Rouwverwerking en het kerkhof
Een ingezonden stuk in het Nederlands Dagblad trof mij. Er was in die krant geschreven over het snel ruimen van kindergraven. Een lezeres, mevrouw Grabijn-van Putten uit Den Haag, reageerde op dat bericht. Zij schrijft dat haar man en zij het twee keer hebben meegemaakt dat hun pasgeboren zoontje zeer kort na de geboorte is overleden, met alle verdrie t en verwarring van dien.
Ze vertelt dat ze jaren later de beide kinderen wilden herbegraven. Dat kon echter niet meer. De graven waren geruimd zonder dat zij daarvan in kennis waren gesteld. Nu heeft het echtpaar een graf gekocht, waarop het een steen geplaatst heeft met de namen en de geboorte- en overlijdensdata van de twee jongens.
Op gedenkdagen gaan ze daar naartoe. Ze hadden gedacht dat die steen zou helpen bij het verwerken van hun verdriet. Dat blijkt echter niet zo te zijn. Staande bij de steen, zo schrijft mevrouw, realiseert ze zich dat wat er nog rest van de beide kinderen, niet in dat graf is gelegd. De ouders weten niet waar die resten gebleven zijn. Daarom helpt de steen op het graf hen niet bij de verwerking van het verdriet.
Vooropgesteld zij, dat wat hier aan de orde komt een uiterst teer en heel persoonlijk onderwerp is. Ieder die rouwt, verwerkt het verdriet op eigen wijze. Mensen moeten elkaar de ruimte laten om op een eigen manier hun rouw te verwerken. Daarom zal ik op bovenstaand bericht niet verder ingaan. Het is al verdrietig genoeg wanneer men het sterven van geliefden, vooral van echtgenoot, echtgenote of kinderen, moet verwerken.
Het komt mij voor dat daarvoor geen (pastorale) regels te geven zijn. Wel mogen we zeggen dat een luisterend (pastoraal) oor iets van een weldaad kan hebben. Toch biedt dat niet meer dan verlichting voor een ogenblik. Wel kan het helpen en ook leerzaam zijn om met anderen die hetzelfde hebben doorgemaakt of doormaken, te spreken. Inderdaad kunnen we van elkaar leren; niet door elkaar iets voor te schrijven, maar door met elkaar de verwerking van het verdriet te delen. En vooral door elkaar te mogen vertellen welke plaats de Heere God in onze rouwverwerking inneemt. Ik ga daar nu niet dieper op in, al lijkt het mij goed daarop in het gesprek met lezers nog eens terug te komen.
Bezoek
Naar aanleiding van het bericht waarmee ik begon, voelde ik me gedrongen om expliciet te schrijven over de vraag of een (regelmatig) bezoek aan het kerkhof om stil te staan (in de meest letterlijke zin van het woord) bij de dood van een geliefde ons kan helpen bij de rouwverwerking.
Er zijn geen regels voor. Die moeten ook niet gegeven worden. Ieder verwerkt rouw op zijn of haar eigen wijze. De rouwverwerking hangt immers sterk samen met de band die iemand met de overledene heeft gehad. Zoals een huwelijk een eigen stijl heeft, zo geldt dat ook voor rouwverwerking. Het is deze mijn partner met wie ik (langer of korter) samengeleefd heb, die ik verloren heb. Zoals niemand in het huwelijk van een ander moet willen komen, zo ook niet in het verwerken van het verlies van de partner. Het kan wel goed zijn om over de overledene met een vriend, broeder of zuster, naar bloed of geest, te praten. Doch ook dan blijft er een grote ruimte, waarop je samen hebt geleefd en waarin je alleen bent overgebleven.
Niets voorschrijven
In vroeger jaren heb ik altijd gedacht: ik zal niet vaak een bezoek brengen aan het graf van mijn geliefde. Je vindt daar niets. Je staat of loopt op de (om het ouderwets te zeggen) dodenakker. Het is beter om vooruit te zien naar de dag van de opstanding. Dan worden de graven geopend. Zij die in Christus ontslapen zijn, ontvangen dan het nieuwe lichaam, aan dat van Christus gelijkvormig (Filippensen 3:21). Laten wij daarnaar uitzien.
Intussen ben ik toch wat van gedachten veranderd. Niet als zou de verwachting van de wederopstanding bij Christus' komst een andere plaats in mijn denken en geloven hebben gekregen. In de spiritualiteit van een christen zal de verwachting van wat Paulus hierboven beschreef een grote plaats innemen. Dat vooruitzicht kan het verdriet over de lege plaats temperen. Je moet (en mag) bij dat verlies niet stil blijven staan. Je mag omhoog zien; en dat is ook vooruitzien.
En dan toch een bezoek aan het graf van de geliefde, en dat niet eens in de zoveel tijd, maar met een zekere regelmaat?
Er zijn mensen die niet de gelegenheid hebben om het graf van hun overleden geliefde te bezoeken - door lichamelijke ongemakken, een groter geworden afstand door verhuizing of om welke reden dan ook is dat niet mogelijk.
Maar voor hen voor wie dit niet geldt? Wat zou je zoeken bij een graf? Het antwoord daarop deed mij vroeger zeggen: je vindt er niets.
Dat is de ervaring van ieder die een geliefde door de dood heeft verloren. Het graf moge dan wel niet leeg zijn, het is wel toegesloten. De steen, in welke vorm dan ook, markeert de scheiding tussen dood en leven. Met nadruk zeg ik dat. Elk bezoek aan het graf versterkt die scheidslijn. Zul je ergens het verschil tussen dood en leven beleven, dan is dat op het kerkhof.
En toch kom ik er; zelfs zeer regelmatig. Niet om er te zoeken wat ik weet dat ik er niet vinden zal. De grens tussen dood en leven is voor de achtergeblevenen onherroepelijk. De kloof is onoverbrugbaar.
En toch ga ik er heen. Ik heb ondervonden dat in mijn leven het bezoek aan het graf van mijn vrouw een plaats heeft in mijn rouwverwerking. Zoals je allerlei ervaringen uit het leven weer doormaakt en het verlies daarmee verwerkt, zo is haar graf de concentratie van kostbare herinneringen.
Preek
Op haar steen staat als eerste regel: Zij leeft bij God. Ik kan moeilijk onder woorden brengen hoe krachtig dit getuigenis van het leven met God juist op het kerkhof tot mij komt. De steen, die de bezegeling van de dood is, predikt zo het leven, voor eeuwig. Dat doet mij goed. Daarom verlaat ik het graf nooit zonder een ogenblik in stilte, biddend en lofprijzend omhoog gezien te hebben naar Gods troon en de heerlijkheid daaromheen!
Drie graven verder is het graf van professor Van Genderen, niet alleen jarenlang mijn collega, maar ook een broeder en echte vriend. Ook bij zijn graf sta ik stil. Daar lees ik: Hoe zalig is het volk dat U de lofzang zingt.
Dikwijls verlaat ik met alle smart in het hart, toch getroost het kerkhof. Een bezoek daar doet me meer dan ik ooit had kunnen denken. Intussen besef ik dat deze column er anders uit zou kunnen zien als ik die, indien nog in leven, over vijf jaar zou schrijven. Dit is een momentopname!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 oktober 2005
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 oktober 2005
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's