Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ambten en de ambtsdragers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ambten en de ambtsdragers

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Stonden we de vorige keer stil bij de ambtsdragers en hun verkiezing en herverkiezing bij periodieke aftreding, in dit deel zal eerst worden ingegaan op de werkbelasting van de ambtsdragers. Vervolgens zal de onderlinge verhouding binnen de kerkenraad aan de orde komen en zal op de taak van de ouderlingen worden ingegaan.

Werkbelasting

Het valt voor vele broeders niet mee om, naast de zorg voor het dagelijkse werk en voor jonge broeders soms ook nog de zorg voor een opgroeiend gezin, het ambtelijke werk naar behoren te verrichten. Bij het vele dat op hen afkomt, is het niet altijd eenvoudig een goede afweging te maken tussen het ambtelijke werk en alle andere zaken die de aandacht vragen. Bij die afweging kunnen een aantal aandachtspunten worden betrokken.

1. Dat het om een ambt gaat. Niet om het bestuurslidmaatschap van een vereniging. Als het goed is, is er de roeping van Gods gemeente en mitsdien van God Zelf.

2. Dat het om een ambt gaat, moet ook in het gezin van de ambtsdrager leven. Vader moet niet zo spreken over het ambt alsof het altijd een last is en zo veel tijd en energie vraagt. Laat ook maar eens blijken dat het een liefdedienst is. Als daar iets van in het gezin wordt afgedrukt, zal de ambtsdrager daar zelf ook nut van hebben.

3. Dat het gezin op de eerste plaats komt. Dat mogen we niet verwaarlozen. Zeker niet als er opgroeiende kinderen zijn. Als kinderen vader gaan zien als kostganger die zo nu en dan eens aan tafel aanschuift, is er iets niet in orde.

4. Dat we niet onmisbaar zijn. We moeten niet denken dat het niet goed gaat als wij bepaald werk niet doen. Natuurlijk hebben we onze verantwoordelijkheid. Maar de Heere heeft ons helemaal niet nodig. Het is een verwaardiging om in het ambt te dienen. Dat besef maakt klein en bescheiden.

5. Dat we dingen ook aan anderen moeten kunnen overlaten. We zijn zo graag belangrijk en we worden zo graag belangrijk gevonden. We willen allemaal baasje zijn. Toch: als we alles gedaan hebben wat we moesten doen, zijn we nog maar onnutte dienstknechten.

6. Dat we ook praktisch moeten blijven. Afhankelijk van de situatie zou er naar moeten worden gestreefd dat een ambtsdrager en zeker de jongere ambtsdrager niet meer dan twee avonden in de week met ambtelijk werk bezig is.

De kerkenraad en de onderlinge verhoudingen

Om de onderscheiden taken van ouderlingen en diakenen steeds in het oog te houden is het aan te bevelen periodiek de pastorale brieven in het Nieuwe Testament daarop na te lezen. De predikant heeft in de eerste plaats de taak om te onderwijzen. Hij is geen superouderling, die voor alle karretjes gespannen kan worden. Het opzicht berust bij de ouderling. Opzicht over de kudde, opzicht over de dienaar van het goddelijke Woord. Het ambt van de barmhartigheid behoort bij de diakenen. Naar gereformeerd kerkrecht behoren diaconale zaken tot de eindverantwoordelijkheid van de brede kerkenraad. Dat sluit afzonderlijke diaconievergaderingen niet uit, maar vraagt wel een goede verslaglegging en verantwoording naar de kerkenraad van de in de diaconievergadering besproken zaken. Waarover in de brede kerkenraad (ouderlingen en diakenen) in ieder geval gesproken moet worden als het om diaconale zaken gaat, is het beleid van de diaconie en uitkeringen die van het gangbare beleid afwijken. Uiteraard vindt eens per jaar financiële verantwoording van de diaconie plaats aan de kerkenraad en summiere verantwoording aan de ledenvergadering. Wanneer in een gemeente zowel een brede als een smalle kerkenraad functioneren, is het gewenst dat de diakenen op een adequate wijze worden geïnformeerd over de zaken die op de smalle kerkenraad zijn besproken. Dat kan middels het aan de orde stellen van het verslag van de smalle kerkenraadsvergadering. Voorkomen moet worden dat er een sfeer van wantrouwen gaat ontstaan door onvoldoende informatie over en weer uit te wisselen.

Over de vraag wanneer het nog gewenst is dat er in een gemeente een brede en een smalle kerkenraad is, is geen eenduidig antwoord te geven. Historische overwegingen kunnen in dit opzicht mede bepalend zijn. In een gemeente van enige honderden zielen zal die noodzaak niet zo groot zijn en is het met het oog op de onderlinge verhoudingen meer gewenst dat ouderlingen en diakenen samen optrekken om laatstgenoemden niet het gevoel te geven dat enige leden (want het aantal ouderlingen zal in die gemeente niet zo groot zijn) buiten hen om de dienst uitmaken.

Met het oog op de collegialiteit (de kerkenraad is een college van broeders van hetzelfde huis met een van Godswege aan hen toevertrouwde opdracht) is het niet gewenst dat teveel bevoegdheden bij één persoon terechtkomen. Het gebeurt nog wel eens dat een scriba alle touwtjes in handen heeft. Nu zal niemand iets ten nadele willen zeggen van een ijverige scriba, maar met het oog op de continuïteit en de collegialiteit kan daarin toch een gevaar schuilen. Het verdelen van taken over de broeders met daarbij afspraken over de noodzakelijke informatieuitwisseling is van groot belang. Duidelijk zal zijn dat we hiermee niet het waardevolle van een coördinerende scriba ter discussie willen stellen! In een gemeente met een predikant komen de problemen vaak bij laatstgenoemde terecht. Het is zaak dat de predikant daarover wel contact onderhoudt met de kerkenraad. Hij is niet een alleenheerser. Het kan wel gebeuren dat een gemeentelid aan een predikant zeer persoonlijke dingen vertelt om bijvoorbeeld zijn geweten te ontlasten. In die gevallen kan het gebeuren dat de predikant die wetenschap meeneemt in zijn graf. In de vertrouwelijkheid van het studeerkamergesprek moet de betrokkene ervan op aan kunnen dat wat hij vertelt ook binnenskamers blijft. Indien dat niet kan en de kerkenraad, dan wel voorlopig misschien de wijkouderling moet worden ingelicht, zal daarover met de betrokkene gesproken moeten worden.

De ouderlingen

In de Heilige Schrift worden de volgende benamingen gebruikt voor de ouderlingen: opzieners van de kudde, huisverzorgers Gods, voorstanders, voorgangers, herders van de gemeente.

De taak van de ouderlingen kan op grond van artikel 23 DKO worden samengevat in drie punten:

1. de regering en de tucht. De regering gaat over de stoffelijke en geestelijke goederen van de gemeente. Het beheer over de kerkelijke goederen moet geschieden door de brede kerkenraad (ouderlingen en diakenen)

2. het opzicht over de medeambtsdragers. Dit toezicht gaat over de predikant, over de medebroeders, over de diakenen en over de gemeente.

i. het huisbezoek. Het preeklezen behoort niet tot de dienst of het ambt van ouderling, al is in de praktijk de regel ontstaan dat ouderlingen preeklezen bij afwezigheid van de predi­ kant. We komen daarop afzonderlijk terug. nog

Het is hier wellicht de plaats om te wijzen op nog een ander aspect dat in het bijzonder aan het ouderlingenambt is verbonden, namelijk het gebed in de consistorie vóór de dienst des Woords. Waarschijnlijk is dit gebed ontstaan ten tijde van de Afscheiding van 1834. Door de dreigende invallen van politie en militairen gevoelde men toen de behoefte zich eerst in gebed te verenigen en de Heere te bidden dat de kerkdienst een ongestoord en rustig verloop zou hebben. Het consistoriegebed is niet nodig om de kerkdienst tot een eigenlijke dienst des Woords te maken. De dienst vangt aan als kerkenraad en gemeente samenkomen. Maar voordat de dienst aanvangt, doet de dienstdoende ouderling, die optreedt namens de gehele kerkenraad - die de kerkdienst belegt en daarvoor de verantwoordelijkheid draagt - het consistoriegebed en brengt de predikant in naam van de kerkenraad naar de kansel.

Het consistoriegebed is een ambtelijk gebed met een bijzonder karakter in verband met de kerkdienst, namelijk om hulp en bijstand voor de dienaar des Woords, om de werking van Gods Geest in de gemeente en om een ongehinderd verloop van de dienst. Dat hoeft echt geen vijf minuten te duren. Het moet een kort gebed zijn en geen gebed voor de 'nood aller christenheid'. Het laatste gebed wordt door de dienaar des Woords op de kansel gebeden. Het kan een gevoel van frustratie geven bij de voorganger (predikant of ouderling) als alle zieken enz. in het consistoriegebed al aan de orde zijn gesteld.

Er zijn geen overwegende bezwaren tegen het bij uitzondering doen van het consistoriegebed door een diaken. De dienst des Woords is immers dan nog niet begonnen. Het naar de kansel brengen van de predikant of van de ouderling die een preek gaat lezen, behoort tot de taak van de ouderling.

(wordt vervolgd)

Capelle aan den IJssel,

ds. W. Silfhout

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 januari 2005

De Saambinder | 12 Pagina's

De ambten en de ambtsdragers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 januari 2005

De Saambinder | 12 Pagina's