Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Openingswoord landelijke ambtsdragersconferentie op zaterdag 29 oktober 1988 in de ichthuskerk te amersfoort

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Openingswoord landelijke ambtsdragersconferentie op zaterdag 29 oktober 1988 in de ichthuskerk te amersfoort

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarde broeders,

Het is niet mijn bedoeling u vanmorgen een sombere gemoedsgesteldheid aan te praten, als ik vaststel dat we hier bijeen zijn na een week waarin opnieuw allerlei schrikwekkende dingen onze wereld teisterden. Het ging gelukkig nog allemaal langs of om ons heen. Wij zaten niet op de veerboot met 431 mensen die in het gebied waar de tyfoon Ruby woedde, verging. Nicaragua met een spoor van vernielingen door de orkaan Joan ligt op veilige afstand van ons bed. Terwijl Willemstad op Curacao onder water liep, bleven onze voeten droog. De vijf dagen oude baby die in Dordrecht uit het ziekenhuis werd ontvoerd was ons kind niet. Wij reden niet toevallig op de Amersfoortseweg bij Soesterberg toen een onbekende op auto’’s ging schieten en één automobilist dodelijk trof. Geen van onze kinderen zat op het cruiseschip dat voor de haven van Piraeus in aanvaring kwam en zonk. Evenmin zullen kinderen van ons betrokken zijn geweest bij de verschrikkelijke overlevingstocht per rubbervlot op de Ardêche in Frankrijk. Wel werden mensen in onze omgeving ziek. Wel zagen we vrienden en kennissen, dichtbij of wat verder weg, wegvallen en steeds sterker worden we ons bij het ouder worden bewust, dat ook wij opschuiven naar het moment waarop wij in de geschiedenis van deze wereld zullen worden bijgezet.

Zo gaat het week in week uit. Intussen draait de aarde door, met geboorte en dood, met de dreiging van een steeds sterker groeiende menselijke populatie op deze aarde. We kunnen ons zorgen maken over de toekomst van onze kinderen. In West-Europa (en in Nederland dus) worden we gemiddeld ouder dan vroeger. Nu al ziet men grote problemen rond de zorg voor bejaarden opdoemen en het zal straks een heel indringende vraag worden of het eigenlijk wel zo’’n zegen is om massaal oud te worden (en oud te zijn).

Zie volken zijn geacht als een druppel aan een emmer en als een stofje aan een weegschaal. Alle volken zijn als niets voor Hem, zij worden door Hem beschouwd als nietig en ijdel. Hij troont boven het rond der aarde, en haar bewoners zijn als sprinkhanen. Deze woorden uit Jesaja 40 komen bij een mens boven, als hij zich realiseert dat op aarde per minuut 150 mensen worden geboren. Op jaarbasis betekent dat een toename van de wereldbevolking met 80 miljoen.

Jaarlijks sterven natuurlijk ook miljoenen, maar het geboortecijfer overtreft ver de sterftecijfers. In het tempo waarin het nu gaat zal de wereldbevolking, die nu zo’’n 4,8 miljard beloopt, in het jaar 2000 naar schatting zijn opgelopen tot 6,1 miljard. Wereldbevolkingsdeskundigen houden het voor 2025 op 8 miljard en bij een nóg hogere graad van medisch kennen en kunnen, zal het jaar 2100 ruim 10 miljard zielen te zien geven. Dat alles dan onder het voorbehoud dat de aarde en haar inwoners in de tussenliggende jaren niet door één of andere calamiteit worden getroffen en dat de belofte van Christus’’ wederkomst nog niet is vervuld.

Wij en onze kinderen maken die fase van de wereldgeschiedenis mee, waarin van een explosieve bevolkingsgroei sprake is. Wie erover nadenkt gaat het duizelen. Wie zoekt naar de zin van een steeds voller wordende planeet in een mateloos groot heelal, loopt in zijn denken vast. Wie tot zich laat doordringen dat de groeiende cijfers voor dit moment nog enigszins worden afgeremd doordat jaarlijks miljoenen kinderen kort na hun verschijnen, wegens een tekort aan voorzieningen voor hun primaire levensbehoeften, gedoemd zijn weer te verdwijnen, vraagt zich vertwijfeld af hoe dit inpasbaar is in Gods bedoeling met mens en wereld. Als buiten de aangehaalde woorden ook niet de verzen 27-31 in Jesaja 40 stonden, zou een mens in zijn denken doldraaien. En zelfs na lezing van deze en andere bijbelwoorden, waaruit de aandacht van de Here God voor het reilen en zeilen van de enkele mens onder miljoenen mag worden afgeleid, blijft er toch nog veel te vragen over.

Als christenen proberen wij de ontwikkelingen te zien in het licht van wat de bijbel over de geschiedenis van mens en wereld zegt. En ook dan blijft een groot stuk van het raadsel van de geschiedenis onopgelost. Veel vragen blijven hier zonder antwoord. Miljarden mensen als in één grote mierenhoop krioelend en tegelijk elk mens individueel uniek als schepsel Gods, het lijkt een ongerijmdheid. Alle mensen staande in een relatie van persoonlijke verantwoordelijkheid tegenover God, maar miljoenen gedoemd te sterven nog vóór enig besef van God in hen is ontwaakt. Here God, wat mag van dit alles toch Uw bedoeling zijn? Het is een vraag waarmee de nadenkende christen eindeloos kan rondtobben. Wel zal die vraag doortrokken zijn van het besef dat de gebrokenheid en de absurditeit van allerlei dingen in deze wereld teruggaan op onze afkeer van God aan het begin van onze geschiedenis, waardoor wij niet alleen in ons eigen leven maar in alle aardse leven disharmonie hebben opgeroepen. Binnen het christelijk geloof en met name binnen de termen waarin wij dat geloof belijden en beleven, spitsen schuldbesef en zondekennis zich sterk toe op onze persoonlijke verdorvenheid en onze dagelijkse tekortkomingen en misdragingen. En dat niet ten onrechte, maar een sterker besef dat door onze val ook in de schepping veel dingen uit balans zijn geraakt, zou ons spreken en denken over schuld en zonde een diepere dimensie kunnen geven. Het zou kunnen helpen om de valse en hardnekkige tegenstelling tussen wat wij aan begrippen als horizontaliteit en verticaliteit in leven hebben geroepen, op te heffen. Belijdenis van schuld tegenover God zal als het goed is tegelijk (mede-)lijden met en aan deze wereld zijn. Zeker nu wij weten en geloven dat deze wereld door Christus’’ kruis en opstanding in beginsel is verlost.

Daarom is het goed, ja zelfs een eis, elkaar in de gemeente van Christus aan te sporen tot veel gebed voor deze wereld. Tegen de achtergrond van een beangstigend snelle groei van de wereldbevolking hebben wij de Here God te bidden om wijsheid en inzicht voor politici, economen en bevolkingsexperts, opdat er evenwicht moge zijn tussen de menselijke populatie en de toepasbare technologische mogelijkheden in deze wereld. Laat ons de Here ook gedurig en vurig vragen of Hij door zijn Geest de geesten van verwaten politici en verblinde ideologen, die in het gedrang van de volkeren ter verkrijging van een betere materiële positie zullen proberen op de competitie-drift en de agressie van de minder bedeelden in te spelen, in bedwang te houden. Laten wij de Here God in bewogenheid en met aandrang vooral vragen of de Heilige Geest in een steeds voller wordende wereld ruimte mag scheppen voor de doorwerking van het Evangelie der verzoening en bidden wij om die geestelijke instelling en opstelling van Christus’’ gemeente, waarvan op de wereld een tot jaloersheid wekkende voorbeeldwerking kan uitgaan.

Tenslotte zullen wij er rekening mee houden dat de grote bevolkingsgroei er een teken van zou kunnen zijn dat de geschiedenis van deze wereld in snel tempo op haar afronding toegaat, in de zin waarin Gods Woord daarover spreekt. Moge uit ons persoonlijk leven en dat van alle ware gelovigen te zamen blijken dat wij ook metterdaad naar Zijn belofte een nieuwe hemel en een nieuwe aarde verwachten, verlangend naar die gerechtigheid, die miljoenen op aarde minder een fictie zou toeschijnen wanneer het doen en laten van Christus’’ gemeente in deze wereld er méér door gestempeld zou zijn.

Hoe is het gesteld met ons getuigenis tegenover onze ongelovige en onkerkelijke buren, kennissen en vrienden? En hoe met onze blijken van toewijding en belangstelling voor mensen aan wie zich het lijden van deze tegenwoordige tijd op bijzondere wijze meedeelt?

Want het Woord van God bevat aanwijzingen dat in de dag der dagen, waarop wij als kerk met de miljarden van alle eeuwen voor de troon van het Lam zullen staan om te worden geoordeeld, aan onze verantwoordelijkheid op dit punt niet zal worden voorbijgegaan. Here, ontferm U over deze wereld en over ons en over onze kinderen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1988

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

Openingswoord landelijke ambtsdragersconferentie op zaterdag 29 oktober 1988 in de ichthuskerk te amersfoort

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1988

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's