Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BIJBELSTUDIES

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BIJBELSTUDIES

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De brief aan de gemeente van Efeze

Openb. 2:1-7.

(3)

Om jaloers op te zijn

Zoals wij reeds zagen zijn er in die gemeente van Efeze verschillende zaken, waarin Christus die gemeente prijzen kan. De kwaden hebben zij niet verdragen. En dan voegt Christus eraan toe: "En dat gij beproefd hebt degenen, die uitgeven, dat zij apostelen zijn, en zij zijn het niet; en hebt ze leugenaars bevonden" (vers 2b). Er waren in Efeze dwaalleraars, die het Evangelie wilden vermengen met heidense gedachten. Zij werden door de gemeente beproefd, dat wil zeggen dat zij getoetst werden aan het Woord des Heeren. Dat is nog steeds een goddelijke opdracht. Beproeft de geesten of zij uit God zijn! Men verwierp in Efeze die dwaalleraren.

In het derde vers voegt Christus er nog aan toe: "En gij hebt verdragen, en hebt geduld; en gij hebt om Mijns Naams wil gearbeid, en zijt niet moede geworden". Hier komt Christus terug op de lijdzaamheid, waar Hij al eerder over sprak. In Efeze hadden de christenen het niet gemakkelijk. Zij werden bespot, veracht en achteruitgezet. Zij moesten de smaad van Christus dragen. Maar men verdroeg dat alles met geduld. Wat zouden wij ervoor over hebben? In onze samenleving, die al meer met God heeft afgerekend, wordt het immers ook steeds moeilijker om te leven naar het Woord des Heeren. Wij moeten er maar op rekenen, dat het zich al meer zal toespitsen. Maar in Efeze droeg men de smaad van Christus met lijdzaamheid. Ja, ondanks alle spot en verachting volhardde men in het werk des Heeren. Men werd niet moede, dat wil zeggen dat men niet moedeloos ging neerzitten. Met trouw en ijver ging de gemeente voort in het werk des Heeren. Om jaloers op te worden! Zo was er veel te prijzen in Efeze. Er was ijver, trouw en volharding. Men bleef bij de zuivere leer. Men verdroeg alle spot en smaad. Als Christus een brief aan onze gemeente(n) stuurde, wat zou Hij dan moeten zeggen? Ik vrees dat Hij zou moeten zeggen: Ik weet uw lusteloosheid, uw ontrouw, uw ingezonkenheid, uw gebrek aan volharding. Zouden wij dan niet jaloers zijn op de gemeente van Efeze?

Maar er is ook een andere kant

Wij moeten ons voorstellen dat de zeven brieven in de betreffende gemeenten zijn voorgelezen. Toen de voorganger het eerste gedeelte van deze brief aan Efeze voorlas, zal de gemeente voldaan geknikt hebben. Maar dat veranderde al gauw. Want daar klonk het zo ernstig: "Maar Ik heb tegen u". O schrik! Christus heeft

iets tegen de gemeente. Wat dan? "Dat gij uw eerste liefde hebt verlaten" (vers 4).

Wat betekent dat? Toen de gemeente ongeveer veertig jaar tevoren door Paulus werd gesticht, brandde alles door de liefde. Men had de Heere hartelijk lief De liefde van Christus drong velen. Er was liefde tot de naaste. De gemeente was door de liefde bewogen met zoveel blinde heidenen in die grote wereldstad. Alles bloeide door de liefde. En die liefde was wederliefde. Wij hebben Hem lief, zo zegt Johannes, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. De vruchten van die liefde waren overal op te merken. En hoe was het nu, veertig jaar later? Uiterlijk was alles in orde. In het begin van de brief heeft Christus zaken genoemd, waarin Hij de gemeente prijzen kan. Maar Hij ziet verder. Hij ziet in de harten. En dan ziet Hij hoezeer de liefde kwijnt. De vlam van de liefde is aan het uitdoven. De warmte en de gloed van het begin is er niet meer. De eerste liefde is verlaten. En als de liefde uitdooft, dan kan alles uiterlijk nog mooi en rechtzinnig zijn, maar het hart klopt er niet meer in. Alles wordt hol en dor en leeg. Men gaat op in de vormen, maar het vuur van de liefde ontbreekt. "Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde verlaten hebt". Wat een ernstige waarschuwing.

Hoe is het met ons?

De waarschuwing van Christus heeft ons veel te zeggen. Hoe is het met de kerk in ons vaderland^ Hier hebben eenmaal de brandstapels gestaan, hier hebben de martelaren gezongen. Hier zijn tijdens de Reformatie velen tot God bekeerd. Hier heeft de Heere Zijn kerk uitgeleid uit het diensthuis van Rome. Dat was de tijd van de eerste liefde. En hoe is het nu, vier eeuwen later? Zouden wij niet moeten wenen? Nederland zinkt weg in het moderne heidendom. De kerk is een randverschijnsel geworden in onze moderne samenleving. Het grootste gedeelte van de kerk van Nederland wordt beheerst door de geest der dwaling, die zich openbaart in de moderne theologie, in de moderne Schriftkritiek, in het loslaten van de nonnen van Gods Woord. Dan geldt ook van Nederiand en van de kerk van Nederland: Gij hebt uw eerste liefde verlaten!

En hoe is liet met onze gemeenten'? Onder ons heeft de Heere Zijn vuuren haardsteden gehad. Er was waar­

achtig geestelijk leven. Er waren geloofsoefeningen. Er is de tijd van de eerste liefde geweest. En nu? Er is bedrijvigheid genoeg, net als in Efeze. Wij hebben deputaatschappen en stichtingen; wij bouwen kerken en scholen; wij komen op voor het gezag van de Schrift; wij waken over de zuiverheid van de leer. Maar waar is de liefde? Waar is de tere vreze des Heeren in gemeenten en kerkenraden? Waar zijn de geoefende kinderen des Heeren? Waar horen onze jongelui nog spreken over het werk Gods? Waar is het beslag van het Woord en de ambten? Gelukkig, er zijn nog kinderen Gods, er is nog Godsvreze, maar wordt het niet al schaarser? Het wordt onder alle uiterlijkheid en rechtzinnigheid zo hol, zo voos, zo leeg. Waar is de liefde? De Heere zegt: U hebt uw eerste liefde veriaten! En hoe is het met de plaatselijke gemeente waartoe wij behoren? Misschien hoort u wel tot een gemeente, waarin godvrezende dienaren des Woords hebben gediend, waarin veel kinderen des Heeren hebben geleefd. Waar vroeger gezelschappen waren, waarin de Heere werd grootgemaakt. Een gemeente, waarin geoefende kinderen Gods waren en ambtsdragers met onderscheidene kennis. Misschien kunt u ook wel van uw gemeente zeggen, dat daar de tijd geweest is van de eerste liefde. Hoe is het nu? Zijn er nog geoefende kinderen des Heeren? Is er nog de gemeenschap der heiligen? Mag het nog gehoord worden: Hoort wat mij God deed ondervinden, wat Hij gedaan heeft aan mijn geest? Is er nog de praktijk der godzaligheid?

Is er geen reden tot grote zorg?

Zeker, wij moeten ervoor waken het verleden te idealiseren. Ook vroeger bestond de kerk uit Adamskinderen en was het niet alles goud wat er blonk. Ook vroeger bestond er een onheilig twisten binnen de kerk. De kerkgeschiedenis kan het ons leren. En ook nu zijn er die de Heere vrezen. Wij mogen nooit zeggen, dat de Heere niet meer werkt. Soms merkt men dat werk op, ook bij jonge mensen. Maar zouden wij ons de vennaning van Christus niet ernstig ter harte moeten nemen: "Dit heb Ik tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten". Is het niet stil geworden als het gaat over het werk des Heeren? Gaat het doorbrekend werk van de Heilige Geest niet meer en meer ontbreken? Dringt de wereld niet al meer de kerk binnen en neemt de wereldgelijkvormigheid niet al grotere vormen aan? Er is reden tot zorg. Tot grote zorg. Maar nog klinkt de vermaning van de grote Ambtsdrager Dat wij die vermaning niet naast ons neer zouden leggen.

Zeist,

ds. J.J. v. Eckeveld.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1997

De Saambinder | 12 Pagina's

BIJBELSTUDIES

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1997

De Saambinder | 12 Pagina's