesproken over Adam in het paradijs: Ten dage als ge daarvan eet zult ge'de dood sterven. De bevestiging van het woord: de ziel die zondigt zal sterven.

Hij heeft nooit zonde gekend of gedaan en toch staat Hij daar voor Kajafas, beladen met alle schuld en met alle zonde. Wat Hij niet geroofd heeft moet Hij wedergeven. De zonden van Adam en zijn nageslacht, uw zonde, mijn zonde.

En wonder van eeuwige liefde... Hij aanvaardt dat. Hij zwijgt eronder. Als Hij het gewild had, had Hij alle rechters met één woord tegen de grond kunnen slaan. Maar Hij doet het niet, want Hij is gekomen om het oordeel des doods op Zich te nemen. Hier zien we de ontzaglijke werkelijkheid van wat Paulus later zal schrijven: God bevestigt Zijn liefde jegens ons dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren.

De grote vraag is: "aanvaardt u het, aanvaard ik het? Dat het recht zou zijn wanneer we als Godslasteraars moesten sterven? Wie zichzelf nog handhaaft zal het toch een keer moeten verliezen. En het Evangelie verkondigt ons: U kunt het oordeel des doods ontvlieden, want Hij heeft dat oordeel gedragen.

Kom tot Hem en zeg: Heere, ik ben het waard dat ik de eeuwige dood moet sterven, want ik heb Uw eer geroofd, Uw Naam gelasterd, Uw bloed vertrapt, Uw Geest smaadheid aangedaan. Dan wordt het zo'n wonder dat de Zoon van God voor zó iemand de dood is ingegaan. Dat Hij Zich als een leugenaar en Godslasteraar heeft laten veroordelen. Opdat leugenaars en Godslasteraars voor eeuwig van de straf zouden worden ontheven. Hij veroordeeld in het Zoonschap, opdat wij het kindschap zouden verkrijgen.

Dan ziet de Heere mij aan alsof ik Christus Zelf ben. Alsof ik nooit zonde gedaan heb. Wie zal dan beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? Welgelukzalig de mens wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is. Welgelukzalig de mens die de Heere de ongerechtigheid niet toerekent. Om Zijnentwil Die Zich tevoren voor het gericht gesteld en de vloek op Zich genomen heeft. Die van Godslasteraars Godlovers maakt. Daarom zal mijn mond en hart des Heeren lof verkondigen van nu aan tot in eeuwigheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

CHRISTUS VOOR DE HOGE RAAD

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's